ECLI:NL:RBMNE:2022:6290

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
UTR 22/4110
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens niet betalen griffierecht in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak hebben eisers op 5 december 2021 een aanvraag ingediend voor een individuele inkomenstoeslag voor het jaar 2022. Het dagelijks bestuur van de RDWI heeft deze aanvraag op 6 december 2021 afgewezen, omdat eisers niet aan de voorwaarden voldeden. Na een ongegrondverklaring van hun bezwaar op 16 augustus 2022, hebben eisers beroep ingesteld. De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2022 behandeld, waarbij eisers en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers het griffierecht van € 50,- niet tijdig hebben betaald. Volgens artikel 8:41 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het niet betalen van griffierecht een reden voor niet-ontvankelijkheid van het beroep. De rechtbank heeft eisers op 6 oktober 2022 en 4 november 2022 herinneringen gestuurd voor de betaling, maar het griffierecht is niet ontvangen voor de deadline van 2 december 2022.

Eisers hebben betoogd dat de weigering van het griffierecht hen in hun toegang tot de rechter belemmert, in strijd met artikel 6 van het EVRM. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de regeling omtrent griffierechten in het bestuursrecht in het algemeen de toegang tot de rechter niet belemmert. Eisers hebben niet aangetoond dat zij niet in staat waren het griffierecht te betalen, en hun verzoek om inhoudelijke behandeling is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep niet inhoudelijk behandeld en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/4110

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] uit [woonplaats] , eisers

en

het dagelijks bestuur van de RDWI (verweerder)

(gemachtigde: A.G. Hoekerd).

Inleiding

1. Eisers hebben op 5 december 2021 een aanvraag gedaan om een individuele inkomenstoeslag 2022. Met het besluit van 6 december 2021 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen omdat eisers niet aan de voorwaarden voldoen.
1.1.
Met het besluit van 16 augustus 2022 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het besluit van 6 december 2021 ongegrond verklaard. Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 1 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

2. Iemand die in beroep gaat moet griffierecht betalen. Dit staat in artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). In dit geval is het griffierecht € 50,-.
3. Als het griffierecht niet (op tijd) wordt betaald is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom het griffierecht niet door de rechtbank is ontvangen. Het gaat dan om omstandigheden waar eisers niets aan kunnen doen.
4. De rechtbank heeft eisers op 6 oktober 2022 een nota gestuurd voor betaling van het griffierecht met een termijn van vier weken. Op 4 november 2022 heeft de rechtbank eisers een aangetekende brief gestuurd, waarin staat dat zij het griffierecht binnen vier weken moeten betalen aan de rechtbank. Tijdens de zitting is met eisers besproken dat de rechtbank alleen een inhoudelijke uitspraak kan doen in hun zaak als zij het griffierecht op tijd betalen. De laatste dag van de termijn waarbinnen eisers dat konden doen was de dag na de zitting, vrijdag 2 december 2022. De rechtbank heeft het bedrag echter niet ontvangen.
5. Eisers betogen dat door de vele besluiten van verweerder, waaronder het besluit om het griffierecht niet meer te vergoeden, de toegang tot het recht volgens artikel 6 van het Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), wegens onvoldoende inkomen of vermogen wordt geschonden. Eisers verzoeken om een inhoudelijke behandeling toe te staan in deze beroepsprocedure. Dit betoog slaagt niet.
6. De rechtbank stelt voorop dat in het algemeen kan worden aangenomen dat met de regeling in het bestuursrecht over heffing van griffierecht, inclusief de daarbij behorende bedragen, rechtzoekenden de toegang tot de rechter niet wordt ontnomen. Bij onvoldoende financiële draagkracht kan heffing van het griffierecht de toegang tot de rechter echter belemmeren. Mede gelet op het belang dat in een rechtsstaat toekomt aan de toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie, welk belang mede ten grondslag ligt aan artikel 6 van het EVRM kan in deze situatie niet worden aanvaard dat een (hoger) beroep wegens het niet betalen van griffierecht niet-ontvankelijk wordt verklaard. In een dergelijke situatie kan vrijstelling van het griffierecht worden verleend. De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft voor die gevallen beslist welke criteria in bestuursrechtelijke zaken gehanteerd worden bij een beroep op betalingsonmacht. Om voor vrijstelling van het griffierecht in aanmerking te komen moet een rechtzoekende aannemelijk maken dat zijn maandelijkse netto-inkomen minder bedraagt dan 95% van de voor een alleenstaande geldende (maximale) bijstandsnorm en dat hij ook niet beschikt over vermogen waaruit het griffierecht kan worden betaald. Hierbij is de gezinssamenstelling van de rechtzoekende niet van belang. [1]
7. Eisers hebben niet binnen de gestelde termijn aannemelijk gemaakt dat zij het griffierecht niet (tijdig) kunnen voldoen. Er is geen grond voor het oordeel dat het geheven griffierecht eisers wezenlijk heeft belemmerd in hun recht op toegang tot de rechter. Dat eisers om hun moverende redenen hebben besloten om in deze zaak geen beroep te doen op betalingsonmacht, maakt dat niet anders. Het verzoek van eisers aan de rechtbank om verweerder de opdracht te geven om het griffierecht te betalen kan evenmin ergens toe leiden. Eisers zullen zich daarvoor tot verweerder moeten wenden en een aanvraag moeten doen voor bijzondere bijstand.
6. Het beroep zal niet inhoudelijk worden behandeld en de rechtbank zal geen uitspraak over het beroep doen. Het beroep is niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. N.R. Hoogenberk, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
20 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraken van de CRvB van 13 februari 2015, ECLI:NL:CRVB:2015:282 en van 6 oktober 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2144.