ECLI:NL:RBMNE:2022:6048

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 augustus 2022
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
22/1771
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag tegemoetkoming TONK op basis van inkomen en woonlasten

In deze zaak heeft eiseres een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming op grond van de TONK (Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten) bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht. De aanvraag werd op 16 november 2021 afgewezen, waarna eiseres bezwaar maakte. Dit bezwaar werd op 9 maart 2022 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van een beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de zaak op 4 augustus 2022 behandeld. Eiseres was aanwezig, maar verweerder verscheen niet. Eiseres betoogde dat haar zakelijke huurkosten niet waren meegenomen in de beoordeling van haar inkomen, wat volgens haar zou leiden tot een hogere woonquote en recht op de tegemoetkoming. Verweerder stelde echter dat de woonlasten van eiseres te laag waren in verhouding tot haar inkomen, en dat de woonquote minimaal 40% moest zijn om in aanmerking te komen voor de TONK.

De rechtbank oordeelde dat verweerder de zakelijke huurkosten terecht niet had meegenomen in de berekening van het inkomen, omdat deze kosten niet verdisconteerd worden als de omzet € 0,- is. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet in aanmerking kwam voor de tegemoetkoming, omdat haar inkomen correct was vastgesteld en er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de beleidsregel rechtvaardigden. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1771

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 augustus 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht(verweerder).

Inleiding

Eiseres heeft een aanvraag gedaan voor een tegemoetkoming op grond van de TONK 1 [1] .
Bij besluit van 16 november 2021 heeft verweerder deze aanvraag afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiseres bezwaar gemaakt.
Bij beslissing op bezwaar van 9 maart 2022 heeft verweerder dit bezwaar ongegrond verklaard. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen dit besluit (het bestreden besluit).
De rechtbank heeft het beroep op 4 augustus 2022 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Verweerder is niet verschenen.

Standpunten van partijen

1. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de woonlasten van eiseres te laag zijn in verhouding tot haar inkomen. De woonlasten van eiseres bedragen 35,7% van haar inkomen. Dit percentage wordt de woonquote genoemd. Om in aanmerking te komen voor een tegemoetkoming op grond van de TONK 1 dient de woonquote minimaal 40% te zijn [2] .
2. Eiseres meent dat zij wel aanspraak kan maken op een tegemoetkoming op grond van de TONK 1. Volgens eiseres heeft verweerder ten onrechte haar zakelijke lasten buiten beschouwing gelaten bij de beoordeling van haar inkomen. De zakelijke lasten heeft eiseres niet kunnen aftrekken in het kader van haar aanvraag om inkomensondersteuning op grond van de Tozo [3] . Dit vanwege het feit dat de omzet van haar bedrijf in de peilmand € 0,- was. De ondersteuning op grond van de Tozo biedt eiseres daarom onvoldoende soelaas. Dat maakt dat zij op grond van artikel 2, aanhef en onder e, van de Beleidsregel valt onder de doelgroep voor wie een tegemoetkoming is bedoeld. Wanneer immers haar zakelijke huurkosten wél meegenomen worden in de berekening, dan daalt haar inkomen en zal haar woonquote boven de 40% uitkomen. Voor zover haar redenering niet opgaat, stelt eiseres zich op het standpunt dat verweerder toepassing had moeten geven aan zijn inherente afwijkingsbevoegdheid [4] .

Overwegingen

4. De rechtbank volgt eiseres niet in haar redenering over de beoordeling van haar inkomen. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
5. Uit artikel 1, tweede lid, van de Beleidsregel blijkt dat verweerder voor de definitie van het begrip ‘inkomen’ heeft aangesloten bij de artikelen 31 en 32 van de Pw [5] . In het kader van de TONK heeft verweerder bij de vaststelling van het inkomen van eiseres terecht de zakelijke huurkosten die eiseres heeft gemaakt niet betrokken. In het kader van de Tozo worden de zakelijke huurkosten niet verdisconteerd in het geval de omzet € 0,- is. Wanneer dat wél zou gebeuren, dan zou er, na aftrek van de zakelijke kosten, een negatief inkomen ontstaan. De artikelen 31 en 32 van de Pw bieden geen ruimte om een negatief inkomen de onderneming van eiseres te verrekenen met haar Tozo-uitkering. [6]
6. Aan het vorenstaande doet niet af dat eiseres - naar zij stelt - haar zakelijke huurlasten niet uit haar Tozo-uitkering heeft kunnen voldoen. Dat is een kwestie die in het kader van de Tozo-beoordeling aan de orde had moeten worden gesteld. In het kader van de beoordeling van de tegemoetkoming op grond van de TONK is daarvoor geen ruimte.
7. Verweerder heeft het inkomen van eiseres aldus op juiste wijze bepaald. Aan de hand daarvan heeft verweerder terecht bepaald dat zich ten aanzien van eiseres geen situatie voordoet, waarin zij door haar inkomensdaling haar noodzakelijke woonlasten niet meer kan voldoen. Al om die reden komt eiseres niet in aanmerking voor een tegemoetkoming op basis van de TONK. De discussie over de vraag of andere regelingen niet of onvoldoende soelaas bieden voor de inkomensdaling van eiseres, behoeft daarom geen bespreking.
8. Verweerder heeft geen aanleiding hoeven zien om toepassing te geven aan zijn inherente afwijkingsbevoegdheid. Daartoe heeft verweerder mogen aanvoeren dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat het voor haar door bijzondere omstandigheden onevenredige gevolgen heeft dat verweerder heeft gehandeld in overeenstemming met de Beleidsregel, in relatie tot de Beleidsregel te dienen doelen.
9. De conclusie is dat verweerder de aanvraag terecht heeft afgewezen. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Het verzoek om schadevergoeding wijst de rechtbank om die reden af. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. L.L. Hol, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Tijdelijke Ondersteuning Noodzakelijke Kosten 1.
2.Zie Bijlage 1 van de Beleidsregel TONK 1 van de gemeente Utrecht (de Beleidsregel).
3.Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers.
4.Op grond van artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht.
5.Participatiewet.
6.Vgl. in dit verband o.m. de uitspraken van de Centrale Raad van Beroep 6 augustus 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:2666 en ECLI:NL:CRVB:2019:2667, en van 6 december 2011, ECLI:NL:CRVB:2011:BU9167. Zie ook de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2022, AWB 21/3759 (nog niet gepubliceerd).