ECLI:NL:CRVB:2019:2667
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor kosten eigen bijdrage rechtsbijstand
In deze zaak heeft de Centrale Raad van Beroep op 6 augustus 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag. Appellante, die een uitkering ontving op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) en een toeslag op grond van de Toeslagenwet (TW), had een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand ingevolge de Participatiewet (PW) voor de kosten van eigen bijdragen voor rechtsbijstand. Het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk heeft deze aanvraag afgewezen, omdat de draagkracht van appellante hoger was dan de kosten van de eigen bijdragen. Bij de berekening van de draagkracht heeft het college geen rekening gehouden met het negatieve inkomen uit de onderneming van appellante, een rijschool, wat leidde tot de afwijzing van de aanvraag.
De rechtbank heeft het beroep van appellante tegen het besluit van het college ongegrond verklaard. In hoger beroep heeft appellante betoogd dat het college ten onrechte het negatieve inkomen uit haar onderneming niet in aanmerking heeft genomen bij de vaststelling van haar draagkracht. De Raad heeft in zijn overwegingen uiteengezet dat volgens de Beleidsregels bijzondere bijstand Rijswijk 2017 en de relevante artikelen van de PW, het inkomen inclusief vakantietoeslag wordt vastgesteld zonder ruimte voor verrekening van negatief inkomen uit onderneming. De Raad heeft bevestigd dat het college de draagkracht van appellante terecht heeft vastgesteld zonder het negatieve inkomen uit haar onderneming mee te rekenen.
De Centrale Raad van Beroep heeft de aangevallen uitspraak van de rechtbank bevestigd, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag voor bijzondere bijstand in stand blijft. De Raad heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.