In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. S.G. Blasweiler, beroep ingesteld tegen een besluit van de korpschef van politie, vertegenwoordigd door mr. S. Maas, waarin een verzoek tot wijziging van politiegegevens werd afgewezen. Het bestreden besluit dateert van 3 januari 2022. Eiser had eerder verzocht om verwijdering en/of wijziging van twee registraties, maar de korpschef weigerde dit, stellende dat de registraties juist waren. Eiser was het hier niet mee eens en heeft zijn onvrede geuit over de afhandeling van zijn inzageverzoeken in 2014 en 2015. De rechtbank heeft de zaak op 1 juli 2022 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren. Na sluiting van het onderzoek heeft eiser aanvullende stukken ingediend, maar de rechtbank heeft deze buiten beschouwing gelaten, omdat er geen aanleiding was voor heropening van het onderzoek.
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 28 van de Wet op politiegegevens (Wpg) de betrokkene het recht heeft om rectificatie van onjuiste politiegegevens te verzoeken. De rechtbank oordeelt dat verweerder bevoegd was om op de verzoeken van eiser te beslissen en dat er geen noodzaak was om het verzoek door te sturen naar de politie-eenheden die de registraties hebben aangemaakt. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat de registraties feitelijk onjuist zijn, met uitzondering van een specifieke zin in registratie [registratienummer 1], die tot verwarring kan leiden. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit voor zover het betreft de wijziging van registratie [registratienummer 1]. Tevens wordt verweerder veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan eiser.