ECLI:NL:RBMNE:2022:6272
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van IVA-uitkering met terugwerkende kracht en de beoordeling van bijzondere gevallen onder de Wet WIA
In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 17 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de toekenning van een IVA-uitkering aan een werknemer die sinds 25 april 2012 een uitkering ontvangt op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). De werknemer had in 2014 om herbeoordeling van zijn WIA-uitkering verzocht, wat leidde tot een verklaring van volledige arbeidsongeschiktheid door het Uwv. In maart 2020 verzocht de werknemer opnieuw om herbeoordeling vanwege verslechtering van zijn gezondheid. Het Uwv kende de werknemer per 10 september 2020 een IVA-uitkering toe, maar met terugwerkende kracht tot maximaal 52 weken, te weten tot 9 maart 2020. Eiser, de werkgever, was het niet eens met deze ingangsdatum en stelde dat er sprake was van een bijzonder geval, waardoor de uitkering eerder zou moeten ingaan.
De rechtbank heeft de zaak behandeld en vastgesteld dat het Uwv terecht de IVA-uitkering met een terugwerkende kracht van 52 weken heeft toegekend. De rechtbank oordeelde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigden. De rechtbank benadrukte dat de bewijslast voor het aantonen van een bijzonder geval bij eiser ligt. De rechtbank verklaarde het beroep van eiser ongegrond en oordeelde dat de beslissing van het Uwv in overeenstemming was met de wetgeving, waarbij de terugwerkende kracht van de IVA-uitkering beperkt is tot 52 weken, tenzij er sprake is van een bijzonder geval. De rechtbank concludeerde dat de omstandigheden die eiser aanvoerde niet als zodanig konden worden aangemerkt.