ECLI:NL:RBMNE:2022:6166
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Omleiding zorgtoeslag en bestuursrechtelijke premie door CAK
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het CAK, vertegenwoordigd door de algemeen directeur van het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB). De eiser ontving zorgtoeslag, maar het CAK heeft besloten deze zorgtoeslag te gebruiken om een deel van de bestuursrechtelijke premie te voldoen. Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar het bezwaar werd ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen dit besluit, waarbij hij aanvoerde dat hij een overeenkomst had met ASR en dat de melding door FBTO bij het CAK onterecht was.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op 1 december 2022, maar eiser was niet aanwezig. Eiser had eerder verzocht om de zitting uit te stellen, omdat hij de uitnodiging te laat had ontvangen en niet op de hoogte was van de inhoud van de zitting. De rechtbank heeft dit verzoek afgewezen, omdat eiser op de juiste wijze was uitgenodigd en hij op de hoogte was van de zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser door zijn zorgverzekeraar FBTO als wanbetaler was aangemeld bij het CAK, wat leidde tot een bestuursrechtelijke premie van € 152,20 per maand. De rechtbank oordeelde dat tegen besluiten over het betalen van een bestuursrechtelijke premie geen bezwaar of beroep kan worden ingesteld, en dat de aanmelding als wanbetaler niet in een bestuursrechtelijke procedure kan worden aangevochten.
De rechtbank concludeerde dat het CAK op de aanmelding door de zorgverzekeraar moest afgaan en dat eiser zich moest wenden tot zijn zorgverzekeraar als hij het niet eens was met de aanmelding. De rechtbank oordeelde dat het CAK de wet correct had toegepast door de zorgtoeslag als tegemoetkoming in de bestuursrechtelijke premie aan het CJIB uit te laten betalen. Eiser kreeg geen gelijk en het beroep werd ongegrond verklaard.