ECLI:NL:RBMNE:2022:680

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 februari 2022
Publicatiedatum
24 februari 2022
Zaaknummer
21/3653
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een Ziektewet-uitkering en de opgelegde maatregel van 25%

In deze zaak heeft eiseres, die tot 1 september 2019 als medewerkster catering events werkte, zich ziek gemeld na een overplaatsing. Na haar ontslag op 19 augustus 2019 heeft zij geprobeerd dit te intrekken, maar het Uwv heeft haar Ziektewet-uitkering per 31 augustus 2019 stopgezet. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van het Uwv, dat een maatregel van 50% van het uitkeringsbedrag had opgelegd. De rechtbank heeft eerder het beroep van eiseres gegrond verklaard en het Uwv opgedragen een nieuwe beslissing te nemen. In het bestreden besluit heeft het Uwv opnieuw een maatregel van 50% opgelegd, maar de rechtbank oordeelt dat het Uwv onvoldoende heeft gemotiveerd waarom deze maatregel passend is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ontslagname van eiseres als een benadelingshandeling moet worden aangemerkt, maar dat deze niet in overwegende mate aan haar kan worden verweten. De rechtbank heeft zelf in de zaak voorzien en een maatregel van 25% van het uitkeringsbedrag opgelegd, met inachtneming van de psychische toestand van eiseres tijdens haar ontslagname. De rechtbank heeft het Uwv ook veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht en de proceskosten van eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 21/3653

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. J. van Andel),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (het Uwv), verweerder
(gemachtigde: mr. F.A.M. Delfgaauw).

Inleiding

Eiseres heeft tot 1 september 2019 als medewerkster catering events gewerkt voor [bedrijf] (ex-werkgever). Zij had sinds 10 september 2018 een contract voor onbepaalde tijd. Zij heeft zich na een overplaatsing naar een andere locatie op 1 augustus 2019 ziek gemeld in verband met psychische klachten.
Op 15 augustus 2019 heeft eiseres een gesprek met haar manager [naam] gevoerd waarin zij heeft aangegeven haar arbeidscontract op te willen zeggen. Zij heeft haar ontslag op 19 augustus 2019 in een e-mailbericht aan [naam] bevestigd.
[naam] heeft eiseres op 21 augustus 2019 in reactie op dit e-mailbericht voorgesteld om tot 30 augustus 2019 vakantie-uren en ADV te schrijven zodat ze niet meer aan het werk hoefde. [naam] heeft eiseres erop gewezen dat ze geen aanspraak op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) kan maken omdat ze zelf de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd en haar gevraagd of ze hiermee akkoord is.
In een e-mailbericht van 22 augustus 2019 heeft eiseres hierop gereageerd dat de e-mail duidelijk is en dat ze ermee akkoord gaat. Op 11 september 2019 heeft eiseres een e-mailbericht aan [naam] gestuurd dat ze haar ontslag wil intrekken. Ze schrijft dat ze zich op het moment van het nemen van het ontslag in een zodanige gemoedstoestand bevond waarin ze niet redelijk kon nadenken en dat ze zich onder druk gezet voelde. [naam] heeft daarop gereageerd dat dat helaas niet mogelijk is.
Bij besluit van 4 december 2019 heeft het Uwv beslist dat eiseres per 31 augustus geen uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) meer krijgt omdat eiseres heeft aangegeven niet lange gebruik te willen maken van deze uitkering.
Bij besluit van 13 februari 2020 heeft het Uwv het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Tegen deze uitspraak heeft eiseres vervolgens beroep ingesteld.
De rechtbank heeft in de uitspraak van 3 mei 2021 [1] het beroep van eiseres gegrond verklaard en het besluit van 13 februari 2020 vernietigd. Het Uwv moet van de rechtbank een nieuwe beslissing op bezwaar nemen met inachtneming van de uitspraak.
8. In het besluit van 16 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft het Uwv een nieuwe beslissing op bezwaar genomen. In dit besluit heeft het Uwv aan eiseres een ZW-uitkering toegekend met een maatregel van 50% van het uitkeringsbedrag voor de volledige duur van de ZW-uitkering.
9. Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
10. Het onderzoek op de zitting heeft op 9 februari 2022 plaatsgevonden met behulp van een beeldverbinding. Eiseres is in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Het Uwv heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

De uitspraak van de rechtbank van 3 mei 2021
11. De rechtbank heeft geoordeeld dat het ontslag van eiseres is aan te merken als een benadelingshandeling. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het Uwv onvoldoende onderzoek gedaan naar de vraag of de benadelingshandeling in overwegende aan eiseres kan worden verweten. De rechtbank heeft de beslissing op bezwaar vernietigd en het Uwv opgedragen om een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen met inachtneming van de uitspraak. Bij dit (medische) onderzoek moet het Uwv rekening houden met de psychische toestand van eiseres tijdens de ontslagname en met de zorgplicht die op de ex-werkgever rust.
Beoordelingskader
12. In artikel 45, eerste lid, onder j, van de ZW staat, voor zover van belang, dat het Uwv het ziekengeld geheel of gedeeltelijk, tijdelijk of blijvend weigert indien de verzekerde door zijn doen en laten het Uitvoeringsfonds voor de overheid benadeelt of zou kunnen benadelen. Volgens het tweede lid van dit artikel wordt een maatregel als bedoeld in het eerste lid afgestemd op de ernst van de gedraging en de mate waarin de verzekerde de gedraging verweten kan worden. Van het opleggen van een maatregel wordt in elk geval afgezien, indien elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. In het zesde lid van dit artikel staat dat bij algemene maatregel van bestuur nadere regels worden gesteld met betrekking tot het eerste en het tweede lid.
13. Artikel 2, eerste lid, van het Maatregelbesluit socialezekerheidswetten bepaalt dat de hoogte en de duur van een, op grond van de ZW, op te leggen maatregel (met dien verstande dat de hoogte van de maatregel ten minste € 25,- bedraagt) wordt vastgesteld op:
(…)
c. 25% van het uitkeringsbedrag, met een mogelijkheid van afwijking tot ten minste 15% of ten hoogste 100% van het uitkeringsbedrag, gedurende ten minste vier maanden bij verplichtingen uit de derde categorie, bedoeld in de artikelen 5 en 6 van dit besluit;
d. een blijvend gehele weigering van de uitkering bij verplichtingen uit de vierde categorie, bedoeld in artikel 7, tenzij het niet nakomen van de verplichting de belanghebbende niet in overwegende mate kan worden verweten, in welk geval onderdeel c van toepassing is;
(…).
14. Op grond van artikel 7 van het Maatregelbesluit worden de verplichtingen op grond van de ZW ingedeeld in de vierde categorie voor zover zij betrekking hebben op:
a. het zich zodanig gedragen dat de belanghebbende door zijn doen en laten het Uitvoeringsfonds voor de overheid niet benadeelt of zou kunnen benadelen, bedoeld in artikel 45, eerste lid, onderdeel j, van de ZW.
Het bestreden besluit
15. Het Uwv stelt zich in het bestreden besluit op het standpunt dat de ontslagname van eiseres moet worden aangemerkt als een benadelingshandeling die niet in overwegende mate aan eiseres kan worden verweten. Dat heeft tot gevolg dat eiseres alsnog in aanmerking komt voor een ZW-uitkering met een maatregel van 50% van het uitkeringsbedrag. De ZW-uitkering wordt met terugwerkende kracht dus niet volledig, maar slechts voor de helft geweigerd.
Het geschil
16. Het Uwv handhaaft in beroep zijn standpunt dat een maatregel van 50% van het uitkeringsbedrag aan eiseres moet worden opgelegd. Eiseres voert aan dat het Uwv – ook na de uitspraak van de rechtbank – nog onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar haar psychische toestand tijdens haar ontslagname. Volgens eiseres was zij tijdens haar ontslagname niet in staat om de gevolgen van haar handelen te overzien. Daarnaast heeft haar ex-werkgever eiseres niet gewezen op de consequenties van de ontslagname voor eiseres, haar ex-werkgever heeft niet voldaan aan de op hem rustende zorgplicht. Deze omstandigheden heeft het Uwv niet meegenomen in het bestreden besluit. Eiseres realiseert zich dat zij niet volledig vrijuit gaat, maar vindt in het licht van deze feiten en omstandigheden een maatregel van 5%, maar hooguit 15%, voor de duur van vier maanden afdoende.
Beoordeling rechtbank
17. In het bestreden besluit staat dat de ontslagname van eiseres niet in overwegende mate aan eiseres kan worden verweten. Artikel 2, eerste lid, onder c, van het Maatregelbesluit is dan van toepassing. Volgens dit artikel is het uitgangspunt dat de hoogte van de maatregel in die situatie 25% van het uitkeringsbedrag is. Van dit uitgangspunt kan afgeweken worden met een aanvullende motivering tot een maatregel van ten minste 15% en ten hoogste 100% van het uitkeringsbedrag. De maatregel wordt gedurende ten minste vier maanden opgelegd.
18. De rechtbank stelt allereerst vast dat het Uwv in het bestreden besluit niet heeft toegelicht waarom hij een maatregel van 50% van het uitkeringsbedrag aan eiseres oplegt. Aan het bestreden besluit ligt ook geen rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten grondslag. Het rapport van 31 oktober 2021, dat het Uwv bij het verweerschrift heeft overgelegd, is opgesteld na het bestreden besluit. Het Uwv heeft in het bestreden besluit dus niet onderbouwd waarom hij een maatregel van 50% van het uitkeringsbedrag passend vindt. Dat had wel op zijn weg gelegen, zeker omdat het uitgangspunt is dat als een benadelingshandeling niet in overwegende mate aan iemand kan worden verweten, een maatregel van 25 % van het uitkeringsbedrag wordt opgelegd. Het bestreden besluit is om deze reden onvoldoende gemotiveerd. De beroepsgrond slaagt en de rechtbank vernietigt het bestreden besluit.
19. De rechtbank komt tot de conclusie dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit niet in stand kunnen blijven, omdat het Uwv ook in beroep onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een maatregel van 50% van het uitkeringsbedrag passend is. Het Uwv heeft in het verweerschrift en op de zitting toegelicht dat er geen medische redenen zijn om aan te nemen dat de ontslagname verschoonbaar is. Het Uwv verwijst hiervoor naar het bij het verweerschrift overgelegde rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 31 oktober 2021. Het Uwv heeft verder toegelicht dat de verwachting al was dat uit medisch onderzoek zou blijken dat de benadelingshandeling in overwegende mate aan eiseres zou zijn te wijten. Daarom heeft het Uwv er voor gekozen om dat medische onderzoek niet bij het bestreden besluit uit te laten voeren en uit coulance een maatregel van 50% van het uitkeringsbedrag op te leggen.
20. De rechtbank merkt op dat dit standpunt van het Uwv niet overeenkomt met wat er in het bestreden besluit staat: daarin staat dat de ontslagname eiseres juist niet in overwegende mate kan worden verweten. Het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 31 oktober 2021 kan bovendien de conclusie niet dragen dat het ontslag eiseres in overwegende mate kan worden verweten. In dat rapport gaat de verzekeringsarts bezwaar en beroep opnieuw en uitsluitend in op de vraag of elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt bij de ontslagname van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep beantwoordt in het rapport van 31 oktober 2021 alleen de vraag of de ontslagname volledig verschoonbaar is. Daarmee is zij alleen ingegaan op de vraag of elke vorm van verwijtbaarheid ontbreekt. Deze vraag is alleen van belang bij het beoordelen van de benadelingshandeling. De rechtbank heeft in de uitspraak van 3 mei 2021 al geoordeeld dat daar sprake van is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep is niet ingegaan op de vraag of, ondanks de conclusie dat eiseres een verwijt kan worden gemaakt van haar ontslagname, de ontslagname ook in overwegende mate aan haar kan worden verweten.
Hoe gaat de zaak nu verder?
21. De rechtbank ziet geen reden om het Uwv nogmaals in de gelegenheid te stellen om te motiveren wat de hoogte is van de maatregel die aan eiseres moet worden opgelegd. Het Uwv heeft deze gelegenheid al gehad na de vorige uitspraak van de rechtbank. De rechtbank zal daarom zelf in de zaak voorzien door de hoogte vast te stellen van de maatregel die aan eiseres wordt opgelegd. De rechtbank vindt dat zij voldoende informatie heeft om die beslissing te nemen. Dat legt zij hierna uit.
22. De rechtbank ziet geen reden om van het uitgangspunt dat een maatregel van 25% van het uitkeringsbedrag wordt opgelegd af te wijken en vindt een maatregel van 25% van het uitkeringsbedrag passend in dit geval. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
23. Op basis van de e-mail van eiseres van 19 augustus 2019 en de andere informatie in het dossier, waaronder informatie van behandelaars, vindt de rechtbank het aannemelijk dat eiseres overspannen was op het moment dat zij haar ontslag indiende. Ook blijkt dat eiseres andere psychische klachten had op dat moment. Voor haar psychische klachten is eiseres enkele maanden na haar ontslagname ook behandeld. Op grond van deze omstandigheden ziet de rechtbank geen reden om een hogere maatregel op te leggen dan 25% van het uitkeringsbedrag.
24. De rechtbank vindt dat er ook geen aanleiding bestaat om een lagere maatregel op te leggen vanwege het handelen van de ex-werkgever van eiseres tijdens en voorafgaand aan haar ontslagname. In de reactie op de e-mail van eiseres van 19 augustus 2019 heeft [naam] eiseres gewezen op de gevolgen die de ontslagname heeft op een mogelijke WW-uitkering voor eiseres. Eiseres heeft op 22 augustus 2019 aan [naam] laten weten dat zij de e-mail duidelijk vond en dat zij akkoord ging met de verdere afhandeling van haar ontslagname. Het standpunt van eiseres dat de maatregel moet worden gematigd omdat zij door [naam] telefonisch onder druk is gezet om haar ontslagname zo snel mogelijk af te handelen, is niet onderbouwd met objectiveerbare en controleerbare gegevens zoals bijvoorbeeld e-mailverkeer of WhatsAppverkeer. Dat is wel nodig, want de rechtbank was niet aanwezig bij dat gesprek en de ex-werkgever ontkent dat zij eiseres onder druk heeft gezet om ontslag te nemen.
25. De rechtbank voorziet dus zelf in de zaak door aan eiseres een maatregel van 25% van het uitkeringsbedrag op te leggen. Deze maatregel geldt voor de gehele periode dat eiseres recht heeft op de ZW-uitkering. Eiseres heeft onvoldoende omstandigheden aangevoerd die een maatregel voor een kortere duur rechtvaardigen. De rechtbank bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit.
Griffierecht en proceskosten
26. Omdat het beroep gegrond is, moet het Uwv aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden.
27. Ook moet het Uwv de proceskosten die eiseres in beroep heeft gemaakt vergoeden. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 759,-, bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.508,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt het Uwv op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het Uwv in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.508,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Moed, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken op 23 februari 2022 en zal openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.