ECLI:NL:RBMNE:2022:6155

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
27 januari 2023
Zaaknummer
16.331155.21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor afpersing, wapenbezit, witwassen, drugsbezit en -handel, en voorbereiding van drugsproductie

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 september 2022 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1992, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten. De verdachte werd beschuldigd van afpersing, wapenbezit, witwassen, en de handel in en productie van drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 december 2021 in Vinkeveen, onder bedreiging met een vuurwapen, twee slachtoffers heeft gedwongen tot de afgifte van geld. Tijdens de rechtszaak zijn de standpunten van de officier van justitie en de verdediging besproken. De officier van justitie heeft bewijs aangedragen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van het primair ten laste gelegde witwassen. De verdediging heeft gepleit voor vrijspraak van enkele feiten, maar de rechtbank heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan afpersing, eenvoudig witwassen, en het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers in overweging genomen bij het opleggen van de straf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren, waarbij de rechtbank ook rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de maatschappelijke gevolgen van zijn daden.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16.331155.21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 29 september 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1992 te [geboorteplaats] ,
nu gedetineerd in de [verblijfplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

De rechtszaak tegen verdachte heeft in het openbaar plaatsgevonden op de zittingen van 22 maart 2022, 8 juni 2022 en 15 september 2022. Op 15 september 2022 is de zaak inhoudelijk behandeld. Verdachte was bij de inhoudelijke behandeling aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van verdachte, zijn advocaat mr. J. Leyten en de officier van justitie mr. J.R.F. Esbir Wildeman.

2.TENLASTELEGGING

De officier van justitie verdenkt verdachte van betrokkenheid bij meerdere strafbare feiten. Deze verdenkingen staan beschreven in de (op de zitting gewijzigde) tenlastelegging, die als bijlage is gehecht aan dit vonnis.
Kort gezegd verdenkt de officier van justitie verdachte ervan dat hij:
op 9 december 2021 in Vinkeveen met geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft gedwongen om geld af te geven (
primair),
dan weldat hij op die datum en in die plaats [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd (
subsidiair);
op 9 december 2021 in Vinkeveen een revolver en 49 scherpe patronen voorhanden heeft gehad;
op 9 december 2021 in Vinkeveen een geldbedrag van € 55.782,78 heeft witgewassen (
primair),
dan weldat hij op die datum en in die plaats dat geldbedrag voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat dat geld afkomstig was uit een door hem gepleegd misdrijf (
subsidiair);
op 9 december 2021 in Vinkeveen 4,38 gram methamfetamine in bezit heeft gehad;
op 9 december 2021 in Vinkeveen de productie van MDMA en/of amfetamine heeft voorbereid/bevorderd door goederen die daartoe zijn bestemd voorhanden te hebben;
in de periode van 7 april 2021 tot en met 2 juni 2021 in Vinkeveen samen met anderen MDMA heeft geproduceerd en verkocht;
op 9 december 2021 in Vinkeveen 1.107,4 gram hasj en 24,5 gram hennep in bezit heeft gehad.

3.VOORVRAGEN

Voordat de rechtbank een inhoudelijke beslissing kan nemen in de zaak tegen verdachte, moet zij eerst kijken of aan de in de wet gestelde voorvragen is voldaan. Dat is het geval: de dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd om deze zaak te beoordelen, de officier van justitie mag verdachte vervolgen en er zijn geen redenen om de vervolging uit te stellen.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, met uitzondering van het onder feit 3 primair tenlastegelegde witwassen. Volgens de officier van justitie heeft verdachte zich wel schuldig gemaakt aan het onder feit 3 subsidiair tenlastegelegde eenvoudig witwassen.
Voor zover relevant wordt het standpunt van de officier van justitie verder besproken onder ‘het oordeel van de rechtbank’.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat is van mening dat verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 1, 3 en 6 tenlastegelegde feiten. De verdediging voert geen verweer ten aanzien van de overig tenlastegelegde feiten.
Voor zover relevant wordt het standpunt van de verdediging verder besproken onder ‘het oordeel van de rechtbank’.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 9 december 2021 deed [slachtoffer 1] aangifte bij de politie. Hij verklaarde dat hij een escortbureau heeft en op die dag om 05.43 uur door een man werd gebeld met de vraag of hij een meisje beschikbaar had. [slachtoffer 1] is rond 06.00 uur met het meisje naar de klant toegereden, naar de [adres 2] in [plaats] . [2] Toen [slachtoffer 1] via de telefoon aan het meisje vroeg hoe het ging, stuurde het meisje: “de klant wil zijn geld terug en hij heeft een pistool”. [slachtoffer 1] zag toen dat het meisje met de klant naar hem toe liep. De klant kwam toen heel dicht bij hem staan en zei dat hij niet tevreden was met het meisje en de diensten. Hij zei dat hij zijn geld terug wilde. De klant haalde toen een pistool tevoorschijn en zette dat op de linkerslaap van [slachtoffer 1] . Hij zei: “wil je zien dat het pistool geladen is?”. Toen gaf het meisje het geld terug aan de klant. Het ging om ongeveer € 180,- of € 200,-. Daarna zei de klant: “ik heb het kenteken van je auto en als je naar de politie gaat, weet ik je te vinden”. [3]
Op 9 december 2021 deed [slachtoffer 2] aangifte bij de politie. Zij vertelde dat ze in de escortbranche werkt en op die dag naar een klant ging. Toen ze in het huisje van de klant kwam zag ze dat hij alcohol dronk, blowde en cocaïne snoof. Later liet hij haar op zijn telefoon allerlei soorten drugs zien, waaronder XTC, chrystal meth en cocaïne. Hij vertelde haar dat dit zijn inkomstenbron was. De klant betaalde haar € 180,-. Ze is vervolgens een uur gebleven en de klant heeft van haar diensten gebruik gemaakt. Toen ze hem liet weten dat de tijd op was, werd hij boos. Hij werd agressief en begon haar te duwen. Ze zag dat hij plotseling een pistool tevoorschijn haalde. Hij zei: “ik zal je laten zien dat het een echt pistool is” en toen laadde hij het onder haar ogen. [4] Ze was erg bang. Hij deed de kogels in haar bijzijn in de houder van het pistool en heeft het toen doorgeladen. Hij zei toen dat hij zijn geld terug wilde, omdat hij niet tevreden was over de verleende diensten. Hij richtte vervolgens het pistool op haar en zei dat ze snel naar buiten moest gaan omdat hij de chauffeur wilde spreken. Hij trok haar toen hard met zich mee om naar de chauffeur te gaan. Hij duwde met zijn pistool tegen haar schouderblad. De klant richtte het pistool vervolgens op de chauffeur, en daarna weer op haar. De klant vroeg ook aan de chauffeur of hij wilde zien of het pistool geladen was. Toen hij dat vroeg hield de klant het pistool tegen het hoofd van de chauffeur. [slachtoffer 2] heeft uiteindelijk het geld aan de klant terug gegeven. Ze gingen toen weg, maar de klant waarschuwde hen om niet naar de politie te gaan. Hij zou anders wraak nemen omdat hij het nummer van de auto had. [5]
Op 9 december 2021 om 07.25 uur kreeg de politie een melding van een bedreiging met een vuurwapen op de [locatie] in [plaats] . De melder vertelde dat de verdachte op het terrein van een camping op de [adres 2] zou zijn. De melder wees toen een man aan. De politie heeft die man aangehouden. De man bleek [verdachte] te zijn. [verdachte] zei dat hij bij die man, waarbij hij naar de melder wees, net een vuurwapen tegen het hoofd had gezet. [6] Tijdens de fouillering van [verdachte] werd in zijn onderbroek een bedrag van € 5.350,- gevonden. [7]
De politie is met aangeefster [slachtoffer 2] het park opgelopen. [slachtoffer 2] liet toen zien dat ze de ochtend met de klant had doorgebracht in chalet [nummer] . De beheerder van de camping, [A] , gaf aan dat [verdachte] de bewoner van dat chalet is. [8]
Op 9 december 2021 heeft de politie het chalet 108 aan de [adres 2] in [plaats] doorzocht. In de woning werden verschillende geldbedragen aangetroffen. Daarnaast werd een schrijfblok gevonden, waarin diverse goederen genoteerd waren die mogelijk gebruikt worden bij het produceren van synthetische drugs. Ook werd een schrijfblok gevonden met specifieke beschrijvingen voor het eventueel produceren van synthetische drugs. [9] In het chalet werden ook hasj en hennep (goednummers PL0900-2021386506-2918584, PL0900-2021386506-2918590, PL0900-2021386506-2918594, PL0900-2021386506-2918595, PL0900-2021386506-2918597, PL0900-2021386506-2918607 [10] ) aangetroffen. [11] Bovendien werd in een keukenkastje een zakje met een kristalachtige substantie (goednummer PL0900-2021386506-2918618 [12] , SIN-nummers AAPE4702NL en AAPH1037NL [13] )) gevonden. In hetzelfde keukenkastje werden diverse soorten chemicaliën gevonden. Tot slot werd in een keukenkastje een zwartkleurige revolver met munitie gevonden. [14]
De forensische opsporing heeft het vuurwapen en de munitie veiliggesteld. [15] Het betrof de volgende goederen:
Goednummer: PL0900-2021386506-2918521
SIN: AAJU4144NL
Object: Vuurwapen (Revolver) [16]
Goednummer: PL0900-2021386506-2918522
SIN: AAJU4145NL
Object: Munitie (Mund Projectiel)
Aantal/eenheid: 6 stuks
Merk/type: .38
Goednummer: PL0900-2021386506-2918523
SIN: AAJU4146NL
Object: Munitie
Aantal/eenheid: 42 stuks
Merk/type: .38
Goednummer: PL0900-2021386506-2918527
SIN: AALS2140NL
Object: Munitie (Mund Projectiel)
Aantal/eenheid: 1 stuk [17]
De forensische opsporing heeft het vuurwapen en de munitie onderzocht. Het vuurwapen (SIN-nummer AAJU40144NL) is een revolver, merk Colt, model Cobra, kaliber .38 SPL. [18] De munitie (SIN-nummers AALS2140NL, AAJU4145NL en AAJU4146NL) zijn scherpe en afgevuurde patronen, kaliber .38 SPL. De patronen kunnen met het hiervoor genoemde vuurwapen worden afgevuurd. [19]
De politie heeft de volgende geldbedragen in beslag genomen tijdens de doorzoeking aan de [adres 2] in [plaats] :
- PL0900-2021386506-2918541, geld totaal € 290,- [20] ;
- PL0900-2021386506-2918544, geld totaal € 1131,60 [21] ;
- PL0900-2021386506-2918547, geld totaal € 820,- [22] ;
- PL0900-2021386506-2918551, geld totaal € 77,80 [23] ;
- PL 0900-2021386506-2918559, geld totaal € 123,25 [24] ;
- PL0900-2021386506-2918566, geld totaal € 190,65 [25] ;
- PL0900-2021386506-2918569, geld totaal € 583,80 [26] ;
- PL0900-2021386506-2918575, geld totaal € 672,05 [27] ;
- PL0900-2021386506-2918579, geld totaal € 19.905,- [28] ;
- PL0900-2021386506-2918581, gesealde bankbiljetten, waarop staat dat dit 25k
is, verpakt in een zwarte Guiliano tas [29] ;
- PL0900-2021386506-2918587, geld totaal € 1155,30 [30] ;
- PL0900-2021386506-2918603, geld totaal € 518,33 euro [31] .
Op 7 februari 2022 heeft de politie het in beslag genomen geld dat in de plastic zak met daarop ‘25K’ geschreven zat afgestort. Een bedrag van € 24.900,- is afgestort. [32]
Uit onderzoek van de politie is gebleken dat verdachte in 2021 geen bankrekeningen op naam heeft gehad en dat hij, volgens gegevens uit de iCOV, geen legale inkomsten en omzet in Nederland heeft gehad. [33]
Het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) heeft het zakje met kristallen (goednummer PL0900-2021386506-2918618, SIN-nummers AAPE4702NL en AAPH1037NL) onderzocht. Het NFI concludeerde het volgende:
Kenmerk
Omschrijving FO
Conclusie
AAPH1037NL
Kristallen, wit, uit 4,38 gram
Bevat methamfetamine [34]
De politie heeft de volgende in beslag genomen goederen, waarvan werd vermoed dat het hasj en hennep betrof, onderzocht (alle nummers voorafgegaan door PL0900-2021386506-):
2918584
2918590
2918594
2918595
2918597
De politie zag dat de goederen positief testten op de aanwezigheid van cannabis. [35]
De politie heeft de hasj en hennep gewogen (alle nummers voorafgegaan door PL0900-2021386506-):
  • 2918584: 1,05 kilo hasj;
  • 2918590: 3,3 gram hasj;
  • 2918594: 43,6 gram hasj;
  • 2918595: 3,4 gram hasj;
  • 2918597: 7,1 gram hasj.
De Landelijke Eenheid heeft onderzoek gedaan naar chemicaliën die in beslag waren genomen op de [adres 2] in [plaats] . [37] Het gaat volgende de Landelijke Eenheid om de volgende stoffen:
SIN
Omschrijving
AAOW7616NL
Kunststof bakje met opschrift “Caustic” inhoudende bruto 905 gram wit
sterk basisch korrelig anorganisch poeder. Bevat vermoedelijk “Caustic
Soda” (gootsteenontstopper)
AAOW7617NL
Kunststof bakje met opschrift “Caustic” inhoudende bruto 385 gram
Citroenzuur (wit poeder).
FD = Citroenzuur
AAOW7618NL
Kunststofjerrycan van 2 liter geheel gevuld met een bruine zoet ruikende vloeistof. FD = Helional
Bevat vermoedelijk Helional en/of PMK.
(uitgangstoffen voor MDMA)
AAOW7619NL
Kunststofjerrycan van 2 liter met circa 1,5 liter bruine zoet ruikende
vloeistof. FD = PMK
Bevat vermoedelijk PMK. (uitgangstof voor MDMA)
AAOW7620NL
Een blauwwitte “AH” tas met hierin circa 1,0 kilo crèmekleurige brokken en poeder met een zoetige PMK achtige geur.
FD = MAMDPA (nieuwe uitgangsstof om PMK te maken)
De Landelijke Eenheid concludeert het volgende: “Het aantreffen van de twee jerrycans met circa 3,5 liter deels PMK bevattende vloeistof in combinatie met een tas met circa 1 Kg MAMDPA poeder en de aanwezigheid van Caustic soda en Citroenzuur wijst er op dat de inhoud bestemd is om te worden gebruikt voor de illegale vervaardiging van PMK. PMK wordt in Nederland uitsluitend aangetroffen als uitgangsstof voor de vervaardiging van
MDMA genoemd op lijst 1 van de Opiumwet.” [38]
In een kladblok dat tijdens de doorzoeking van het chalet werd gevonden stonden verschillende termen, die in de tabel hieronder worden geduid.
Product beschreven in kladblok
Betekenis conform ‘ABC’ van het drugsjargon
Smelten
Apaan/APAA/MAPAA (poedervorm) of ander precursor in
poedervorm wordt omgezet met een sterk zuur naar vloeistoffen;
BMK of PMK en afval.
Draaien
Afdraaien staat voor het uitvoeren van een productieproces/synthese of een deel ervan, b.v. het synthetiseren van amfetamine.
Dampen
Afdampen wordt gebruikt om de fase van het destilleren aan te duiden verwijderen.
Filteren
Zeven van poeders (pre precursors) om bakens e.d. te verwijderen.
Aceton
Oplosmiddel, met een breed algemeen legaal gebruik; illegaal gebruikt als oplosmiddel bij vele processen, hoofdzakelijk bij kristallisatie van MDMA.
Zout
Aanduiding voor het eindproduct na kristallisatie, vaak wordt amfetamine sulfaat zout genoemd. [39]
In een ander kladblok dat tijdens de doorzoeking van het chalet werd gevonden stond onder andere het volgende:
Naam: [verdachte]
Achter: [verdachte]
Mail: [email-adres] [40]
Daarnaast stonden in het kladblok verschillende termen, die in de tabel hieronder worden geduid.
Product beschreven in kladblok
Betekenis conform ‘ABC van het drugsjargon’
Plaat
Is een katalysator die gebruikt wordt bij de synthese van MDMA middels een drukvat.
Mono
(Mono)Methylamine: Chemicalie met een legaal gebruik; is ook de essentiële chemicalie voor de synthese van MDMA.
Zout
Aanduiding voor het eindproduct na kristallisatie, vaak wordt amfetamine sulfaat zout genoemd.
Ace
Aceton is een oplosmiddel, met een breed algemeen legaal gebruik; illegaal gebruikt als oplosmiddel bij vele processen, hoofdzakelijk bij kristallisatie van MDMA.
Caus
Natriumhydroxide, een zeer breed gebruikte legale chemicalie, ook
bekend als gootsteenontstopper, wordt hoofdzakelijk gebruikt bij de
productie van amfetamine; opgelost in water noemt men het natronloog (bog). [41]
De politie heeft onderzoek gedaan naar encrochat-berichten die door het account ‘ [encrochat-account 1] ’ (hierna: [encrochat-account 1] ) zijn verstuurd en naar de identiteit van dat account. Op 21 april 2020 stuurt [encrochat-account 1] aan de gebruiker van het account [encrochat-account 2] dat hij zijn rijbewijs is kwijtgeraakt omdat hij 55 kilometer per uur te hard reed op de snelweg. [42] Op 10 juni 2020 stuurt het account [encrochat-account 1] naar de gebruiker van het account [encrochat-account 2] een foto van een rijbewijs. De politie zag dat het een Nederlands rijbewijs betrof op naam van [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1992 in [geboorteplaats] . Ook zag de politie dat het rijbewijs op een brief van de Politie Eenheid Amsterdam zat geplakt, waarop stond: “uw ingevorderde rijbewijs weer retour”. [43]
De gebruiker [encrochat-account 1] heeft met encrochat-gebruikers berichten ontvangen en gestuurd in de periode van 27 maart 2020 tot en met 13 juni 2020. Uit een analyse van de chatberichten van [encrochat-account 1] ontstaat bij de politie het vermoeden dat hij zich bezighoudt met de handel in verdovende middelen. Met name gaan er veel gesprekken over (vermoedelijk) MDMA. Zo blijkt uit de metagegevens dat [encrochat-account 1] op enig moment de volgende statusteksten had:
  • Mdma!! 315
  • Mdma!! 480kilo in stock.
In een encrochat-gesprek tussen ‘ [encrochat-account 1] ’ en ‘ [encrochat-account 2] ’ staat het volgende:
07-05-2020 10:33 [encrochat-account 2] Bro zet in je mail, we hebben 480 kg
van deze [45]
07-05-2020 19:20 [encrochat-account 1] Wat is de prijs bro
07-05-2020 19:30 [encrochat-account 2] Bra gewoon 600€ aanhouden [46] 13-05-2020 17:47 [encrochat-account 1] Gaat traag man m verkoop [47] 16-05-2020 13:48 [encrochat-account 2] Bro aanpasding status is straks 310
kg over
16-05-2020 13:48 [encrochat-account 1] Top bro doe ik
16-05-2020 13:48 [encrochat-account 1] Heb wel weinig beweging
16-05-2020 13:56 [encrochat-account 2] Volgende week alles weg bro
16-05-2020 13:56 [encrochat-account 1] Das goed [48]
In een encrochat-gesprek tussen ‘ [encrochat-account 1] ’ en ‘ [encrochat-account 3] ’ staat het volgende:
13-05-2020 11:42 [encrochat-account 1] Maar als je m klanten heb ik heb
400 kilo haha [49]
13-05-2020 18:26 [encrochat-account 3] Kam m kwijt
13-05-2020 18:30 [encrochat-account 3] Per week 100 [50]
In een encrochat-gesprek tussen ‘ [encrochat-account 1] ’ en ‘ [encrochat-account 4] ’ staat het volgende:
16-05-2020 15:32 [encrochat-account 4] Heb je nog m maatje?
16-05-2020 15:32 [encrochat-account 1] [encrochat-account 2] : Bro aanpasding status
is straks 310 kg over
16-05-2020 15:33 [encrochat-account 1] Hoeveel is nodig gap?
16-05-2020 15:33 [encrochat-account 4] Misschien 50
16-05-2020 15:33 [encrochat-account 1] Ja is nu nog wel
16-05-2020 15:33 [encrochat-account 1] Zeker zeker
21-05-2020 15:00 [encrochat-account 4] Heb je nog m?
21-05-2020 15:04 [encrochat-account 1] Broer we hebben alles verkocht
21-05-2020 15:04 [encrochat-account 1] Gister [51]
In een encrochat-gesprek tussen ‘ [encrochat-account 1] ’ en ‘ [encrochat-account 5] ’ staat het volgende:
11-05-2020 15:47 [encrochat-account 5] Wat kost mij 50 m [52] 11-05-2020 18:05 [encrochat-account 1] 600 de kg
11-05-2020 18:31 [encrochat-account 1] Wel halen amsterdan gap
11-05-2020 18:32 [encrochat-account 5] Oki ga het doorgeven wacht op
akkoord
12-05-2020 20:18 [encrochat-account 5] Wacht nog op bevestiging 50 heb nu
klant voor 25 waarschijnelijk ook €600 pst?
12-05-2020 20:43 [encrochat-account 1] Yes [53] 13-05-2020 18:39 [encrochat-account 1] lk heb m die moet weg
13-05-2020 18:42 [encrochat-account 1] Ja snap ik maar ik doe alleen
verkoop bro
13-05-2020 18:43 [encrochat-account 1] Heb cash nodig haha [54]
Interpretatie van het bewijs
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de tenlastegelegde feiten heeft gepleegd. Hieronder zal de rechtbank waar nodig nader uitleggen waarom zij dat vindt en ingaan op enkele verweren van de verdediging, voor zover die niet al worden weerlegd door de bewijsmiddelen
Feit 1
De verdediging heeft erop gewezen dat geen sprake is van wederrechtelijke toe-eigening of bevoordeling, aangezien verdachte vond dat hij recht had op teruggave van het geldbedrag. Hij was namelijk niet tevreden met de door [slachtoffer 2] verrichte diensten. De rechtbank overweegt in dit kader het volgende.
Voor een bewezenverklaring van afpersing is vereist dat verdachte tot doel had zich wederrechtelijk te bevoordelen. Anders dan de verdediging heeft bepleit, betekent dat niet dat van dat doel geen sprake kan zijn wanneer een verdachte meent recht te hebben op de betaling van een bedrag. Het oogmerk van wederrechtelijke bevoordeling kan namelijk bestaan indien de verdachte moet hebben beseft dat hij door zijn handelwijze de grenzen van het maatschappelijk betamelijke verre overschreed. Daarvan is in dit geval, waarbij verdachte de slachtoffers onder bedreiging van een pistool heeft gedwongen tot de afgifte van het geldbedrag, zonder meer sprake.
Feit 3
Juridisch kader
De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel ‘afkomstig uit enig misdrijf’, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling van witwassen vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit
enigmisdrijf.
Als op grond van de bewijsstukken in het dossier geen rechtstreeks verband valt te leggen tussen een voorwerp en een bepaald misdrijf kan toch bewezen worden verklaard dat een voorwerp ‘uit enig misdrijf’ afkomstig is, als het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Als uit het door het Openbaar Ministerie aangedragen bewijs feiten en omstandigheden kunnen worden afgeleid die van zo’n aard zijn dat zonder meer sprake is van een vermoeden van witwassen, mag van de verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft over de herkomst van het voorwerp.
Indien de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring heeft gegeven over de herkomst van het voorwerp, dan ligt het vervolgens op de weg van het Openbaar Ministerie om nader onderzoek te doen naar de volgens verdachte alternatieve herkomst van het voorwerp.
Om vervolgens bewezen te verklaren dat sprake is van witwassen, moet uit de resultaten van dat onderzoek blijken dat met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat het tenlastegelegde voorwerp een legale herkomst heeft en dat dus een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden.
Beoordeling
De rechtbank stelt in het kader van het voorgaande vast dat er sprake was van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, aangezien verdachte aanzienlijke contante geldbedragen in zijn huis en op zijn lijf bewaarde en bovendien geen legale inkomsten of omzet had. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in totaal een bedrag van € 55.717,78 is aangetroffen. Verdachte heeft geen verklaring gegeven over de herkomst van het geld. De verklaring die de advocaat op de zitting heeft gegeven kan niet als een verklaring van verdachte gelden.
Nu verdachte geen concrete en verifieerbare verklaring heeft gegeven over de herkomst van het geld, is het vermoeden van witwassen niet weerlegd. In het chalet zijn bovendien een vuurwapen, verdovende middelen, grondstoffen voor het maken van verdovende middelen, aantekeningen voor de productie van verdovende middelen en meerdere mobiele telefoons aangetroffen. De rechtbank concludeert dan ook dat voldoende aannemelijk is dat het gevonden geldbedrag afkomstig is uit enig misdrijf, namelijk de handel in drugs, en dat verdachte dat ook wist. Daarmee verklaart de rechtbank bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt een eenvoudig witwassen, zoals subsidiair ten laste is gelegd.
Feit 6
De advocaat vindt dat verdachte moet worden vrijgesproken van de handel in en productie van MDMA. Allereerst omdat de enige bron van deze verdenking bestaat uit de encrochat-berichten, waardoor volgens de advocaat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum. De advocaat verwijst daarbij naar een recente uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant [55] . Subsidiair heeft de advocaat erop gewezen dat de encrochat-berichten moeten worden uitgesloten van het bewijs, omdat bij het inzetten van de interceptietool om de berichten te verkrijgen – in een Frans strafrechtelijk onderzoek – onmiskenbaar inbreuk is gemaakt op het recht op privacy van verdachte. Volgens de advocaat staat het vertrouwensbeginsel niet in de weg aan het toetsen van deze inbreuk door de Nederlandse rechter, aangezien de Nederlandse autoriteiten zich vanaf het begin van het Franse onderzoek met het inzetten van de interceptietool door de Franse autoriteiten hebben bemoeid. Tot slot heeft de advocaat aangevoerd dat inbreuk is gemaakt op artikel 6 van het Europees verdrag voor de rechten van de mens (hierna: EVRM), nu de verdediging niet de beschikking heeft over de stukken van het Franse onderzoek, waardoor zij niet kan toetsen of het inzetten van de interceptietool rechtmatig is geweest. Daarmee is het beginsel van
equality of armsgeschonden, aldus de advocaat. Ook die inbreuk moet tot bewijsuitsluiting van alle encrochat-berichten leiden, aldus de advocaat.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat vormverzuimen in het Franse onderzoek naar encrochat geen gevolgen hebben voor de onderhavige zaak, gelet op de Schutznorm. Dat zou slechts anders zijn wanneer het Franse onderzoek van bepalende invloed is geweest op het verloop van het onderzoek naar of de vervolging van verdachte, maar dat is volgens de officier van justitie niet het geval.
Bewijsminimum
De rechtbank is allereerst van oordeel dat wel aan het bewijsminimum is voldaan. Uit de encrochat-berichten blijkt dat met het account dat door verdachte werd gebruikt met meerdere personen is gecommuniceerd, waarbij het om verschillende overdrachten van harddrugs gaat. Dat al deze berichten via encrochat zijn verstuurd, betekent niet dat die berichten uit dezelfde bron afkomstig zijn. De verweren van de verdediging op dit punt worden dan ook verworpen.
Schutznorm
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de Schutznorm in dit geval niet van toepassing is. In beginsel geldt inderdaad dat vormverzuimen die in het Franse strafrechtelijk onderzoek dat ten grondslag ligt aan het Nederlandse onderzoek 26Lemont (het Nederlandse onderzoek naar Encrochat) hebben plaatsgevonden gelet op de Schutznorm geen gevolgen hebben voor dit strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte. De toepassing van artikel 359a van het Wetboek van Strafvordering is immers beperkt tot vormverzuimen die zijn begaan in “het voorbereidend onderzoek” tegen de verdachte. Dat is slechts anders wanneer de data uit het Franse onderzoek van bepalende invloed zijn geweest op het verloop van het strafrechtelijk onderzoek tegen verdachte. [56] Van die uitzondering is in dit geval sprake, aangezien de encrochat-berichten het belangrijkste en beslissende bewijs vormen voor de veroordeling van het tenlastegelegde onder feit 6. Die encrochat-berichten moeten dus ook van bepalende invloed zijn geweest voor de beslissing van de officier van justitie om verdachte
voor dit feit(en dus niet in het algemeen ten aanzien van ook andere feiten) te vervolgen.
Vertrouwensbeginsel
Een volgende vraag is of de Nederlandse rechter kan toetsen of er vormverzuimen in het Franse strafrechtelijk onderzoek hebben plaatsgevonden.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad geldt dat ten aanzien van onderzoekshandelingen waarvan de uitvoering plaatsvindt onder verantwoordelijkheid van de buitenlandse autoriteiten van een andere tot het EVRM toegetreden staat (zoals Frankrijk), de taak van de Nederlandse strafrechter ertoe beperkt is te waarborgen dat de wijze waarop van de resultaten van dit onderzoek in de strafzaak tegen de verdachte gebruik wordt gemaakt, geen inbreuk maakt op zijn recht op een eerlijk proces, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM. Het behoort niet tot de taak van de Nederlandse strafrechter om te toetsen of de wijze waarop dit onderzoek is uitgevoerd strookt met de dienaangaande in het desbetreffende land geldende rechtsregels. Daarbij brengt het vertrouwensbeginsel mee dat het recht op een effectief rechtsmiddel als bedoeld in artikel 13 EVRM – in geval van een schending van enig ander recht dan artikel 6 EVRM – niet inhoudt dat ten toets staat van de Nederlandse strafrechter of in het recht van het desbetreffende land al dan niet een toereikende wettelijke grondslag bestond voor de door de verrichte onderzoekshandelingen eventueel gemaakte inbreuk op het recht van de verdachte op respect voor zijn privéleven, zoals bedoeld in artikel 8 EVRM, en of die inbreuk geacht kan worden noodzakelijk te zijn. Daarbij neemt de Hoge Raad in aanmerking dat uit de rechtspraak van het EHRM volgt dat aan een schending van artikel 8 EVRM geen rechtsgevolgen behoeven te worden verbonden, mits zijn recht op een eerlijk proces wordt gewaarborgd. Het buitenlandse recht – dat in de Nederlandse strafzaak niet kan worden getoetst – is van doorslaggevende betekenis voor de beoordeling van de gerechtvaardigdheid van een dergelijke inbreuk.
Zoals inmiddels meerdere keren in uitspraken is overwogen, is bij het Franse onderzoek naar encrochat geen sprake van een verschuiving van verantwoordelijkheid naar Nederland voor welk onderdeel dan ook vanaf de interceptie tot en met de overdracht van de data aan Nederland. De onderzoekshandelingen die zijn verricht hebben niet (mede) onder verantwoordelijkheid van de Nederlandse autoriteiten plaatsgevonden. Het vertrouwensbeginsel is om die reden van toepassing ten aanzien van alle door de Franse opsporingsdiensten verrichte onderzoekshandelingen. Dat betekent dat de rechtbank in deze zaak niet kan toetsen of het inzetten van de interceptietool naar Frans recht rechtmatig is geweest. De verweren van de verdediging op dit punt worden dan ook verworpen.
Schending van equality of arms in artikel 6 EVRM
De rechtbank stelt vast dat de verdediging volgens het beginsel van
equality of armsinderdaad toegang moet krijgen tot het bewijs en in beginsel ook tot stukken die kunnen zien op onrechtmatigheden in het onderzoek. In de onderhavige zaak staat het vertrouwensbeginsel er echter aan in de weg om kennis te nemen van de verzochte (Franse) stukken die betrekking hebben op de inzet van de interceptietool en de overdracht van de encrochat data. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de Nederlandse strafrechter bij toewijzing van het verzoek alsnog via een omweg van artikel 6 EVRM de rechtmatigheid van het Franse strafrechtelijke optreden zou toetsen, wat in strijd is met de bedoeling van het vertrouwensbeginsel.
Tot slot heeft de verdediging de mogelijkheid gehad om het directe bewijs (alle encrochat-berichten die door het Openbaar Ministerie worden gekoppeld aan verdachte) in de strafzaak tegen verdachte te onderzoeken. De verdediging heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook voldoende mogelijkheden gehad om de inhoud van de data te onderzoeken, te controleren en te betwisten en een effectieve verdediging te voeren. De rechtbank concludeert dan ook dat er geen sprake is van een schending van artikel 6 EVRM. De verweren van de verdediging op dit punt worden dan ook verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. op 9 december 2021 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag, dat aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde, door
- bij voornoemde [slachtoffer 2] aan te geven dat hij, verdachte, zijn geld terug wilde hebben en
- daarbij een vuurwapen aan voornoemde [slachtoffer 2] te tonen en in het bijzijn voornoemde [slachtoffer 2] door te laden en haar daarbij de woorden toe te voegen: “Ik zal je laten zien dat het een echt pistool is” en
- vervolgens voornoemd vuurwapen op voornoemde [slachtoffer 2] te richten en haar daarbij de woorden toe te voegen: “Ga snel naar buiten, ik wil de chauffeur spreken” en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 2] beet mee te trekken en hierbij voornoemd vuurwapen tegen de schouder van voornoemde [slachtoffer 2] te drukken en
- vervolgens voornoemd vuurwapen aan die [slachtoffer 1] te tonen en op hem te richten en die [slachtoffer 1] daarbij de woorden toe te voegen: “Ik wil mijn geld terug” en
- vervolgens voornoemd (doorgeladen) vuurwapen tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] te drukken en hem daarbij de woorden toe te voegen: “Wil je zien dat het pistool geladen is” en
- vervolgens voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: “Ik heb het kenteken van je auto en als je naar de politie gaat weet ik je te vinden”;
2. op 9 december 2021 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Colt, model Cobra, kaliber .38 SPL, zijnde een vuurwapen in de vorm van een revolver en
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten in totaal 49 scherpe patronen van het kaliber .38 SPL,
voorhanden heeft gehad;
3. op 9 december 2021, te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, een geldbedrag van in totaal 55.717,78 euro (te weten 25.467,78 euro en 24.900 euro en 5.350,00 euro) voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag onmiddellijk afkomstig was uit enig eigen misdrijf;
4. op 9 december 2021 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,38 gram methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
5. op 9 december 2021, te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk bereiden en verkopen, en
- het opzettelijk vervaardigen van MDMA,
voorwerpen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte, wist dat zij bestemd waren tot het plegen van die feiten, door het voorhanden hebben van:
- 905 gram caustic soda en
- 385 gram citroenzuur en
- een jerrycan van 2 liter met PMK en/of Helional bevattende vloeistof en
- een jerrycan van circa 1,5 liter met PMK en
- circa 1 kg MAMDPA,
bestemd voor de productie/vervaardiging van MDMA,
- meerdere kladblokken, met daarin omschreven het productieproces van MDMA, althans van synthetische drugs;
6. in de periode van 7 april 2021 tot en met 2 juni 2021 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk heeft verkocht een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
7. op 9 december 2021 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1107,4 gram hasjiesj, zijnde hasjiesj een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Verdachte wordt vrijgesproken van alles wat meer of anders ten laste is gelegd dan wat hierboven is bewezen. De rechtbank heeft taal- en spelfouten uit de tenlastelegging in de bewezenverklaring verbeterd. Dat is niet nadelig voor verdachte.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
afpersing, meermalen gepleegd;
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
3. eenvoudig witwassen;
4. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
5. om een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden of te bevorderen, voorwerpen en stoffen voorhanden hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit;
6. opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
7. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat verdachte ernstige feiten heeft gepleegd die de samenleving ondermijnen. Hij vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De advocaat verzoekt bij het bepalen van een straf rekening te houden met het feit dat verdachte voor het eerst een lange tijd vast heeft gezeten. Verdachte is bovendien al bezig met zijn resocialisatie.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij het bepalen van een passende straf rekening gehouden met de ernst van de strafbare feiten, de omstandigheden waaronder verdachte die feiten heeft gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De rechtbank heeft ook gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd.
De rechtbank legt aan verdachte een gevangenisstraf van zes jaren op. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij deze straf heeft bepaald.
8.3.1
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan afpersing, de verkoop van MDMA, de voorbereiding van MDMA-handel en -productie, en heeft bovendien een vuurwapen met munitie, crimineel geld en hard- en softdrugs voorhanden gehad.
Bij de afpersing heeft verdachte gedreigd met een doorgeladen vuurwapen. De situatie die verdachte heeft gecreëerd moet heel beangstigend zijn geweest voor de slachtoffers. Slachtoffers van overvallen kunnen nog lange tijd last hebben van de psychische gevolgen daarvan.
Verder is algemeen bekend dat de productie van en handel in synthetische drugs zeer schadelijk is voor de gezondheid van mensen, en dan met name voor de gebruikers van die middelen. Bovendien bekostigen gebruikers de drugs die zij kopen vaak door strafbare feiten te plegen, waardoor schade en overlast wordt toegebracht aan de samenleving.
Het chemisch afval dat ontstaat bij de productie wordt bijna altijd illegaal gedumpt, waardoor grote schade ontstaat aan het milieu. Zowel de productie van een synthetische drug zoals amfetamine, als het daaruit voortkomende chemische afval en het dumpen van dat afval, zijn dan ook maatschappelijk ontwrichtend.
Verdachte lijkt zich bij het plegen van de feiten enkel bezig te hebben gehouden met het verdienen van geld en niet met de gevolgen van zijn gedrag voor anderen. De rechtbank neemt dat verdachte kwalijk.
Gezien de ernst van de feiten en gezien de grote hoeveelheden MDMA die verdachte (mede) heeft verkocht vindt de rechtbank in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meerdere jaren passend.
8.3.2
De persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit de justitiële documentatie (het ‘strafblad’) van verdachte blijkt dat hij eerder voor wapenbezit is veroordeeld. Omdat die veroordeling niet in verhouding staat tot de ernst van de feiten waarvoor verdachte nu wordt veroordeeld, heeft die veroordeling geen invloed op het bepalen van de straf.
8.3.3
Conclusie
De rechtbank concludeert dat de ernst van de feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes jaren rechtvaardigt. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet de rechtbank geen reden om daarvan af te wijken. De rechtbank zal die straf dan ook aan verdachte opleggen. De straf is lager dan door de officier van justitie is geëist, omdat de eis in vergelijking met andere strafzaken relatief hoog is.

9.BESLAG

De advocaat verzoekt om de in beslag genomen laptop, iPads, tas van Lacoste en geldbedragen terug te geven aan verdachte.
Wat de officier van justitie betreft mogen de laptop, iPads en tas van Lacoste aan verdachte worden teruggegeven. De geldbedragen moeten volgens de officier van justitie verbeurd worden verklaard.
De rechtbank neemt in dit vonnis alleen een beslissing over de onder verdachte in beslag genomen goederen waarvan verdachte op de zitting geen afstand heeft gedaan.
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van de volgende in beslag genomen voorwerpen:
- een computer (goednummer 2918490);
- een tablethoes (goednummer 2918512);
- drie tablethoezen (goednummer 2918509);
- een computer (goednummer 2918503);
- twee computers (goednummer 2918491);
- een computer (goednummer 2918474);
- een digitale ontvanger (goednummer 2918605);
- een tas (goednummer 2949721).
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen geldbedragen verbeurd verklaren. Met betrekking tot deze geldbedragen is het onder 3 bewezen verklaarde feit begaan.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 57, 317 en 420bis.1 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2, 3, 10, 10a en 11 en de artikelen 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
zes jaren;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen:
  • een computer (goednummer 2918490);
  • een tablethoes (goednummer 2918512);
  • drie tablethoezen (goednummer 2918509);
  • een computer (goednummer 2918503);
  • twee computers (goednummer 2918491);
  • een computer (goednummer 2918474);
  • een digitale ontvanger (goednummer 2918605);
  • een tas (goednummer 2949721);
- verklaart de volgende voorwerpen verbeurd:
  • een geldbedrag van € 4.350 (goednummer 2918322);
  • een geldbedrag van € 1.000,- (goednummer 2918323);
  • een geldbedrag van € 290,- (goednummer onbekend);
  • een geldbedrag van € 113,60 (goednummer 2918544);
  • een geldbedrag van 820,- (goednummer 2918547);
  • een geldbedrag van € 77,80 (goednummer 2918551);
  • een geldbedrag van € 123,25 (goednummer 2918559);
  • een geldbedrag van € 190,65 (goednummer 2918566);
  • een geldbedrag van € 583,80 (goednummer 2918569);
  • een geldbedrag van € 672,05 (goednummer 2918575);
  • een geldbedrag van € 19.905,- (goednummer 2918579);
  • een geldbedrag van € 25.000,- (goednummer 2918581);
  • een geldbedrag van € 1.155,30 (goednummer 2918587);
  • een geldbedrag van € 518,33 (goednummer 2918603).
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren, voorzitter, mrs. L.M.G. de Weerd en M.M.F.A. Smits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F. Verkuijlen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 september 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1. hij op een of meer tijdstippen of omstreeks 9 december 2021 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, op/aan de openbare weg de [locatie] , (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] (telkens) heeft gedwongen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, in elk geval enig(e) goed(eren), dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] toebehoorde(n), door
- bij voornoemde [slachtoffer 2] aan te geven dat hij, verdachte, zijn geld terug wilde hebben en/of
- (daarbij) een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 2] te tonen en/of in het bijzijn voornoemde [slachtoffer 2] door te laden en/of haar daarbij de woorden toe te voegen: "Ik zal je laten zien dat het een echt pistool is", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) voornoemd vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op voornoemde [slachtoffer 2] te richten en/of haar daarbij de woorden toe te voegen: "Ga snel naar buiten, ik wil de chauffeur spreken", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 2] beet te pakken en/of mee te trekken en/of hierbij voornoemd vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, tegen de schouder van voornoemde [slachtoffer 2] te drukken en/of
- (vervolgens) voornoemd vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of op hem te richten en/of die [slachtoffer 1] daarbij de woorden toe te voegen: "Ik wil mijn geld terug", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) voornoemd (doorgeladen) vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] te drukken en hem daarbij de woorden toe te voegen: "Wil je zien dat het pistool geladen is", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Ik heb het kenteken van je auto en als je naar de politie gaat weet ik je te vinden", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 9 december 2021 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, alhans in Nederland, [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door
- een vuurwapen, althans op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan voornoemde [slachtoffer 2] te tonen en/of in het bijzijn voornoemde [slachtoffer 2] door te laden en/of haar daarbij de woorden toe te voegen: "Ik zal je laten zien dat het een echt pistool is", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- voornoemd (doorgeladen) vuurwapen op/tegen het hoofd van voornoemde [slachtoffer 1] te drukken en/of hem daarbij de woorden toe te voegen: "Wil je zien dat het pistool geladen is", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toe te voegen: "Ik heb het kenteken van je auto en als je naar de politie gaat weet ik je te vinden", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2. hij op of omstreeks 9 december 2021 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland,
- een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een revolver, van het merk Colt, model Cobra, kaliber .38 SPL zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of
- munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten in totaal 49 scherpe patronen van het kaliber .38 SPL, voorhanden heeft gehad;
( art 26 lid 1 Wet wapens en munitie )
3. hij op of omstreeks 9 december 2021, te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, (van) een of meer geldbedragen van in totaal 55.782,78 euro (te weten 25.432,78 euro en/of 25.000 euro en/of 5.350,00 euro), althans een of meer voorwerpen,
Sub a
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, dan wel
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den)
Sub b
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
( art 420bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420bis lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )
subsidiairalthans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 9 december 2021, te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, een of meer geldbedragen van in totaal 55.782,78 euro (te weten 25.432,78 euro en/of 25.000 euro en/of 5.350,00 euro), althans een of meer voorwerpen, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist althans redelijkerwijs moest vermoeden dat dat/die voorwerp(en) onmiddellijk afkomstig was/waren uit enig eigen misdrijf;
( art 420bis.1 Wetboek van Strafrecht, art 420qtr.1 Wetboek van Strafrecht )
4. hij op of omstreeks 9 december 2021 te Vinkeveen, gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 4,38 gram methamfetamine, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende methamfetamine, zijnde methamfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

( art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet )

5. hij, op of omstreeks 9 december 2021, te Vinkeveen, althans gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen van MDMA, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij/zij , verdachte, wist of ernstige reden had om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat/die feit(en), door het voorhanden hebben van:
- 905 gram althans een hoeveelheid caustic soda en/of
- 385 gram althans een hoeveelheid citroenzuur en/of
- een jerrycan van 2 liter althans een hoeveelheid (met) PMK en/of Helional bevattende vloeistof en/of
- een jerrycan van circa 1,5 liter althans een hoeveelheid (met) PMK en/of
- circa 1 kg althans een hoeveelheid MAMDPA
in elk geval hoeveelheden chemicaliën en/of grondstoffen bestemd voor de productie/vervaardiging van MDMA, althans synthetische drugs, voorhanden gehad, waarvan verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en) en/of
- een althans meerdere kladblok(ken) met daarin omschreven het productieproces van MDMA en/of amfetamine, althans van synthetische drugs;
( art 10 lid 4 Opiumwet, art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet, art 11b lid 1 Opiumwet, art 2 ahf/ond D Opiumwet )
6. hij, in de periode van 7 april 2020 tot en met 2 juni 2020, te Vinkeveen, althans gemeente De Ronde Venen, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 500 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA, zijnde MDMA een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

( art 10 lid 4 Opiumwet, art 2 ahf/ond B Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )

7. hij, op of omstreeks 9 december 2021, te Vinkeveen, althans gemeente De Ronde Venen, althans in Nederland, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 1107,4 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep (hasjiesj), waaraan geen andere substanties waren toegevoegd en/of ongeveer 24,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hasjiesj en/of hennep (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;

( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers zijn dit – tenzij anders aangegeven – pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal met nummer PL09002022006090 van 15 maart 2022, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 514. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 6.
3.Proces-verbaal van aangifte, p. 7.
4.Proces-verbaal van aangifte, p. 9.
5.Proces-verbaal van aangifte, p. 10.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 11.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 12.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
9.Proces-verbaal van bevindingen, p. 66.
10.Proces-verbaal van bevindingen, p. 111.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 67 en 69.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 111.
13.Proces-verbaal van bevindingen, p. 117.
14.Proces-verbaal van bevindingen, p. 68.
15.Proces-verbaal van bevindingen, p. 246.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 247.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 248.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 113.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 114.
20.Proces-verbaal van bevindingen, p. 169.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 170.
22.Proces-verbaal van bevindingen, p. 171.
23.Proces-verbaal van bevindingen, p. 172.
24.Proces-verbaal van bevindingen, p. 173.
25.Proces-verbaal van bevindingen, p. 174.
26.Proces-verbaal van bevindingen, p. 175.
27.Proces-verbaal van bevindingen, p. 176.
28.Proces-verbaal van bevindingen, p. 177.
29.Proces-verbaal van bevindingen, p. 178.
30.Proces-verbaal van bevindingen, p. 179.
31.Proces-verbaal van bevindingen, p. 180.
32.Proces-verbaal van bevindingen, p. 293.
33.Proces-verbaal van bevindingen, p. 251.
34.Een geschrift, te weten: een NFI-rapport van 13 december 2021, p. 119.
35.Proces-verbaal van bevindingen, p. 129.
36.Proces-verbaal van bevindingen, p. 130.
37.Proces-verbaal van bevindingen, p. 159.
38.Proces-verbaal van bevindingen, p. 160.
39.Proces-verbaal van bevindingen, p. 214-215.
40.Proces-verbaal van bevindingen, p. 231.
41.Proces-verbaal van bevindingen, p. 232.
42.Proces-verbaal van bevindingen, p. 198.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 199.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 192.
45.Proces-verbaal van bevindingen, p. 430.
46.Proces-verbaal van bevindingen, p. 432.
47.Proces-verbaal van bevindingen, p. 437.
48.Proces-verbaal van bevindingen, p. 447.
49.Proces-verbaal van bevindingen, p. 355.
50.Proces-verbaal van bevindingen, p. 356.
51.Proces-verbaal van bevindingen, p. 486.
52.Proces-verbaal van bevindingen, p. 323.
53.Proces-verbaal van bevindingen, p. 324.
54.Proces-verbaal van bevindingen, p. 326.
56.Zie hiervoor: HR 1 december 2020, ECLI:NL:HR:2020:1889.