ECLI:NL:RBMNE:2022:6201

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
24 november 2022
Publicatiedatum
9 februari 2023
Zaaknummer
21/4353 en 21/4210
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vergunningen voor tijdelijk terras in Utrecht niet-ontvankelijk verklaard wegens verval procesbelang

Op 24 november 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de zaken UTR 21/4353 en UTR 21/4210, waarin eisers, bewoners van Utrecht, in beroep gingen tegen de vergunningen die verleend waren aan een horecabedrijf voor het exploiteren van een tijdelijk terras. De vergunningen golden tot 1 november 2021, en op het moment dat eisers hun beroep instelden, was de geldigheidsduur van deze vergunningen bijna verstreken. De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen procesbelang meer is bij een beoordeling van de beroepen, aangezien de vergunningen inmiddels vervallen zijn. Hierdoor kon de rechtbank niet toekomen aan een inhoudelijke behandeling van de beroepsgronden van eisers.

Eisers hadden bezwaar gemaakt tegen de besluiten van de burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, die de vergunningen hadden verleend. De voorzieningenrechter had eerder de verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen. De rechtbank heeft in haar overwegingen benadrukt dat, hoewel eisers het als een principekwestie beschouwen, er geen actueel belang meer is bij de beoordeling van de vergunningen. De rechtbank heeft ook aangegeven dat het vernietigen van de vergunningen niet bijdraagt aan het oplossen van de problemen die eisers ervaren rondom het terras.

De rechtbank heeft de beroepen van eisers niet-ontvankelijk verklaard en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen deze uitspraak. De uitspraak is openbaar uitgesproken door rechter K. de Meulder, in aanwezigheid van griffier M.H.L. Debets.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 21/4353 en UTR 21/4210

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

24 november 2022 in de zaken tussen

[eiser 1] en [eiser 2] ,

[eiser 3]en
[eiser 4],
[eiser 5]en
[eiser 6]en
[eiser 7]en
[eiser 8],
allen uit [woonplaats] , eisers
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht(het college) en
de burgemeester van de gemeente Utrecht(de burgemeester)
(gemachtigde: mr. J. Aznag).

Inleiding

Deze uitspraak gaat over de vergunningen die burgemeester en het college hebben
verleend aan het horecabedrijf [horecabedrijf] voor (het exploiteren van) een tijdelijk terras aan de [adres] in [woonplaats] .
Eisers zijn het niet eens met beide vergunningen en hebben hiertegen bezwaar gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft de door eisers ingediende verzoeken om een voorlopige voorziening afgewezen. [1]
Met de bestreden besluiten van 9 september 2021 op de bezwaren van eisers zijn de
burgemeester en het college bij hun eerdere besluiten tot vergunningverlening gebleven.
Eisers hebben tegen beide besluiten beroep ingesteld. Zaaknummer UTR 21/4353 gaat
over de omgevingsvergunning voor een tijdelijke terrasuitbreiding tot uiterlijk 1 november 2021 en zaaknummer UTR 21/4210 over de exploitatievergunning en de Drank- en Horecawetvergunning voor dit tijdelijke terras.
De rechtbank heeft de beroepen op 24 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan
hebben deelgenomen: [A] , [eiser 5] en [eiser 7] , bijgestaan door [B] , en de gemachtigde van de burgemeester en het college.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan, waarbij
partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om daartegen in hoger beroep te gaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De vergunningen golden tot 1 november 2021 en zijn dus inmiddels vervallen. De
rechtbank is van oordeel dat er daarom geen procesbelang meer is bij een beoordeling van de beroepen. Daardoor komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke behandeling van de beroepsgronden van eisers. De rechtbank komt tot die conclusie omdat op het moment dat eisers beroep instelden bij de rechtbank de periode waarbinnen het terras was toegestaan al bijna was verstreken. Nu is die periode sowieso verstreken. Het vernietigen van de vergunningen draagt in zoverre niet bij aan het oplossen van de problemen die eisers rondom het terras ervaren.
2. Eisers hebben gesteld dat het een principekwestie is, maar als er geen actueel en reëel
belang meer is bij een beoordeling van een besluit, dan doet de bestuursrechter geen uitspraak alleen maar vanwege de principiële betekenis daarvan. Dat eisers inzage willen in alle stukken die de gemeente heeft over deze vergunningen om op die manier de gang van zaken te kunnen controleren is evenmin een reden om nu naar de inhoud van de zaken te kijken. Datzelfde geldt voor het vertrouwen dat eisers in het college hebben verloren. Wat wel een reden zou kunnen zijn om de beroepen inhoudelijk te beoordelen is dat er in de toekomst vergelijkbare vergunningen verleend zouden kunnen worden, maar dat is nu onvoldoende concreet. De rechtbank begrijpt dat dat teleurstellend is en dat eisers hoopten op meer maar de vergunningen zijn nu eenmaal vervallen en dat leidt in dit geval tot het ontbreken van procesbelang. De beroepen zijn daarom niet-ontvankelijk.
3. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Op de zitting zijn partijen
gewezen op de mogelijkheid om hoger beroep in te stellen tegen deze uitspraak.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 24 november 2022 door mr. K. de Meulder, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H.L. Debets, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van 24 juni 2021, ECLI:NL:RBMNE:2021:3038.