8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de aan verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Jeugdstrafrecht
Verdachte was ten tijde van het plegen van het bewezen verklaarde feit negentien jaar oud en dus meerderjarig. Uitgangspunt is dat op een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig is, het volwassenenstrafrecht wordt toegepast, tenzij de rechtbank in bijzondere omstandigheden aanleiding ziet daarvan af te wijken en op grond van artikel 77c van het Wetboek van Strafrecht de bepalingen van het jeugdstrafrecht toe te passen. Hiertoe kan de rechtbank beslissen op grond van de persoon van de verdachte of de omstandigheden waaronder het feit is begaan.
Uit de psychiatrische rapportage van 12 april 2022, opgemaakt door N.W. Verstappen, arts en psychiater in opleiding en C.A.M. van der Meijs, psychiater, volgt dat wordt geadviseerd het minderjarigenstrafrecht toe te passen. Verdachte heeft een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand en is in zijn kindertijd niet behandeld voor een deel van de psychiatrische stoornissen (ADHD) die een rol spelen in het tenlastegelegde. Tevens heeft hij in zijn adolescentie, tijdens zijn verblijf in Spanje, grotendeels buiten de maatschappij geleefd. Er zijn mogelijkheden voor pedagogische beïnvloeding, aldus de psychiaters.
Uit de psychologische rapportage van 13 april 2022, opgemaakt door P.M.A. van Oss, GZ-psycholoog, blijkt dat aan de hand van de “Wegingslijst adolescentenstrafrecht” indicaties aanwezig zijn voor toepassing van het jeugdstrafrecht, met name op het gebied van het cluster handelingsgerichte vaardigheden. Ondanks een bovengemiddelde intelligentie kan verdachte de risico’s van zijn gedrag moeilijk inschatten. Onder invloed van de ADHD-problematiek handelt hij zonder nadenken. Hij maakt weliswaar in contact een sociaal vaardige indruk, maar op sociaal-emotioneel gebied is er sprake van een achterstand, die zichtbaar wordt in een sterke beïnvloedbaarheid en afhankelijkheid van externe ondersteuning. Een pedagogische en groepsgerichte aanpak is niet strikt noodzakelijk, maar draagt wel bij aan een positief functioneren van verdachte, getuige zijn verbeterde functioneren in Spanje. Bovendien heeft hij nog steeds de wens en de intellectuele capaciteiten om een schoolopleiding af te ronden. Er zijn ook contra-indicaties aanwezig in de zin van jarenlange gedragsproblemen, de ongespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken en de aantrekkingskracht die uit lijkt te gaan van het rand-criminele circuit, al heeft verdachte wel het voornemen om daar afstand van te nemen. Op basis van de weging van deze (contra) indicaties, wordt, onder andere vanwege de sociaal-emotionele problematiek van verdachte, de voorkeur gegeven aan toepassing van het jeugdstrafrecht boven het volwassenstrafrecht, aldus de GZ-psycholoog.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aansluiting zoeken bij de officier van justitie en de verdediging en ten aanzien van verdachte het jeugdstrafrecht toepassen.
Ernst en aard van de feiten
In de middag van 11 november 2021 had mevrouw [slachtoffer] , de bewoonster van het huis aan de [adres] in [plaats 2] , een afspraak met haar computerdocent, die al geruime tijd bij haar thuis kwam om computerles te geven. Wat mevrouw [slachtoffer] niet wist, was dat deze computerdocent op een eerder moment door iemand was benaderd met de vraag of hij een geschikte plek wist om een overval te plegen, waarop hij de naam en het adres van mevrouw [slachtoffer] had genoemd. Deze twee medeverdachten hebben gezamenlijk een plan gemaakt voor de overval, maar voor de feitelijke uitvoering ervan hebben zij twee andere personen benaderd, onder wie verdachte. In de dagen voor de overval hebben zij in het kader van voorverkenningen allen contact gehad met elkaar, waarbij onder meer is gesproken over het kopen van ducttape, om dat indien nodig te kunnen gebruiken, en waarbij een medeverdachte een plattegrond van de woning heeft getekend en heeft aangegeven waar de waardevolle spullen lagen. Verdachte is met een andere (uitvoerende) medeverdachte in het zwart gekleed en met zijn gelaat bedekt, op 11 november 2021 op het afgesproken tijdstip naar de woning van mevrouw [slachtoffer] gegaan. Zij hebben mevrouw [slachtoffer] bij de voordeur overrompeld, zijn haar huis binnengedrongen en hebben haar in de keuken op een stoel gedwongen. Verdachte heeft haar daaraan vastgebonden met ducttape. De medeverdachte is direct begonnen met het doorzoeken van het huis, terwijl verdachte bij mevrouw [slachtoffer] is gebleven. De medeverdachte die de buit, bestaande uit onder meer dure sieraden en bankpasjes, heeft vergaard, heeft het huis na korte tijd verlaten. Een van de medeverdachten zat in zijn auto vlakbij de woning op hem te wachten, waarna zij ervandoor zijn gegaan. Verdachte is bij mevrouw [slachtoffer] gebleven, zodat zij haar bankpasjes niet kon blokkeren. Toen verdachte nog bij het slachtoffer was, hebben de andere medeverdachten in Utrecht getracht het geld op de bankrekening van mevrouw [slachtoffer] om te zetten in cryptovaluta. Terwijl mevrouw [slachtoffer] nog altijd in haar eigen woning werd vastgehouden door verdachte, heeft zij de mogelijkheid gezien naar het toilet te gaan, een telefoon mee te smokkelen en de politie te bellen. Toen verdachte dit ontdekte, is ook hij gevlucht. Verdachte heeft zich een aantal dagen daarna op het politiebureau gemeld. De medeverdachten zijn de dag na de overval c.q. twee weken na het bewezenverklaarde aangehouden.
Het is onduidelijk gebleven wat er met de buit, en dan met name met de sieraden, is gebeurd. Diezelfde avond is de buit verstopt in, maar ook weer opgehaald uit, de tuin van een familielid van een van de medeverdachten in Leersum. Op enig moment is bij twee medeverdachten het gevoel ontstaan dat zij gevolgd werden, waarna zij langs de weg telkens delen van de buit hebben weggegooid, aldus een van hen. Feit is dat slechts één horloge is teruggevonden.
Door aldus te handelen heeft verdachte veel leed en verdriet veroorzaakt bij mevrouw [slachtoffer] , hetgeen onder meer blijkt uit de verklaring die in het kader van het spreekrecht naar voren is gebracht en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding. De ervaring leert dat slachtoffers van ernstige delicten als de onderhavige, de woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving, nog lange tijd de nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De rechtbank heeft ter terechtzitting vernomen dat de gebeurtenissen tot op de dag van vandaag hevige emoties bij mevrouw [slachtoffer] oproepen en nog steeds van grote invloed zijn op haar leven, mede omdat verdachte degene was die haar met ducttape aan haar stoel vastbond. Anderzijds heeft mevrouw [slachtoffer] het ook als ‘dubbel’ ervaren dat verdachte het gesprek met haar is aangegaan en hij zich, zeker in vergelijking met de andere medeverdachte, ‘vriendelijk’ heeft opgesteld. Niettemin, verdachte en zijn medeverdachten hebben in het geheel niet stilgestaan bij het persoonlijke leed dat zij hierdoor bij het slachtoffer hebben teweeggebracht en hebben hun persoonlijke en financiële belangen vooropgesteld. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Verdachte heeft laten zien dat hij geen enkel respect heeft voor andermans goederen en eigendommen en voor de lichamelijke integriteit van anderen. De rechtbank acht dit alles zeer ernstig en vindt het bovendien zorgelijk dat verdachte, die nog jong is, zich aan een dergelijk feit schuldig heeft gemaakt. Hij is pas kort voor het bewezenverklaarde benaderd door jongens die hij niet kende en heeft zich geconformeerd aan het plan. Dat alles kennelijk enkel en alleen om er zelf financieel op vooruit te gaan.
De rechtbank rekent verdachte voorts aan dat dergelijke feiten doorgaans grote onrust in de gemeenschap veroorzaken en bovendien een grote inbreuk vormen op het gevoel van veiligheid van de (buurt)bewoners. Immers, een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen. De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met het gewelddadige karakter van deze feiten, waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt en in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg worden gebracht.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een verdachte betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 20 januari 2022. Daaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld wegens soortgelijke feiten.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van:
- de rapportage van SAVE Midden-Nederland van 3 januari 2022, opgemaakt door R. van de Graaf;
- de psychiatrische rapportage van 12 april 2022, opgemaakt door N.W. Verstappen, arts en psychiater in opleiding en C.A.M. van der Meijs, psychiater;
- de psychologische rapportage van 13 april 2022, opgemaakt door P.M.A. van Oss, GZ-psycholoog;
- de rapportage van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 3 juni 2022, opgemaakt door B. Westra;
- het e-mailbericht van 5 juni 2022 van N.W Verstappen, arts in opleiding tot medisch specialist (psychiatrie), inhoudende antwoorden op de door de verdediging gestelde vragen ten aanzien van de in de psychiatrische rapportage van 12 april 2022 geadviseerde voorwaardelijke PIJ-maatregel.
De rapportage van SAVE Midden-Nederland van 3 januari 2022
Uit de rapportage komt naar voren dat verdachte een in de kern beschadigde jongen is, met een belast verleden. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig tot hoog. De rode draad in de gedragsproblemen is externaliserend gedrag in de vorm van liegen, stelen, het niet accepteren van gezag, toenemende agressie, schoolverzuim, blowen, grens- en normoverschrijdend gedrag en zelfbepalend gedrag. Daarnaast is sprake van het ontbreken van reflectie en probleeminzicht en onvoldoende motivatie om mee te werken aan behandeling. Gezien het gebrek aan motivatie voor behandeling, de hardnekkige coping van vluchten en vermijden en de resultaten van de ingezette hulpverlening tot nu toe, waarbij niet tot de kern van zijn problematiek lijkt te zijn gekomen, denkt SAVE dat mogelijk een behandeling in een forensische setting geïndiceerd is. Verdachte kan zich dan niet onttrekken aan behandeling en de behandeling kan tot de kern komen, aldus de rapporteur.
De psychiatrische rapportage van 12 april 2022
Uit de psychiatrische rapportage volgt dat bij verdachte sprake is van ADHD, een oppositionele-opstandige gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met histrionische, borderline, narcistische en antisociale (cluster B) trekken. Tevens is er sprake van een sociaal-emotionele ontwikkelingsachterstand. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde waren deze psychische aandoeningen aanwezig. De symptomen van ADHD (ondoordacht en impulsief gedrag, prikkelhonger), persoonlijkheidsproblematiek (geen adviezen aannemen, zichzelf stoer voordoen, beperkt empathisch vermogen) en ontwikkelingsachterstand (consequenties niet overzien) speelden een rol in het betrokken raken bij het tenlastegelegde. Geadviseerd wordt om verdachte de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Wat betreft het juridisch kader heeft de psychiater aangegeven dat een gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) ontoereikend zal zijn om de benodigde randvoorwaarden te scheppen qua duur. Een voorwaardelijk strafdeel met bijzondere voorwaarden als alternatief juridisch kader brengt een groter risico op onttrekking aan voorwaarden met zich mee. Daarnaast zal een eventuele omzetting van het strafdeel absoluut niet bijdragend zijn voor een gunstige ontwikkeling van verdachte. Behandeling van persoonlijkheidsproblematiek vereist een langdurig en voorspelbaar traject. Derhalve wordt geadviseerd om bovenstaand traject te laten plaatsvinden in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
De psychologische rapportage van 13 april 2022
Uit voornoemde psychologische rapportage volgt dat bij verdachte sprake is van een andere
gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met antisociale, borderline, narcistische trekken en van ADHD van het overwegend impulsieve/hyperactieve type. Het wordt aannemelijk geacht dat verdachtes betrokkenheid bij het tenlastegelegde voor een groot deel verklaard kan worden uit de gediagnosticeerde persoonlijkheidsstoornis en ADHD-problematiek. Zijn impulsiviteit, de beïnvloedbaarheid, tekortschietende coping en zwakke gewetensfunctie lijken een rol hebben gespeeld, in de zin dat verdachte zich op impulsieve wijze heeft laten leiden door zijn behoeften, zonder rekening te houden met de gevolgen en risico’s voor anderen en/of voor zichzelf. Zijn gevoeligheid voor spanning, waardering en status en de sterke egocentrische gerichtheid op directe behoefte bevrediging lijken hierbij een centrale rol gespeeld te hebben. Op grond van de beschreven doorwerking van de stoornissen van verdachte in het tenlastegelegde wordt geadviseerd hem dit in verminderde mate toe te rekenen.
Om recidive te voorkomen wordt behandeling van verdachte noodzakelijk geacht, gericht op de ontwikkeling van zijn impulscontrole, gewetensfunctie en een positieve identiteit. Gezien de problematiek gaat de voorkeur uit naar een gestructureerde, forensische setting, met behandelexpertise en consultatiemogelijkheden op het gebied van psychiatrische en persoonlijkheidsproblematiek bij adolescenten. De behandeling zou geboden kunnen worden als een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel, maar dit lijkt verdachte nog te veel ruimte te bieden om zich te onttrekken. Een GBM biedt een wat steviger kader en stok achter de deur, maar als belangrijk nadeel hiervan wordt gezien dat het overtreden van de voorwaarden resulteert in detentie en niet tot voortzetting van de behandeling. Het PIJ-
kader biedt wel mogelijkheden om voortzetting van de noodzakelijk behandeling te borgen. Op basis van de wegingslijst PIJ-indicatie wordt ingeschat dat het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel vanuit gedragsdeskundig perspectief de meeste garantie biedt voor een succesvolle behandeling en het terugdringen van recidivegevaar en daarmee het best denkbare alternatief lijkt voor beïnvloeding.
Het reclasseringsadvies van 3 juni 2022
Gezien de ernst van de strafbare feiten, de lange hulpverleningsgeschiedenis van verdachte en de inschatting van de risico’s op herhaling van delictgedrag onderschrijft de reclassering in voornoemd advies de stelling van de psychiater en GZ-psycholoog, inhoudende dat een forse stok achter de deur noodzakelijk is. Verdachte kan dan vooruit worden geholpen en gaan werken aan het verkrijgen van zelfinzicht, het (leren) nemen van verantwoordelijkheid voor zijn keuzes en het accepteren van hulpverlening in dit proces. Hierbij bestaat de verwachting dat hiervoor de tijd genomen moet worden en er sprake zal moeten zijn van een flinke externe motivatie om verdachte goed op gang te kunnen krijgen/te houden en tot een goede samenwerking te kunnen komen. Deze motivatie wordt naar de mening van de reclassering het best vorm gegeven in het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel.
Naar aanleiding van het advies van de psychiater en GZ-psycholoog tot oplegging van een voorwaardelijke PIJ-maatregel heeft de raadsman bij e-mailbericht van 3 juni 2022 aangegeven een deugdelijke onderbouwing te missen voor de inzet van de voorwaardelijke PIJ-maatregel, onder meer gelet op het feit dat verdachte zichzelf heeft gemeld alsmede zijn proceshouding en zijn bereidheid tot medewerking aan hulpverlening en behandeling. Hij heeft verzocht tot het oproepen van de psycholoog en psychiater voor de inhoudelijke behandeling dan wel tot het ontvangen van een schriftelijke toelichting.
Uit het e-mailbericht van 5 juni 2022 van N.W. Verstappen, arts en psychiater in opleiding, mede opgesteld namens P.M.A. van Oss, GZ-psycholoog, blijkt het volgende:
“
De door de verdediging genoemde factoren zijn tijdens het opstellen van de rapporten in overweging genomen. Het patroon in de hulpverleningsgeschiedenis van betrokkene was echter zwaarwegend in het advies voor een voorwaardelijke PIJ.”
“
Achteraf kan gesteld worden dat betrokkene jarenlang stelselmatig is overschat in zijn vaardigheden en daardoor onderhandeld (de rechtbank begrijpt: onderbehandeld). Dat hij nu, in detentie, wel gecommitteerd is aan behandeling is naar de mening van onderzoekers illustratief. Immers betrokkene blijkt binnen strikte kaders wel in staat om te profiteren van behandeling, maar bij lossere kaders verliest hij al snel de opgedane vaardigheden. Hij is namelijk sterk beïnvloedbaar door anderen en gaat bij onvoldoende externe structuur prikkelzoekend en impulsief gedrag vertonen. Er zijn geen redenen om aan te nemen dat dit door de huidige periode in detentie is veranderd. De verdediging geeft aan dat betrokkene zichzelf heeft gemeld en zich nu coöperatief opstelt. Onderzoekers twijfelen niet aan zijn intentie en huidige inzichten. Echter dient te worden opgemerkt dat hij zichzelf bij politie heeft gemeld op aandringen van zijn pleegmoeder. Hij heeft aangegeven dat hij haar benaderde omdat zij hem kan aanzetten tot de juiste handelingen. Tevens vertelt hij dat hij betrokken raakte bij het tenlastegelegde onder invloed van anderen. Dit is tekenend voor de mate van beïnvloedbaarheid door derden zowel in positieve als negatieve zin. In combinatie met zijn gebrekkige impulscontrole is het een gegeven dat betrokkene zijn intenties niet kan vasthouden binnen lossere kaders.”
“
Bij andere minder striktere kaders dan een voorwaardelijke PIJ zou betrokkene weten dat hij elk moment kan worden “weggestuurd” (voorwaardelijk strafdeel) dan wel dat de periode van zijn verblijf toch binnen afzienbare termijn eindigt (GBM). Betrokkene kampt met forse hechtingsproblematiek en vertelt zelf dat het lang duurde voor hij het contact echt aanging in Spanje. Hij benadrukt het belang van duurzame relaties met mensen die hebben bewezen dat ze voor hem gaan. De voorwaardelijke PIJ geeft in deze de meeste zekerheid aan betrokkene om de hulpverleningsrelatie aan te durven gaan en tot daadwerkelijke doorbreking van patronen te komen.”
“
Concluderend zijn onderzoekers van mening dat betrokkene, ondanks zijn oprechte intenties, zonder een langer durend stringent extern kader niet in staat is om zichzelf langdurig te committeren aan een behandeltraject. De aanname dat hij dit wel zal kunnen volhouden wanneer de teugels iets gevierd worden is eerder gemaakt en eindigde telkens in een mislukking. Betrokkene nu de gelegenheid bieden om zich te bewijzen binnen een te licht juridisch kader zal ertoe leiden dat hij voortijdig een behandeltraject afbreekt zonder dat het recidiverisico is verminderd.”
De rechtbank neemt de conclusies van de psycholoog en psychiater over en volgt deze adviezen over de vraag of en in hoeverre het tenlastegelegde aan verdachte kan worden toegerekend. De rechtbank zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen ten aanzien van de bewezen verklaarde feiten.
De op te leggen maatregel en straf
PIJ-maatregel
Om de door de officier van justitie gevorderde PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s van het Wetboek van Strafrecht worden genoemd. Ten eerste moet verdachte een gebrekkige ontwikkeling of stoornis hebben. Ten tweede moet het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd een misdrijf zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld of het feit moet behoren tot één van de misdrijven omschreven in onder andere artikel 285 van het Wetboek van Strafrecht. Ten derde moet de PIJ-maatregel volgens de wet noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Als laatste moet de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van verdachte zijn.
Gelet op de misdrijven waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt en de conclusies van de gedragskundige rapportages over verdachte, is aan deze voorwaarden voldaan. Bij verdachte is immers vastgesteld dat ten tijde van het plegen van de strafbare feiten sprake was van ADHD, een oppositionele-opstandige gedragsstoornis en een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met histrionische, borderline, narcistische en antisociale (cluster B) trekken. Daarnaast worden de misdrijven waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt bedreigd met een strafmaximum van vier jaren of meer. Er is een matige tot hoge kans is dat verdachte opnieuw delinquent (gewelddadig) gedrag zal vertonen en de PIJ-maatregel is in het belang van de ontwikkeling van verdachte, aldus de bevindingen van de deskundigen.
Nu aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is voldaan, en met inachtneming van de hiervoor besproken adviezen van de psychiater en psycholoog, zal de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte opleggen met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De rechtbank zal een proeftijd van twee jaren verbinden aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel opgelegd wordt ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Derhalve kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, zoals bedoeld in artikel 77t, derde lid van het Wetboek van Strafrecht. In het geval dat een betrokkene na afloop van die maximale termijn van zeven jaar en na terugplaatsing niet uitbehandeld is, en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting van de PIJ-maatregel in TBS eist, voorziet het bepaalde in artikel 77tc van het Wetboek van Strafrecht in omzetting in die maatregel.
Toezicht
De rechtbank zal Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering de opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft strafbare feiten gepleegd die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van
personen. De deskundigen hebben de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen
ingeschat op matig tot hoog. De rechtbank neemt dat oordeel over. Om die reden beveelt de
rechtbank dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar
zijn.
Jeugddetentie
Gelet op de aard en ernst van de feiten en straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd, zal de rechtbank aan verdachte – naast de voorwaardelijke PIJ-maatregel – een jeugddetentie opleggen voor de duur 220 dagen. Dit betekent dat verdachte op 22 juni 2022 kan worden opgenomen in FCA, locatie [locatie] . Ter terechtzitting van 7 juni 2022 heeft B. Westra van Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering bevestigd dat hij daar terecht kan. De rechtbank acht het, mede gelet op de oplegging van de voorwaardelijke PIJ-maatregel, niet aangewezen nog een voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 220 dagen met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen, met daaraan verbonden de voorwaarden zoals hierna genoemd in het dictum. De voorwaarden en het daaraan gekoppelde toezicht worden dadelijk uitvoerbaar verklaard. Tot slot zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen met ingang van het moment tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan de duur van de opgelegde jeugddetentie.