5.3.De eigen aankoopprijs vormt in veel gevallen een betere indicatie van de waarde van de woning in economisch verkeer dan verkoopcijfers van referentiewoningen. In dit geval vormt de aankoopprijs echter een minder goede indicatie van deze waarde, omdat de woning na de aankoop aanzienlijk is verbeterd. Bij de waardering moet rekening worden gehouden met de waarde-invloed van deze verbeteringen. Verweerder kon daarom de waarde van de woning onderbouwen met de verkoopcijfers van vergelijkbare referentiewoningen die op of rond de waardepeildatum zijn verkocht. De rechtbank zal hierna beoordelen op hij daarmee de waarde van de woning aannemelijk heeft gemaakt.
6. De rechtbank is van oordeel dat de verweerder met de taxatiematrix en de toelichting die daarop ter zitting is gegeven, aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Uit de taxatiematrix blijkt dat de woning is vergeleken met verkoopcijfers van twee-onder-een-kap-woningen die wat betreft onder meer de ligging en de bouwperiode voldoende vergelijkbaar zijn met de woning. De verkoopcijfers zijn bovendien niet meer dan een jaar voor of na de waardepeildatum gerealiseerd. Verder heeft verweerder de waardeverhouding tussen de woning en de referentiewoningen inzichtelijk gemaakt door de waarde van de grond en de bijgebouwen uit de verkoopprijzen te halen, de waardebepalende factoren te vermelden en de prijs per vierkante meter voor de woning en de referentiewoningen te berekenen. Met de taxatiematrix maakt verweerder aannemelijk dat bij de waardebepaling in voldoende mate rekening is gehouden met de verschillen tussen de referentiewoningen en de woning, zoals de kaveloppervlakte.
7. Wat eiser in beroep verder heeft aangevoerd, brengt de rechtbank niet tot een ander oordeel.
8. Eiser voert aan dat verweerder referentiewoningen heeft gebruikt die de waarde van de woning niet goed onderbouwen omdat zij in het dorp/centrum van [plaats 2] zijn gelegen en niet in het gebied waar eiser woont ( [gebied] ).
9. De beroepsgrond slaagt niet. Uit de taxatiematrix blijkt allereerst dat de referentiewoning [adres 3] net als de woning in het gebied [gebied] ligt. Deze referentiewoning is wat betreft ligging dan ook goed vergelijkbaar. Verder vindt de rechtbank dat [adres 2] en [adres 4] ook geschikt zijn als referentiewoningen. De referentiewoningen zijn namelijk net als de woning gelegen in een woonwijk in [plaats 2] . Ook heeft verweerder op de zitting toegelicht dat uit de marktanalyse niet is gebleken dat in het gebied [gebied] de prijzen erg afwijken. Hij wijst in dit kader op het verkoopcijfer van de referentiewoning [adres 3] , die ook in [gebied] is gelegen. Het gerealiseerde verkoopcijfer per vierkante meter (€ 2.539,-) is juist het hoogste tegenover de gerealiseerde verkoopcijfers per vierkante meter van de andere twee referentiewoningen die niet in [gebied] liggen (€ 2.162,-) en (€ 2.373,-). De rechtbank kan deze toelichting volgen. Wat eiser heeft aangevoerd biedt daarom geen aanknopingspunt voor het oordeel dat de referentiewoningen niet bruikbaar zijn of dat dat er een waardedrukkend effect van de ligging van de woning uitgaat.
10. Eiser voert verder aan dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met de staat van onderhoud van de woning. Daarbij noemt hij dat de benedenverdieping en de zolder in 2020 nog in een niet-verbouwde slechte staat waren. Eiser heeft ter ondersteuning van zijn standpunt ook een bouwkundig rapport overgelegd.
11. De beroepsgrond slaagt niet. Verweerder heeft de staat van onderhoud van de woning als ‘voldoende’ gekwalificeerd. In de taxatiematrix staat dat met deze term bedoeld wordt dat de staat van onderhoud niet op peil is, maar dat onderhoud niet op korte termijn noodzakelijk zal zijn. Verweerder heeft op zitting toegelicht dat bij deze kwalificering is aangesloten omdat een deel van de woning op de toestandsdatum wel in goede staat was, maar dat ook nog een deel in slechte staat was. De rechtbank kan dit volgen, ook gelet op wat eiser heeft aangevoerd over de staat van de woning. Met de gehanteerde kwalificering wordt namelijk ook erkend dat de woning niet geheel op peil is en dat er delen van de woning in slechtere staat zijn. In het taxatierapport van eiser, dat is opgesteld op 1 november 2019, worden een aantal aspecten als matig beoordeeld, bijvoorbeeld het schilderwerk en het voegwerk. Verder noemt eiser de slechte staat van een tweetal verdiepingen. Eiser heeft daarentegen ook een aantal zaken aan de woning verbeterd, zoals het buitenschilderwerk en ook is een aantal ramen vervangen. De rechtbank stelt verder vast dat de woning in vergelijking met de referentiewoningen, de laagste vierkante meter prijs heeft (€ 1.812,- p/m²) ten opzichte van (€ 2.162,-, € 2.539,- en € 2.373,- p/m²), terwijl de referentiewoningen een vergelijkbare kwalificatie (voldoende) of een slechtere kwalificatie (matig) hebben voor onderhoud. De rechtbank ziet ook, gelet op de laagste vierkante meter prijs van de woning, geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder bij de waardebepaling van eisers woning onvoldoende rekening heeft gehouden met de onderhoudsstaat.
12. De rechtbank is van oordeel dat verweerder aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling of een vergoeding van het griffierecht bestaat geen aanleiding.