ECLI:NL:RBMNE:2022:6390
Rechtbank Midden-Nederland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in WIA-uitkering herziening en terugvordering
Op 8 september 2022 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. K. Bozia, had een verzoek ingediend tegen de besluiten van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) van 1 en 2 februari 2021, waarin haar recht op een WIA-uitkering per 1 september 2016 werd herzien en een terugvordering van € 120.838,28 bruto werd geëist. Verzoekster was het niet eens met deze besluiten en had bezwaar aangetekend, maar had geen bezwaar ingediend tegen een later besluit van 28 oktober 2021, waarin haar uitkering werd gewijzigd in een loongerelateerde uitkering.
Tijdens de zitting op 8 september 2022 waren alleen de gemachtigde van verzoekster en haar zoon aanwezig, terwijl het Uwv zich afmeldde. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er geen spoedeisend belang was aangetoond. Verzoekster had aangevoerd dat zij momenteel geen inkomen had en geld moest lenen om rond te komen, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat er geen acute financiële noodsituatie was die een voorlopige voorziening rechtvaardigde. Bovendien was er geen evident onrechtmatig besluit van het Uwv vastgesteld.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om de belangenafweging in het voordeel van verzoekster te laten uitvallen en wees het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening af. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.