ECLI:NL:RBMNE:2022:6274
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van WIA-uitkering wegens onvoldoende arbeidsongeschiktheid
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de beëindiging van de WIA-uitkering van eiser. Eiser, die arbeidsongeschikt was geworden als gevolg van chronische vermoeidheids- en psychische klachten, had in 2020 een WIA-uitkering aangevraagd. Deze was hem toegekend, maar na een herbeoordeling in 2022 concludeerde het Uwv dat hij volledig arbeidsgeschikt was en beëindigde de uitkering per 24 september 2021. Eiser was het niet eens met deze beslissing en heeft beroep ingesteld.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en de argumenten van eiser, die stelde dat de verzekeringsarts onvoldoende rekening had gehouden met zijn klachten, overwogen. Eiser voerde aan dat de diagnose van de verzekeringsartsen niet correct was en dat er onvoldoende rekening was gehouden met zijn psychische toestand. De rechtbank heeft de rapportages van de verzekeringsartsen en de psychiatrische expertises beoordeeld en geconcludeerd dat de diagnose van de verzekeringsartsen, die wezen op symptoomaggravatie, voldoende onderbouwd was. De rechtbank oordeelde dat de medische onderzoeken zorgvuldig waren uitgevoerd en dat er geen reden was om aan de conclusies van het Uwv te twijfelen.
Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiser ongegrond verklaard, waarmee de beëindiging van de WIA-uitkering door het Uwv werd bevestigd. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien om een deskundige te benoemen, aangezien de argumenten van eiser niet voldoende waren om te twijfelen aan de juistheid van het medisch onderzoek. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.