ECLI:NL:RBMNE:2022:607

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
21 februari 2022
Zaaknummer
UTR 20_724
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering Wajong-uitkering op basis van arbeidsvermogen; rechtbank oordeelt dat eiser recht heeft op uitkering

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 februari 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de weigering van een Wajong-uitkering aan eiser, die op 18-jarige leeftijd een aanvraag indiende. Eiser heeft een verstandelijke beperking, een evenwichtsstoornis en gehoorverlies, wat zijn arbeidsvermogen beïnvloedt. De aanvraag werd in eerste instantie afgewezen door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), dat stelde dat eiser arbeidsvermogen had. Eiser maakte bezwaar, maar het UWV handhaafde het besluit. De rechtbank heeft de zaak behandeld en deskundigen ingeschakeld om de situatie van eiser te beoordelen. De deskundige concludeerde dat eiser niet over de benodigde vaardigheden beschikt om arbeid te verrichten en dat hij niet in staat is om aaneengesloten te werken. De rechtbank oordeelde dat het UWV de medische en arbeidskundige rapporten onvoldoende had gewogen en dat eiser op de datum van zijn 18e verjaardag geen arbeidsvermogen had. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en herstelde de situatie door te bepalen dat eiser recht heeft op een Wajong-uitkering met terugwerkende kracht tot 16 april 2018. Tevens werd het UWV veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 20/724

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 februari 2022 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Huisman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: mr. E. Witte).

Inleiding

Eiser werd 18 jaar op [geboortedatum] 2018. Er is bij eiser sprake van een verstandelijke beperking op het gebied van zijn performale vaardigheden, waardoor hij moeite heeft met fijne motorische vaardigheden en een gebrek heeft aan ruimtelijk inzicht. Ook is er sprake van een evenwichtsstoornis en gehoorverlies links.
Op 10 mei 2019 heeft eiser bij verweerder een aanvraag beoordeling arbeidsvermogen ingediend, omdat hij een uitkering wil krijgen op grond van de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (Wajong). In het primaire besluit van 30 juli 2019 heeft verweerder beslist dat eiser geen recht heeft op een Wajong-uitkering, omdat hij arbeidsvermogen heeft.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Met het besluit van 2 januari 2020 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder heeft zich hiervoor gebaseerd op rapporten van zijn verzekeringsarts bezwaar en beroep en arbeidskundige bezwaar en beroep.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op de zitting van 5 november 2020 via Skype behandeld. Namens eiser waren zijn ouders aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van eiser. Verweerder heeft zich vooraf afgemeld voor de zitting.
Omdat het onderzoek niet volledig is geweest, heeft de rechtbank op 29 december 2020 het onderzoek heropend. De rechtbank heeft vervolgens aanleiding gezien mevrouw [A] , verzekeringsarts, als deskundige te benoemen.
De deskundige heeft op 24 september 2021 haar rapport uitgebracht. Nadat partijen op dit rapport hebben gereageerd en geen van hen heeft aangegeven prijs te stellen op een nadere zitting, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Waar gaat deze zaak over?

1. Deze zaak gaat over het afwijzen van de Wajong-aanvraag. Eiser vindt dat hij wel recht heeft op een Wajong-uitkering. Verweerder blijft bij het bestreden besluit. De rechtbank moet aan de hand van wat partijen naar voren hebben gebracht, beoordelen of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiser mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie.

Wat is het beoordelingskader?

2. Op grond van de Wajong heeft iemand als jonggehandicapte recht op een uitkering als hij op de dag waarop hij achttien jaar wordt duurzaam geen arbeidsvermogen heeft. Het ‘Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten’ bepaalt dat iemand geen arbeidsvermogen heeft als hij:
- geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie;
- niet over basale werknemersvaardigheden beschikt;
- niet één uur aaneengesloten kan werken; of
- niet ten minste vier uur per dag belastbaar is, tenzij hij ten minste twee uur per dag belastbaar is en in staat is per uur ten minste een bedrag te verdienen dat gelijk is aan het minimumloon per uur.
Voor het recht op een Wajong-uitkering moet verweerder beoordelen of (ten minste) één van de vier hierboven genoemde situaties zich voordoet. Is dat zo, dan ontbreekt het arbeidsvermogen.

Waar verschillen partijen van mening over?

3. Eiser voert aan dat hij geen arbeidsvermogen heeft. Ter onderbouwing hiervan heeft eiser onder meer een rapport overgelegd van een psychodiagnostisch onderzoek in de periode juni 2020-september 2020 door Centrum voor diagnostiek en behandeling Amerpoort. In dit rapport is onder meer beschreven dat eiser een zeer zwakke score heeft op verwerkingssnelheid en dat hij een zwak ontwikkeld werkgeheugen heeft, waardoor hij in de praktijk ondersteund moet worden bij zijn dagelijkse handelingen. Qua sociaal-emotionele ontwikkeling functioneert eiser voornamelijk op het niveau van een peuter-/kleuterfase. Omdat vaardigheden niet tot nauwelijks geautomatiseerd worden, zullen terugkomende taken voor eiser telkens weer als nieuw zijn. Het vorenstaande wordt bevestigd in het evaluatieverslag van 15 oktober 2020 over de dagbesteding van eiser bij Tivoli Vredenburg. Hierin staat onder meer dat eiser het nodig heeft om voor iedere dienst met begeleiding de gang van zaken en regels door te nemen. Ook bij meer praktische werkzaamheden heeft eiser veel ondersteuning nodig. Zo kan hij bijvoorbeeld niet zelf zijn schort vastmaken en botst hij met karren tegen van alles aan.
4. Verweerder vindt dat eiser wel arbeidsvermogen heeft en verwijst daartoe naar de medische en de arbeidskundige rapporten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep, [B] , heeft in het rapport van 20 december 2019 gesteld dat er geen medische argumenten zijn waarom eiser niet ten minste 4 uur per dag en 1 uur aaneengesloten belastbaar is. Ook zijn er volgens [B] geen medische argumenten waarom eiser niet over basale werknemersvaardigheden zou kunnen beschikken. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in het rapport van 23 december 2019 gesteld dat eiser bijvoorbeeld de taak handmatig afwassen kan uitvoeren. Verder hebben de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep op de beroepsgronden van eiser en de ingebrachte stukken gereageerd.
5. Gezien de verschillende standpunten van partijen, de door eiser ingebrachte (medische) informatie en de door de ouders van eiser tijdens de zitting gegeven toelichting, heeft de rechtbank aanleiding gezien een verzekeringsarts als onafhankelijk deskundige te benoemen. De rechtbank heeft haar onder meer gevraagd of eiser mogelijkheden heeft tot arbeidsparticipatie en of zij het eens is met de conclusies van de verzekeringsarts bezwaar en beroep.

Wat vindt de deskundige er van?

6. De bevindingen van haar onderzoek heeft de deskundige neergelegd in het rapport van 24 september 2021. De deskundige heeft dossierstudie verricht, heeft informatie van de behandelend sector daarbij betrokken en heeft eiser en zijn ouders op haar spreekuur gezien. In haar rapport concludeert de deskundige dat eiser niet voldoet aan de wettelijke criteria voor het hebben van arbeidsvermogen. Eiser beschikt niet over basale werknemersvaardigheden en is niet in staat om aaneengesloten een uur en ten minste 4 uur per dag te werken. Hij is weliswaar 4 uur per dag aanwezig op de dagbesteding bij Tivoli Vredenburg, maar hij is hierbij niet continue belastbaar. Er zijn vele pauzes nodig en hij moet zich regelmatig terugtrekken, waardoor de belastbaarheid minder dan 4 uur zal zijn. Ook lukt het eiser niet, al is het met permanent toezicht, om taken met een goed resultaat uit te voeren. Daarbij beschrijft de deskundige dat eiser erg snel wordt overschat door zijn omgeving, omdat hij verbaal sterk is. Eiser heeft zeer intensieve begeleiding nodig. Ondanks continue voordoen, na laten doen en corrigeren, lukt het eiser niet een enkelvoudige opdracht tot een goed einde te brengen. Het is niet afgemaakt of zaken zijn vergeten of de handelingen zijn door motorische problemen niet goed verricht. Keer op keer stuit eiser op dezelfde problemen die hij vaak niet ziet. Als eiser er op wordt gewezen, raakt hij emotioneel en moet hij zich terugtrekken op het toilet. Dit gebeurt enkele keren per uur. Ook thuis lukt het eiser keer op keer niet om taken uit te voeren, ondanks intensieve begeleiding. Voortaan poetst zijn vader de tanden van eiser, scheert zijn baard en droogt hem af, omdat eiser dit niet zelf kan doen vanwege zijn mentale maar ook motorische handicap. De belastbaarheid van eiser is erg kwetsbaar met grote kans op decompenseren in een andere setting dan dagbesteding. De deskundige meent dat eiser niet of nauwelijks leerbaar is en er geen verbetering in de toekomst is te verwachten.

Wat is de reactie van partijen op het deskundigenrapport?

7. Eiser heeft in zijn reactie op het deskundigenrapport aangegeven zich in de conclusie van de deskundige te kunnen vinden. De verzekeringsarts bezwaar en beroep, [C] , volgt de deskundige niet in zijn conclusie, omdat de standpunten van de deskundige vanuit algemene begrippen of op basis van een enkel voorbeeld worden onderbouwd. [C] sluit zich aan bij de eerdere rapporten van zijn collega [B] , waarin steeds een verband wordt gelegd tussen de aandoening en de daaruit voortvloeiende problematiek. Dit wordt volgens [C] ondersteund door meerdere voorbeelden uit het dagelijks leven van eiser, gegevens van de behandelaars/begeleiders en de eigen bevindingen bij het onderzoek. Voor de verdere onderbouwing verwijst [C] naar de al in bezwaar en beroep gegeven reacties van [B] .

Wat vindt de rechtbank er van?

8. Het uitgangspunt is dat de bestuursrechter het oordeel van een onafhankelijke, door hem ingeschakelde deskundige volgt, als de motivering van deze deskundige hem overtuigend voorkomt. [1] De rechtbank is van oordeel dat die situatie zich hier voordoet. In het deskundigenrapport is inzichtelijk en overtuigend gemotiveerd waarom eiser vanwege zijn mentale en fysieke beperkingen niet voldoet aan de criteria voor het hebben van arbeidsvermogen. Daarbij heeft de deskundige haar bevindingen en conclusies gebaseerd op eigen onderzoek en de rapporten van de verzekeringsartsen en heeft zij de overige beschikbare (medische) informatie bij haar beoordeling in aanmerking genomen. Wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in reactie op het deskundigenrapport heeft aangevoerd geeft, mede gezien de zich in het dossier bevindende (medische) stukken, onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van het medisch oordeel van de deskundige.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in de rapporten onvoldoende gewicht toegekend aan het totaal aan beperkingen in onderlinge samenhang bezien en in combinatie met de ernst van de stoornissen en de gevolgen hiervan voor het leven van eiser, zoals door de deskundige beschreven. De rechtbank vindt hiervoor steun in de bevindingen uit het psychodiagnostisch onderzoek, de evaluatie door Tivoli Vredenburg en de toelichting van de ouders tijdens de zitting dat zij eiser al 20 jaar op allerlei manieren ondersteund en begeleid hebben, maar dat in de praktijk telkens blijkt dat wat hem is aangeleerd hij niet zelf kan uitvoeren.

Conclusie

9. De rechtbank volgt dus de conclusie van de deskundige. Dit betekent dat verweerder het arbeidsvermogen van eiser onjuist heeft vastgesteld en dat ervan moet worden uitgegaan dat hij op 16 april 2018 geen arbeidsvermogen had. Het bestreden besluit berust hierdoor op een onjuiste medische grondslag. Omdat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep bij zijn beoordeling is uitgegaan van de medische beoordeling, berust het bestreden besluit ook op een arbeidskundig onjuiste grondslag.
10. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Gezien de onderzoeksbevindingen van de deskundige en in het licht van de overige (medische) gegevens, staat naar het oordeel van de rechtbank in voldoende mate vast dat in het geval van eiser de mogelijkheden tot arbeidsparticipatie zich niet zouden kunnen ontwikkelen, zodat hij duurzaam geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft. Daarmee voldoet eiser aan de voorwaarden voor het recht op een Wajong-uitkering. [2] De rechtbank ziet daarom aanleiding zelf in de zaak te voorzien door te bepalen dat eiser met ingang van 16 april 2018 recht heeft op een Wajong-uitkering. [3] Het primaire besluit van 30 juli 2019 zal daarom worden herroepen.
11. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoeden.
12. Eiser krijgt verder een vergoeding voor de proceskosten die hij in beroep heeft gemaakt. Verweerder moet die vergoeding betalen. Die vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2,5 punten op: 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen op de zitting en 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke reactie op het deskundigenrapport met een waarde per punt van € 759,- bij een wegingsfactor 1. Eiser heeft zich in bezwaar niet laten bijstaan door een gemachtigde, zodat er geen reden is voor vergoeding van de proceskosten in bezwaar. Toegekend wordt € 1.897,50.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit en bepaalt dat eiser met ingang van 16 april 2018 recht heeft op een Wajong-uitkering en dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 48,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.897,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. V.E.H.G. Visser, rechter, in aanwezigheid van
mr. A. Azmi, griffier. De beslissing is uitgesproken op 15 februari 2022 en zal openbaar worden gemaakt door publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 22 januari 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:323.
2.Op grond van artikel 1a:1, eerste lid, aanhef en onder a, en vierde lid, van de Wajong.
3.Met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht.