Uitspraak
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
2.
[procesdeelnemer IV],
[procesdeelnemer VI]
2.De verdere beoordeling
leakage(vordering IV tegen [procesdeelnemer VI] en vordering II tegen [procesdeelnemer III] c.s.);
Ontvanger/ […]). Hieronder volgt een citaat uit dit arrest.
[…] / […]).
leakagein de zin van artikel 4.3 sub c van de koopovereenkomst aandelen (de
share purchase agreement,hierna: de SPA), waarvoor [procesdeelnemer V] op grond van de artikelen 1.6 en 5.2 van de SPA een vergoeding aan [procesdeelnemer I] moet betalen. Voor zover de vordering ook was ingesteld namens [procesdeelnemer II] , heeft de rechtbank in het deelvonnis aangekondigd dat deze zou worden afgewezen.
leakagebepaling van de SPA het onttrokken bedrag weer aan [procesdeelnemer I] te vergoeden. Het gaat dus over de eerste categorie uit het arrest Ontvanger/ […] (zie 2.5). Zoals vermeld, heeft de Hoge Raad in dit arrest bepaald dat de bestuurder van de vennootschap persoonlijk aansprakelijk kan zijn wanneer deze bij het namens de vennootschap aangaan van verbintenissen wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat de vennootschap niet aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de als gevolg daarvan optredende schade.
leakagebepaling niet zou kunnen nakomen en geen verhaal zou bieden voor de schade. Dat zou anders kunnen zijn als [procesdeelnemer VI] en [procesdeelnemer III] c.s. wisten of hadden moeten begrijpen dat [procesdeelnemer I] de bepaling over de vaststelling van de definitieve koopsom anders uitlegt dan zij en dat de uitleg die zij daar zelf aan geven evident onjuist is. Daar zou dan nog bij moeten komen dat [procesdeelnemer VI] en [procesdeelnemer III] c.s. hadden moeten begrijpen dat als de definitieve koopsom zou worden berekend conform de uitleg die [procesdeelnemer I] aan de genoemde bepaling gaf, er geen extra geld meer aan [procesdeelnemer V] zou worden betaald. Dat kan de rechtbank allemaal niet vaststellen, omdat hierover onvoldoende is gesteld en gebleken. Onder de hiervoor genoemde omstandigheden valt [procesdeelnemer VI] en [procesdeelnemer III] c.s in hun hoedanigheid van indirect bestuurders van [procesdeelnemer II] ook geen ernstig verwijt te maken zoals is bedoeld in artikel 2:9 BW (in combinatie met artikel 2:11 BW).
leakageis gericht tegen [procesdeelnemer VI] en [procesdeelnemer III] c.s., zal deze dus worden afgewezen.
"Partijen spreken echter niet voorshands af op welke wijze - als Huawei tot executie overgaat - de betaling aan Huawei moet worden voldaan. Daar mogen ze ieder een eigen mening over hebben"(zie 2.13 van het vonnis van 6 juli 2022). Als [procesdeelnemer I] als schuldeiser bij het sluiten van de overeenkomst zelf al weet dan wel redelijkerwijze moet begrijpen dat [procesdeelnemer V] niet (meteen) aan haar verplichting uit die overeenkomst zal (kunnen) voldoen, dan kan zij de bestuurders van [procesdeelnemer V] op dit vlak daar vervolgens geen verwijt van maken.
leakage, de belastingschuld en de dividenduitkering. Twee van deze vorderingen zijn (al in het deelvonnis) toegewezen. De kosten die [procesdeelnemer I] c.s. voor het leggen van het beslag heeft gemaakt, komen daarom voor vergoeding in aanmerking. Uit de genoemde beslagstukken maakt de rechtbank op dat deze kosten € 1.572,74 bedragen en het griffierecht dat de rechtbank Overijssel in rekening heeft gebracht bedraagt € 639,-. [procesdeelnemer V] zal daarom worden veroordeeld om € 2.211,74 aan [procesdeelnemer I] c.s. te voldoen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 16 januari 2021, de datum van dagvaarding. Hiertegen heeft [procesdeelnemer V] geen afzonderlijk verweer gevoerd. Tegenover [procesdeelnemer VI] zal de vordering worden afgewezen.
€ 13.997,00(3,5 punten x tarief € 3.999,-)
€ 7.998,00(2 punten x tarief € 3.999,-)