ECLI:NL:RBMNE:2022:6055

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
29 september 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22/1496
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bezwaar tegen niet-ontvankelijk verklaring van bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft eiser, die sinds 2009 een bijstandsuitkering ontvangt op basis van de Participatiewet (Pw), bezwaar gemaakt tegen de stopzetting van zijn uitkering door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De stopzetting vond plaats omdat eiser langer dan vier weken in het buitenland verbleef. Eiser heeft op 24 januari 2022 bezwaar ingediend, maar verweerder heeft dit bezwaar niet-ontvankelijk verklaard, omdat het te laat was ingediend. De rechtbank heeft op 29 september 2022 uitspraak gedaan in deze zaak.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser te laat bezwaar heeft gemaakt, aangezien de termijn voor het indienen van bezwaar zes weken bedraagt. Verweerder heeft in het bestreden besluit het herzieningsverzoek van eiser afgewezen, omdat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een verschoonbare termijnoverschrijding konden rechtvaardigen. Eiser voerde aan dat verweerder op de hoogte was van zijn vertrek naar Engeland en dat de beschikking naar zijn adres in Nederland was gestuurd, terwijl dit ook naar zijn cliëntondersteuner had kunnen worden verzonden.

De rechtbank oordeelde dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser had geen adreswijziging doorgegeven en had niet gereageerd op verzoeken van verweerder om zijn gewijzigde vertrekdatum door te geven. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard voor zover het gericht was tegen de niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar en heeft het herzieningsverzoek terugverwezen naar verweerder voor behandeling als bezwaar. Er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1496
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 september 2022 in de zaak tussen

[eiser] , eiser

(gemachtigde: mr. M. Flipse),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht (verweerder)

(gemachtigde: W. van Beveren).

Zitting

De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit van verweerder van 10 februari 2022 op 29 september 2022 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van eiser. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.
Na afloop van de behandeling van de zaak ter zitting heeft de rechtbank onmiddellijk ter zitting uitspraak gedaan. De motivering van die uitspraak vermeldt de rechtbank hierna onder de beslissing.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep voor zover gericht tegen het niet-ontvankelijk verklaren van het door eiser ingestelde bezwaar ongegrond;
- verwijst het beroep voor zover gericht tegen het besluit op het herzieningsverzoek van 10 februari 2022 ter behandeling als bezwaar terug naar verweerder.

Inleiding

1. Eiser heeft sinds 2009 een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw). In het besluit van 29 oktober 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de bijstandsuitkering van eiser op grond van de Pw stopgezet, omdat eiser langer dan vier weken in het buitenland verbleef. Eiser heeft op 24 januari 2022 bezwaar ingediend en een herzieningsverzoek ingediend.

Beoordeling door de rechtbank

2. Verweerder vindt dat hij het bezwaar van eiser niet-ontvankelijk heeft mogen verklaren omdat eiser te laat bezwaar heeft ingesteld. Dat moet namelijk binnen zes weken. Alleen als sprake is van bijzondere redenen kan later bezwaar worden ingesteld en kan de termijnoverschrijding verschoonbaar zijn. Verweerder heeft in het bestreden besluit het herzieningsverzoek afgewezen, omdat niet is gebleken van nieuwe feiten of omstandigheden en het bestreden besluit niet evident onredelijk is.
3. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder zijn bezwaar ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij heeft zijn situatie uitgelegd en stelt dat verweerder wist van zijn vertrek naar Engeland en dat hij later naar Engeland is vertrokken dan hij in eerste instantie had doorgegeven. Desondanks heeft verweerder de beschikking naar zijn adres in Nederland gestuurd. Volgens eiser had verweerder de beschikking ook aan zijn cliëntondersteuner kunnen sturen. Verder voert eiser gronden aan tegen de afwijzing van zijn herzieningsverzoek.
4. De rechtbank overweegt dat verweerder terecht het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft te laat bezwaar ingesteld en er zijn geen bijzondere redenen om een verschoonbare termijnoverschrijding aan te nemen. Verweerder heeft eiser op 10 september 2021 per e-mail verzocht om opgave te doen van zijn gewijzigde vertrekdatum en datum van terugkeer naar Nederland. Verweerder geeft in de e-mail aan dat hij nu uitgaat van een vertrekdatum van 10 augustus 2021 en dat eiser vanaf 8 september 2021 geen recht meer heeft op een bijstandsuitkering. Verweerder verzoekt eiser met spoed te reageren. Deze e-mail is naar zowel eiser als zijn cliëntondersteuner gestuurd. Noch eiser noch de cliëntondersteuner heeft op de e-mail gereageerd. Eiser heeft verweerder geen adreswijziging gestuurd. Verweerder wist niet waar eiser verbleef en conform vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep heeft verweerder de beschikking naar het laatst bekende adres van eiser gestuurd. [1]
5. Verweerder heeft de rechtbank voorafgaand aan de zitting laten weten niet in te stemmen met rechtstreeks beroep. De rechtbank verwijst het beroep voor zover het gericht is tegen het besluit op het herzieningsverzoek naar verweerder ter behandeling als bezwaar.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 september 2022 door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier.
griffier
rechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 14 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:927.