ECLI:NL:RBMNE:2022:6279
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Herbeoordeling van WIA-uitkering en medische onderbouwing
In deze zaak gaat het om de herbeoordeling van de WIA-uitkering van eiser, die sinds 21 augustus 2019 een uitkering ontvangt op basis van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA). Eiser heeft in maart 2021 gemeld dat zijn gezondheid per 1 juli 2020 is verslechterd, wat leidde tot een herbeoordeling door het UWV. Het UWV concludeerde echter dat het arbeidsongeschiktheidspercentage van eiser, dat eerder op 70,45% was vastgesteld, was verlaagd naar 69,99%, maar dat dit geen invloed had op de hoogte van de WIA-uitkering.
Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft bezwaar gemaakt, wat resulteerde in een bestreden besluit van het UWV waarin het bezwaar ongegrond werd verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld bij de rechtbank. Tijdens de zitting heeft de rechtbank de argumenten van eiser en de medische rapporten van het UWV beoordeeld. Eiser betoogde dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig was uitgevoerd, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep hem niet lichamelijk had onderzocht en niet voldoende rekening had gehouden met zijn hypermobiliteit.
De rechtbank oordeelde dat het UWV zorgvuldig had gehandeld en dat de medische rapporten aan de vereisten voldeden. De rechtbank concludeerde dat er geen nieuwe medische feiten waren die de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid konden veranderen. Eiser kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.