4.3Het oordeel van de rechtbank
Verdachte wordt ervan beschuldigd dat hij gedurende een bepaalde periode ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een – bij aanvang – veertienjarig meisje (hierna: aangeefster). Er is, kort gezegd, sprake van autisme en een licht verstandelijke beperking bij aangeefster. Aangeefster verbleef regelmatig bij verdachte en zijn vrouw op hun boerderij, alwaar het seksueel misbruik zou hebben plaatsgevonden. De vrouw van verdachte vangt vanwege haar werk op de boerderij geestelijk beperkte kinderen op.
Wettelijk kader
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de verwijten die verdachte worden gemaakt. Daarbij is het volgende wettelijke kader van belang. Volgens het tweede lid van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling betreft de tenlastelegging in haar geheel en niet een onderdeel daarvan. Zij beoogt de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing te waarborgen, in die zin dat artikel 342 lid 2 Sv de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen als de door één getuige naar voren gebrachte feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal.
Bij seksueel misbruikzaken – waar het veelal, zoals ook in deze zaak, gaat om zaken waarin slechts twee personen aanwezig zijn geweest en het derhalve niet zelden het woord is van de aangever/aangeefster tegen dat van de verdachte – is het niet vereist dat het misbruik als zodanig bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal, maar dat het afdoende is wanneer de verklaring van de aangever/aangeefster op onderdelen steun vindt in andere bewijsmiddelen. Tussen die verklaring en het overige gebezigde bewijsmateriaal mag geen sprake zijn van een te ver verwijderd verband.
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
Van aangeefster is (alleen) een zogenaamd studioverhoor afgenomen. Gedurende dat uitgebreide verhoor heeft zij consequent en gedetailleerd verklaard waar verdachte haar gedurende verschillende momenten op haar lichaam zou hebben aangeraakt (onder meer haar borsten en lies/liezen) en op welke plekken zij toen met verdachte alleen was tijdens haar verblijf op de boerderij toen dat zou zijn gebeurd (onder meer in de auto, trekker, boot, hot tub, woon- en slaapkamer).
De betrouwbaarheid van haar verklaring kan weliswaar niet worden getoetst aan de hand van andere verklaringen die zij heeft afgelegd, nu deze er niet zijn, maar zij is consistent in haar verklaring gedurende het studioverhoor. In het zogenaamde ‘informatief gesprek zeden’, waar aangeefster zelf niet bij aanwezig is geweest, vertelde haar vader kort over de ontuchtige handelingen (die aangeefster aan hem heeft verteld) en dat past bij de verklaring die aangeefster zelf heeft afgelegd.
De rechtbank heeft noch in het dossier noch in wat er op de zitting is besproken een aanknopingspunt gevonden waaruit valt af te leiden dat aangeefster een motief zou hebben om verdachte vals te beschuldigen. Aangeefster heeft bovendien verklaard dat zij het altijd erg naar haar zin had op de boerderij bij verdachte en zijn vrouw.
Wel is het zo dat uit het dossier – niet alleen van verdachte en zijn vrouw, maar ook vanuit de naaste omgeving van aangeefster – naar voren komt dat aangeefster vaak onwaarheden vertelt. Hoewel de verklaring in het studioverhoor als betrouwbaar wordt aangemerkt, en haar verklaring over ontuchtige handelingen door verdachte van een hele andere orde is dan de onwaarheden waarvan bekend is dat zij deze heeft verteld, is daarom extra behoedzaamheid in de waardering van deze zaak op zijn plaats.
De verklaring van aangeefster, zoals afgelegd tijdens het studioverhoor, is in dit kader door een deskundige onderzocht. De deskundige geeft vooraf aan dat geen enkele wetenschappelijk verantwoorde methode absolute zekerheid biedt over de vraag of een verklaring over een zedendelict wel of niet berust op gebeurtenissen die daadwerkelijk hebben plaatsgevonden, maar dat er in veel gevallen wel iets gezegd kan worden over de waarde van de verklaring. Na onderzoek is de conclusie van de deskundige dat in het dossier geen concrete ondersteuning is voor de mogelijkheid dat aangeefster het verhaal over de betastingen door verdachte heeft verzonnen. Deze conclusie ondersteunt het oordeel van de rechtbank dat de verklaring van aangeefster – afgelegd tijdens het studioverhoor – als betrouwbaar aangemerkt kan worden en op zich voor het bewijs kan worden gebezigd.
Geen steunbewijs
De verklaring van aangeefster alleen is echter onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen. Verdachte heeft de hem verweten gedragingen steeds stellig ontkend. De vraag die de rechtbank, gelet op het hiervoor geschetste kader, dient te beantwoorden is of de verklaring van aangeefster, gelet op het bewijsminimum (in zedenzaken), ook voldoende is ingebed in een concrete context die bovendien bevestiging vindt in ander bewijsmateriaal.
De officier van justitie heeft betoogd dat het steunbewijs kan worden gevonden in de bevestiging dat aangeefster op meerdere momenten met verdachte alleen is geweest en de verklaring van de broer van aangeefster die uit eigen waarneming heeft verklaard over de gemoedstoestand van aangeefster die in rechtstreeks verband kan worden gebracht met het tenlastegelegde.
De rechtbank stelt voorop dat met het bezigen van een (ondersteunend) bewijsmiddel waar het gaat om iemands gemoedstoestand, terughoudend moet worden omgegaan. In de jurisprudentie is te zien dat die gemoedstoestand als bewijsmiddel wordt gebezigd wanneer het betreffende slachtoffer zojuist iets is aangedaan en de gemoedstoestand die door een getuige wordt waargenomen daarbij passend is, zo ook in de door de officier van justitie aangehaalde jurisprudentie. In onderhavige zaak heeft aangeefster – in de zomer van 2018, toen zij met haar ouders op de camping was – niet over misbruik verteld tegen haar broer. Hij zag dat zij heel verdrietig was en zij vertelde hem dat zij bang was voor verdachte. Ook heeft zij hem verteld dat verdachte ’s avonds/’s nachts bij haar op de kamer kwam, als zij alleen was. De broer van aangeefster kan zich niet herinneren dat zij heeft gezegd dat verdachte haar heeft aangeraakt. Haar broer heeft hun ouders erbij gehaald en met hen heeft aangeefster verder gesproken. Dit heeft er niet in geresulteerd dat aangeefster niet langer naar de boerderij ging. De rechtbank ziet in deze verklaring van de broer van aangeefster onvoldoende steunbewijs voor de aan verdachte verweten gedragingen.
Dat heeft naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak ook te gelden voor het gegeven dat verdachte op diverse momenten alleen is geweest met aangeefster. Dat verdachte soms alleen was met aangeefster, was niet ongebruikelijk, gelet op de gezinssituatie waar binnen aangeefster werd opgevangen en dit was ook vooraf besproken met de ouders. Deze omstandigheid kan dan ook niet zonder meer als steunbewijs worden aangemerkt waaruit wettig en overtuigend bewijs kan worden afgeleid.
Daar komt bij dat de vrouw van verdachte stellig heeft verklaard, onder meer bij de rechter-commissaris, dat de verklaring van aangeefster op veel punten niet kan kloppen. Verdachte kwam ’s avonds altijd bij haar in bed toen zij in de slaapkamer nog televisie aan het kijken was. Zij zou het gemerkt hebben als verdachte enige tijd op de slaapkamer van aangeefster zou zijn en als daar, zoals aangeefster verklaarde, gewoon gepraat werd. Onder de deuren zitten grote kieren waardoor geluiden in huis goed te horen zijn. Bovendien zouden ook de andere huisgenoten iets gehoord moeten hebben. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat zijn zoon in de kamer direct naast de kamer van aangeefster verbleef, wanneer aangeefster bij hen logeerde. Ook heeft de vrouw van verdachte verklaard dat er vanuit de keuken altijd zicht was op de hot tub, zodat daar niets verkeerds kan zijn gebeurd zonder dat zij het gezien zou hebben. De stellige ontkenning van verdachte past bij de verklaring die zijn vrouw heeft afgelegd.
Al met al is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van aangeefster in deze zaak onvoldoende bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Er is onvoldoende steunbewijs. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.