ECLI:NL:RBMNE:2022:6415

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 december 2022
Publicatiedatum
12 mei 2023
Zaaknummer
22/2680
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de geldigheidsduur van een gehandicaptenparkeerkaart in het bestuursrecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van eiseres tegen de geldigheidsduur van haar gehandicaptenparkeerkaart beoordeeld. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum, dat haar een parkeerkaart had verleend voor de duur van 18 maanden, terwijl zij meende recht te hebben op een geldigheid van vijf jaar. De rechtbank behandelt de zaak op 22 november 2022, waarbij eiseres werd bijgestaan door haar broer.

De rechtbank stelt vast dat het college zijn besluit heeft gebaseerd op medisch advies van Argonaut, dat adviseerde om de parkeerkaart voor 18 maanden te verlenen. Dit advies was gebaseerd op de fysieke en psychische klachten van eiseres, waaronder een angststoornis. De rechtbank concludeert dat er geen aanwijzingen zijn dat het advies onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eiseres had het recht om haar medische gegevens te blokkeren, maar had deze wel aan de hoorcommissie verstrekt, waardoor het advies onderdeel van de gedingstukken werd.

De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid mocht verwachten dat eiseres de parkeerkaart korter nodig zou hebben dan vijf jaar, gezien de medische adviezen. De rechtbank benadrukt dat de aanvraag voor een parkeerkaart en de mogelijkheid voor een vaste parkeerplaats twee verschillende zaken zijn. Eiseres heeft geen recht op een parkeerkaart voor vijf jaar en het beroep wordt ongegrond verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, en mr. M.E.C. Bakker, griffier, op 7 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2680

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum(het college)
(gemachtigde: E. Diepenbroek).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de geldigheidsduur van de aan haar toegekende gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder. Het college heeft deze parkeerkaart bij het besluit van 1 juli 2021 verleend voor de duur van 18 maanden. Eiseres vindt dat de parkeerkaart geldig zou moeten zijn voor de duur van vijf jaar en daarom heeft zij bezwaar gemaakt.
Met het bestreden besluit van 26 april 2022 op het bezwaar van eiseres is het college bij zijn eerdere besluit gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 22 november 2022 op de zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college. Eiseres werd bijgestaan door haar broer [broer] .

Beoordeling door de rechtbank

Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres recht heeft op een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder. De vraag die in deze procedure centraal staat is of het college die parkeerkaart voor de duur van 18 maanden mocht toekennen in plaats van voor vijf jaar.
De rechtbank oordeelt dat het college dat mocht doen en dat het beroep van eiseres ongegrond is. Zij zal hierna uitleggen waarom.
3. Artikel 51 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer bepaalt hoe lang een gehandicaptenparkeerkaart geldig is. In de relevante leden van dat artikel staat het volgende:
“1 Behoudens het tweede en het derde lid is een gehandicaptenparkeerkaart geldig voor de duur van vijf achtereenvolgende jaren, gerekend vanaf de dag van afgifte.
2 Indien redelijke grond bestaat voor de verwachting dat de termijn gedurende welke de gehandicapte in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerkaart, korter zal zijn dan vijf jaren, beperkt het gezag dat bevoegd is tot de afgifte van gehandicaptenparkeerkaarten, de geldigheidsduur tot die termijn.”
4. Het college heeft zijn besluit om aan eiseres een parkeerkaart voor 18 maanden te verlenen, gebaseerd op medisch onderzoek door Argonaut. Dat moet ook in dit soort zaken, omdat het college geen medische kennis heeft. [1] In zijn advies van 29 juni 2021 heeft de arts van Argonaut geadviseerd om de parkeerkaart aan eiseres af te geven voor de duur van 18 maanden. Er zijn fysieke klachten, waarvoor eisers is doorverwezen naar medische specialistisch onderzoek. De meeste beperkingen lijkt zij echter te ondervinden van een angststoornis. Behandeling is tot op heden niet effectief gebleken, deze wordt geïntensiveerd. Verbetering is volgens de arts mogelijk, maar valt niet op korte termijn te verwachten.
5. In bezwaar heeft Argonaut per mail opnieuw een advies uitgebracht. Eiseres heeft gebruik gemaakt van haar blokkeringsrecht, zodat het medisch advies niet aan het college bekend kon worden gemaakt. Zij heeft dit advies echter wel via haar telefoon aan de hoorcommissie toegestuurd. Het advies is daarmee onderdeel van de gedingstukken geworden, maar is helaas niet helemaal goed leesbaar. Duidelijk is echter wel dat in het advies staat vermeld dat er geen reden is om de duur van de parkeerkaart te herzien. Eiseres heeft lichamelijke beperkingen die nader onderzocht moeten worden. Er is nog geen diagnose gesteld. Er is ook behandeling voor de psychische klachten. Het doel van de behandeling is dat de klachten eiseres minder belemmeren. Het is de verwachting dat binnen een jaar verbetering kan optreden. Argonaut heeft bij dit advies een brief van 31 december 2021 van de behandelaars van eiseres van de GGZ betrokken.
6. Het college kan zijn besluitvorming in beginsel baseren op het advies van een deskundige, zoals in dit geval Argonaut, behalve als dat advies onzorgvuldig tot stand is gekomen, onjuistheden bevat of niet deugdelijk is gemotiveerd. Dit is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter in dit soort zaken, de Centrale Raad van Beroep (CRvB). [2]
7. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat de twee adviezen van Argonaut niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Dat eiseres het niet eens is met de uitkomst van die adviezen, maakt de onderzoeken en de adviezen op zichzelf niet onzorgvuldig. In het eerste advies heeft de arts over de angststoornis van eiseres gezegd dat de situatie - zij het niet op korte termijn - nog zou kunnen verbeteren. Dit is zijn medische conclusie en die wordt niet door een andere arts weerlegd.
8. Eiseres heeft gelijk dat de brief van 31 december 2021 van haar behandelaars van de GGZ, waarover in het tweede advies wordt gesproken, vooral gaat over de ptss-klachten waarvoor zij behandeld wordt. De diagnose angststoornis blijft volgens deze brief bestaan. In de brief staat echter niet dat de klachten van eiseres in verband met die angststoornis – in afwijking van het eerste advies van Argonaut van 29 juni 2021- niet kunnen verminderen. Eiseres stelt zelf dat de klachten niet zullen verminderen en wijst erop dat de klachten al langdurig aanwezig zijn, maar dat is niet genoeg om de medische conclusie van Argonaut in het eerste advies opzij te schuiven. Dat een klacht al geruime tijd aanwezig is, betekent namelijk niet dat de situatie nooit meer verbetert.
9. Dat de arts van Argonaut heeft gezegd dat er voor wat betreft de angststoornis op korte termijn geen verbetering te verwachten valt, is – anders dan eiseres stelt – geen tegenstrijdigheid in zijn advies ten aanzien van de duur waarvoor de parkeerkaart zou moeten worden toegewezen. De arts heeft namelijk geadviseerd om eiseres een parkeerkaart voor de duur van 18 maanden te verlenen, wat op zichzelf geen korte periode is.
10. Voor zover eiseres wijst op haar toenemende fysieke klachten, overweegt de rechtbank dat gekeken moet worden naar het moment waarop het bestreden besluit is genomen. Er was toen nog geen diagnose gesteld en het onderzoek naar de fysieke klachten was nog in volle gang. Dat er nu meer duidelijkheid is over de oorzaak van deze klachten, kan een rol spelen bij een eventueel verzoek om verlenging van de parkeerkaart, maar heeft niet tot gevolg dat de huidige parkeerkaart voor een langere periode verstrekt had moeten worden. Dit geldt ook voor de toenemende psychische klachten. Eiseres heeft gesteld dat zij inmiddels wordt behandeld door een traumacentrum. Dit kan een rol spelen bij een verzoek om verlenging van de parkeerkaart, maar heeft geen invloed op deze procedure.
11. Eiseres heeft in haar beroepschrift toegelicht dat als zij een parkeerkaart voor de duur van vijf jaar zou krijgen, zij in aanmerking kan komen voor een vaste parkeerplaats bij haar woning. Tijdens de zitting heeft eiseres daaraan toegevoegd dat zij het oneerlijk vindt dat een buurman van haar zo’n vaste parkeerplaats wel heeft, terwijl hij daar in haar ogen geen recht op heeft. Dit maakt haar boos en zij vindt dat het college hier meer op zou moeten monitoren.
12. De aanvraag om een parkeerkaart en de kennelijk daarmee samenhangende mogelijkheid om een vaste parkeerplaats bij huis te krijgen zijn echter twee verschillende dingen. Dat een buurman ten onrechte zo’n parkeerplaats heeft verkregen, staat - daargelaten of dat waar is - ook los van deze procedure. Het gaat nu alleen om de vraag of het college op het moment dat op het bezwaar werd beslist, op basis van de medische adviezen, in redelijkheid mocht verwachten dat eiseres de parkeerkaart korter nodig zou hebben dan vijf jaar. Zoals hiervoor is toegelicht mocht dat. Dat neemt niet weg dat bij een eventuele aanvraag om verlenging van de parkeerkaart opnieuw naar alle voorwaarden zal moeten worden gekeken, waarbij zal worden uitgegaan van de situatie zoals die op dat moment is. Het is aan eiseres zelf om op tijd een verzoek om verlenging van de parkeerkaart te doen.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres op basis van deze aanvraag niet in aanmerking komt voor een parkeerkaart voor de duur van vijf jaar. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H Lange, rechter, in aanwezigheid van mr. M.E.C. Bakker, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 7 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie artikel 2, eerste lid, van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 29 juni 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1573