ECLI:NL:RBMNE:2022:6320

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 december 2022
Publicatiedatum
17 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/667
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van de aanslag afvalstoffenheffing door de Rechtbank Midden-Nederland

In deze uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland, gedaan op 2 december 2022, wordt het beroep van eiser tegen de aanslag afvalstoffenheffing beoordeeld. Eiser had een aanslag van € 393,- ontvangen voor het belastingjaar 2021, opgelegd door de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn. Eiser stelde dat de stijging van de afvalstoffenheffing van 2020 naar 2021 exorbitant was, met een stijging van 57%, terwijl andere gemeenten zoals Soest en Zeist een stijging van slechts 11 à 12% hadden. Eiser voerde aan dat deze stijging het gevolg was van mismanagement bij het afvalinzamelbedrijf en dat de gemeente mogelijk geldelijke potjes had aangelegd om andere kosten te dekken.

De rechtbank oordeelde dat de gemeenteraad de bevoegdheid heeft om de hoogte van de afvalstoffenheffing vast te stellen en dat de belastingrechter in beginsel niet bevoegd is om over de tarieven te oordelen, tenzij deze in strijd zijn met hogere wettelijke regelingen of leiden tot onredelijke belastingheffing. De rechtbank concludeerde dat de heffingsambtenaar aannemelijk had gemaakt dat de kosten van afvalverwerking hoger waren dan de opbrengsten van de heffing, met een kostendekking van 89%. Eiser had geen bewijs geleverd voor zijn stellingen over mismanagement of het oppotten van opbrengsten.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van eiser ongegrond, wat betekent dat de aanslag terecht was opgelegd. Eiser kreeg geen griffierecht terug en er werd geen proceskostenvergoeding toegekend. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/667

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 2 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Baarn (de heffingsambtenaar).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 23 december 2021 (de bestreden uitspraak).
De heffingsambtenaar heeft aan eiser met de beschikking van 26 februari 2021 een aanslag afvalstoffenheffing voor een meerpersoonshuishouden opgelegd van € 393,- voor het perceel aan de [adres] in [gemeente] , voor het belastingjaar 2021. De beschikking is opgenomen in een aanslagbiljet van dezelfde datum.
De heffingsambtenaar heeft in de bestreden uitspraak het bezwaar van eiser ongegrond verklaard en de aanslag gehandhaafd.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen de bestreden uitspraak.
De heffingsambtenaar heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Eiser heeft een nader stuk ingediend.
Het beroep is behandeld op de online zitting van 31 oktober 2022. Eiser en de heffingsambtenaar waren daarbij aanwezig.

Overwegingen

Beoordelingskader en geschil
1. De rechtbank beoordeelt of eiser de aanslag afvalstoffenheffing moet betalen. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2. De rechtbank stelt vast dat eiser en de heffingsambtenaar het erover eens zijn dat eiser op grond van de geldende verordening [1] belastingplichtig is voor de afvalstoffenheffing en dat de aanslag van € 393,- uitgaande van die verordening en de daaruit volgende heffingsmaatstaf correct is vastgesteld.
3. Volgens eiser is het tarief voor de afvalstoffenheffing van 2020 naar 2021 in de gemeente exorbitant gestegen met 57%. In de gemeente Soest en Zeist lag de stijging rond de 11 à 12%. Volgens eiser is deze exorbitante stijging het gevolg van mismanagement en wanorde bij het afvalinzamelbedrijf Reinigingsbedrijf Midden-Nederland (RMN) en worden de problemen ten onrechte op de burger afgewenteld in de tariefstelling. Volgens eiser zou de stijging ook te maken kunnen hebben met het aanleggen van geldelijke potjes in de gemeente om dossiers met grote kostenposten te kunnen financieren.
4. De rechtbank ziet gelet op wat eiser aanvoert over de hoogte van het afvalstoffentarief aanleiding om te beoordelen of de verordening waarop de aanslag afvalstoffenheffing is gebaseerd verbindend, oftewel geldig, is. De rechtbank stelt voorop dat het een zelfstandige bevoegdheid van gemeenteraad is om de hoogte van het tarief van de afvalstoffenheffing te bepalen. De belastingrechter is in beginsel niet bevoegd om over de tarieven te oordelen, tenzij de tariefstelling of stijging in strijd is met een hogere wettelijke regeling, leidt tot een willekeurige of onredelijke belastingheffing die de wetgever bij het toekennen van de bevoegdheid niet op het oog kan hebben gehad, dan wel in strijd is met enig rechtsbeginsel. [2] Dat de gemeenteraad in Baarn het tarief (volgens eiser exorbitant) hoger heeft vastgesteld voor burgers voor het belastingjaar 2021, of dit nu verband houdt met het door eiser gestelde mismanagement of niet, is een politieke afweging. Wel ziet de rechtbank zich voor de vraag gesteld door de argumenten van eiser of de afvalstoffenheffing wel maximaal kostendekkend is. Een gemeente kan een afvalstoffenheffing instellen, maar de opbrengst van de afvalstoffenheffing mag de maximale kosten niet overschrijden en niet worden gebruikt voor andere doelen dan de kosten die verbonden zijn aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen. [3] De limiet van de hoogte van de afvalstoffenheffing is dus afhankelijk van de kosten. Eiser stelt dat de gemeente wellicht geldelijke potjes heeft gemaakt om kostenposten te financieren, maar de rechtbank vindt niet aannemelijk dat sprake is van het oppotten van de opbrengsten van de afvalstoffenheffing. De heffingsambtenaar heeft op de zitting toegelicht dat de kosten die verband houden met de afvalverwerking hoger zijn dan de opbrengsten van de afvalstoffenheffing. Hij schat de kostendekking op 89%. Eiser heeft hier niets tegenover gesteld. De rechtbank ziet gelet op het voorgaande geen reden om te oordelen dat de verordening ongeldig is. Het betoog van eiser slaagt niet.
5. Gelet op het voorgaande is de aanslag door de heffingsambtenaar terecht aan eiser opgelegd. De rechtbank verklaart het beroep van eiser daarom ongegrond. Dat betekent dat eiser de aanslag afvalstoffenheffing moet betalen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug en geen proceskostenvergoeding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.C. Stijnen, rechter, in aanwezigheid van mr. C.L. Fix, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op2 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop de uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Verordening afvalstoffenheffing gemeente Baarn 2021, Gemeenteblad 2020, nr. 351628.
2.Vgl. de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 oktober 2013, ECLI:NL:GHARL:2013:7497.
3.Artikel 229b, eerste lid van de Gemeentewet in samenhang met artikel 15.33 van de Wet Milieubeheer.