ECLI:NL:RBMNE:2022:5994

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
3 augustus 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
C/16/533077 / HL ZA 22-15
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot inzage in beslaggenomen digitale gegevens in het kader van auteursrechtinbreuk

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 3 augustus 2022 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen een softwarebedrijf, aangeduid als [eiseres], en een gedaagde, die voorheen CEO was van een wederverkoper van de software. [Eiseres] heeft conservatoir bewijsbeslag gelegd op digitale gegevens van [gedaagde] omdat zij vermoedt dat haar software onrechtmatig wordt gebruikt. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] inzage moet geven in de in beslag genomen documenten, omdat [eiseres] een rechtmatig belang heeft bij deze inzage om haar rechtspositie te bepalen en mogelijke schade te verhalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bescheiden voldoende bepaald zijn en dat er een rechtsverhouding bestaat tussen de partijen. De gedaagde had bezwaar gemaakt tegen de inzage, onder andere omdat hij stelde dat de e-mails bedrijfsgevoelige informatie bevatten. De rechtbank heeft deze bezwaren verworpen en geoordeeld dat er geen gewichtige redenen zijn om de inzage te weigeren. De rechtbank heeft [gedaagde] veroordeeld om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis inzage te geven in de bescheiden, en heeft [eiseres] gemachtigd om zelf inzage te verkrijgen indien [gedaagde] hieraan niet voldoet. Tevens is [gedaagde] veroordeeld in de proceskosten van [eiseres].

Uitspraak

RECHTBANK Midden-Nederland

Civiel recht
Zittingsplaats Lelystad
Zaaknummer: C/16/533077 / HL ZA 22-15
Vonnis van 3 augustus 2022
in de zaak van
[eiseres],
te [vestigingsplaats] ,
eisende partij,
advocaat: mr. D.N. van Beem te Amsterdam,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
advocaat: mr. W. Seinen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 t/m 6
- de conclusie van antwoord met productie 1,
- de mondelinge behandeling van 16 juni 2022.
1.2.
Ten slotte is beslist dat vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[eiseres] is een softwarebedrijf dat software op het gebied van Enterprice Resource Planning ontwikkelt. [gedaagde] was CEO van [bedrijf 1] (hierna: [bedrijf 1] ). [bedrijf 1] trad tot medio 2013 op als wederverkoper van de software van [eiseres] . [eiseres] heeft ontdekt dat onrechtmatig gebruik wordt gemaakt van haar software. Haar licentiesysteem wordt omzeild door de systeemdatum handmatig terug te zetten. Daardoor breekt de datum van verstrijken van de licentie nooit aan en wordt de licentie dus feitelijk verlengd zonder dat de gebruiker hiervoor betaalt. [eiseres] vermoedt dat [bedrijf 1] hierbij een rol heeft gespeeld en overweegt de schade die zij hierdoor lijdt op de betrokken partijen te verhalen. Om de informatie die hiervoor relevant kan zijn veilig te stellen heeft [eiseres] conservatoir bewijsbeslag gelegd op diverse digitale data van [gedaagde] . [eiseres] vordert in deze procedure dat [gedaagde] inzage geeft in de in beslag genomen documenten. Ook vordert [eiseres] betaling van de kosten van deze procedure.
2.2.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagde] inzage in en afschrift van de in beslag genomen informatie moet verlenen. Deze beslissing wordt hierna toegelicht.

3.De beoordeling

Gang van zaken rond bewijsbeslag
3.1.
Uit de processen-verbaal van de deurwaarder blijkt dat hij bewijsbeslag heeft gelegd op
“elektronische bescheiden die betrekking hebben op de omzeiling van het licentiesysteem van [ [eiseres] ] op de daarbij betrokken inbreuk makende producten en de dienstverlening daaromtrent”. Eerst is globaal conservatoir bewijsbeslag gelegd op verschillende digitale bestanden, die een ICT-deskundige ter plekke heeft gekopieerd. Vervolgens heeft de definitieve beslaglegging plaatsgevonden “
na selectie met behulp van onder meer de zoektermen ‘ [eiseres] ’ en ‘licentie’”. Het definitieve beslag omvat in totaal 18 e-mails (hierna: de e-mails).
Toetsingskader 834a Rv
3.2.
Uit artikel 843a, lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) volgt onder welke omstandigheden de ene partij aanspraak heeft op inzage, afschrift of uittreksel van informatie die de andere partij onder zich heeft. Toepassing van deze exhibitieplicht vereist dat de eiser hiervoor een rechtmatig belang heeft, dat de bescheiden voldoende bepaald zijn en dat sprake is van een rechtsbetrekking waarbij de eiser partij is. Het is aan [eiseres] om hiervoor de nodige feiten te stellen. Op de exhibitieplicht kan vervolgens een uitzondering bestaan als sprake is van een weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 843a, lid 3 of 4 Rv.
Rechtmatig belang
3.3.
[eiseres] stelt dat zij een rechtmatig belang heeft bij inzage in en afschrift van de e-mails, omdat zij haar rechtspositie wil bepalen. Zij wil onderzoeken hoe het omzeilen van het licentiesysteem in zijn werk is gegaan, wat de omvang van de schade is en welke rol [bedrijf 1] en [gedaagde] hierbij hebben gespeeld.
3.4.
Volgens [gedaagde] ontbreekt het rechtmatig belang. Van de 18 in beslag genomen e-mails heeft [eiseres] er volgens [gedaagde] al 12 in haar bezit. Volgens [gedaagde] hebben de andere 6 e-mails geen betrekking op het omzeilen van het licentiesysteem. [gedaagde] vindt verder dat het doel van de exhibitie onduidelijk is. Met name heeft hij bezwaar tegen de tegenstrijdige stellingen van [eiseres] omtrent een eventuele persoonlijke aansprakelijkstelling van [gedaagde] . Ten slotte vindt [gedaagde] dat [eiseres] de gegevens bij [bedrijf 1] had moeten opvragen en niet bij [gedaagde] persoonlijk. Hij is immers niet meer betrokken bij [bedrijf 1] en haar rechtsopvolger [bedrijf 2] .
3.5.
De rechtbank overweegt als volgt. [eiseres] heeft software ontwikkeld en zij is hiervan de auteursrechthebbende. Een partij die gebruikmaakt van deze software zonder een geldige licentie, maakt inbreuk op het auteursrecht van [eiseres] . Uit de correspondentie die [eiseres] in haar bezit heeft, blijkt dat een oud-collega van [gedaagde] bij [bedrijf 1] aan een klant uitleg heeft gegeven over hoe het licentiesysteem kan worden omzeild. [gedaagde] heeft dit niet weersproken. Naar het oordeel van de rechtbank is dit voldoende voor een redelijk vermoeden dat onrechtmatig inbreuk wordt gemaakt op het auteursrecht van [eiseres] .
3.6.
Ten aanzien van de bezwaren van [gedaagde] overweegt de rechtbank als volgt. Zolang geen inzage is verstrekt in de e-mails kan [eiseres] niet vaststellen of het inderdaad – zoals [gedaagde] zegt – voor een deel e-mails betreffen die zij al in haar bezit heeft. Het inzageverzoek dient er nu juist toe om te beoordelen of deze e-mails voor haar bruikbare informatie bevatten. Ook de rechtbank kan niet beoordelen of het e-mails zijn waarover [eiseres] al beschikt. Bovendien geldt dat voor zover het inderdaad e-mails zijn die [eiseres] al kent, niet valt in te zien welk belang van [gedaagde] wordt beschermd door het weigeren van inzage hierin. Het gaat dan immers – zoals [gedaagde] zelf zegt – om informatie die voor [eiseres] niet nieuw is, waardoor hij door inzage te verstrekken niet in een andere positie terechtkomt dan waarin hij al verkeert. Voor de 6 e-mails waarover [eiseres] volgens [gedaagde] nog niet beschikt geldt grotendeels hetzelfde: [gedaagde] kan wel zeggen dat hierin geen informatie over de omzeiling van het licentiesysteem staat, maar [eiseres] kan dit pas verifiëren wanneer zij deze e-mails kan inzien. Ook ten aanzien van deze e-mails heeft [gedaagde] niet toegelicht of en waarom hij in zijn belangen wordt geschaad wanneer [eiseres] hierin inzage krijgt. De rechtbank gaat dan ook aan deze bezwaren van [gedaagde] voorbij.
3.7.
Het doel dat [eiseres] met het inzageverzoek heeft is – anders dan [gedaagde] vindt - naar het oordeel van rechtbank duidelijk: [eiseres] wil de informatie gebruiken om haar rechtspositie te bepalen en haar bewijs in een voorgenomen procedure over de inbreuk op haar auteursrecht veilig te stellen. Dat [gedaagde] inmiddels niet meer werkzaam is bij [bedrijf 3] doet niet ter zake. [eiseres] wil de informatie immers ook gebruiken om haar rechtspositie te bepalen ten opzichte van [gedaagde] . De omstandigheid dat [eiseres] in een eerder stadium heeft gezegd niet voornemens te zijn [gedaagde] persoonlijk aansprakelijk te stellen, maakt dit niet anders. Niets staat [eiseres] in de weg om haar strategie ten aanzien van het beschermen van haar auteursrecht te wijzigen of te verbreden.
Bepaaldheid van de bescheiden
3.8.
Volgens [eiseres] zijn de bescheiden voldoende bepaald. Volgens [gedaagde] is het onduidelijk hoe de beslagen bescheiden zijn geselecteerd.
3.9.
De rechtbank overweegt als volgt. Zoals blijkt uit de beschrijving van het bewijsbeslag onder r.o. 3.1 heeft de deurwaarder beslag gelegd “
na selectie met behulp van onder meer de zoektermen ‘ [eiseres] ’ en ‘licentie’”. Dit is een voldoende duidelijke omschrijving van de gehanteerde methode, die naar het oordeel van de rechtbank voor de hand ligt. Volgens [gedaagde] laten de woorden
“onder meer”de mogelijkheid open dat de deurwaarder de data ook op andere termen dan ‘ [eiseres] ’ en ‘licentie’ heeft gefilterd. De rechtbank ziet hierin geen bezwaar. Ten eerste blijkt uit de algemene opdracht dat de deurwaarder heeft gezocht naar informatie die ging over het omzeilen van het licentiesysteem. Dus zelfs als de deurwaarder andere zoektermen heeft gebruikt dan ‘ [eiseres] ’ en ‘licentie’, heeft hij zich beperkt tot specifieke informatie. Als een groot aantal bescheiden in beslag zou zijn genomen, zou dit misschien nog vragen om een uitgebreidere beschrijving van de zoektermen, maar dat is hier niet het geval. Het gaat in deze zaak om 18 in beslag genomen e-mails. Dit is een zeer overzichtelijke hoeveelheid informatie. De rechtbank vindt het bezwaar van [gedaagde] onvoldoende geconcretiseerd. De gang van zaken duidt naar het oordeel van de rechtbank – anders dan [gedaagde] betoogt – niet op een
fishing expedition.
Rechtsbetrekking waarbij [eiseres] partij is
3.10.
[eiseres] wil met dit inzageverzoek de mogelijkheid onderzoeken een actie uit onrechtmatige daad te starten, wegens inbreuken op haar auteursrecht. Volgens [gedaagde] heeft [eiseres] de rechtsbetrekking onvoldoende onderbouwd.
3.11.
In artikel 1019a lid 1 Rv is vastgelegd dat een onrechtmatige daad wegens een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht (waaronder auteursrecht) een rechtsbetrekking is in de zin van artikel 843a Rv. Het bestaan van de rechtsbetrekking waarop de vordering berust moet ‘voldoende aannemelijk’ zijn. Dit vereiste wordt inmiddels doorgaans zo uitgelegd dat de bescheiden relevant moeten kunnen zijn voor de beoordeling van het geschil met het oog waarop de inzage van de bescheiden wordt gevraagd (HR 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251).
3.12.
Zoals overwogen in r.o. 3.5 heeft [eiseres] voldoende aannemelijk gemaakt dat haar licentiesysteem wordt omzeild en dat de e-mails hierover informatie bevatten. Dit brengt mee dat ook voldoende aannemelijk is dat [eiseres] een vordering heeft uit onrechtmatige daad wegens een inbreuk op een auteursrecht en dat de e-mails dus zien op een rechtsbetrekking waarbij [eiseres] partij is.
Bedrijfsgevoelige informatie
3.13.
Uit artikel 843a Rv, lid 4 volgt dat een vordering tot afgifte kan worden geweigerd wanneer hiervoor een gewichtige reden bestaat, of een goede rechtsbedeling ook op andere wijze kan worden gewaarborgd. De stelplicht en bewijslast voor de aanwezigheid van deze weigeringsgrond rust op [gedaagde] .
3.14.
[gedaagde] heeft bij de mondelinge behandeling naar voren gebracht dat de e-mails bedrijfsgevoelige informatie bevatten. Het gaat specifiek om klantnamen van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] . Omdat [eiseres] en [bedrijf 2] concurrerende ondernemingen zijn, vindt [gedaagde] het onwenselijk dat deze informatie in handen van [eiseres] komt. [gedaagde] vreest dat [eiseres] klanten van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] zal benaderen.
3.15.
Naar het oordeel van de rechtbank is geen sprake van een gewichtige redenen om de inzage te weigeren. Voor zover [eiseres] klanten van [bedrijf 1] en [bedrijf 2] benadert met het oog op de omzeiling van het licentiesysteem, heeft zij daar alle reden en recht toe. Voor zover [eiseres] klanten van [bedrijf 1] of [bedrijf 2] om een andere reden benadert op een wijze die hen schade toebrengt, is het aan [bedrijf 1] en [bedrijf 2] om daar tegen op te treden.
Slotsom
3.16.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiseres] een rechtmatig belang heeft bij de inzage, dat de bescheiden voldoende zijn bepaald en dat de bescheiden betrekking hebben op een rechtsverhouding waarbij [eiseres] partij is. Bovendien is niet gebleken van een uitzondering op grond waarvan [gedaagde] niet aan de inzage zou moeten meewerken. [gedaagde] zal [eiseres] inzage in en afschrift van de e-mails moeten geven.
Executie
3.17.
[eiseres] heeft gevorderd dat [gedaagde] de inzage in- en het afschrift van de e-mails binnen een week na betekening van dit vonnis aan [eiseres] moet verstrekken. [eiseres] vordert dat [gedaagde] een dwangsom zal verbeuren van € 500 voor ieder(e) dag(deel) dat hij daarmee in gebreke blijft en dat [eiseres] op grond van artikel 3:299 BW wordt gemachtigd om die inzage en dat afschrift na ommekomst van een week na betekening van het te wijzen vonnis bij de gerechtelijk bewaarder op te vragen.
3.18.
De rechtbank zal de gevorderde machtiging toewijzen voor zover [gedaagde] niet binnen een termijn van twee weken aan het vonnis voldoet. De dwangsom zal worden afgewezen, omdat [eiseres] daarbij naast voornoemde machtiging geen belang heeft.
Proceskosten
3.19.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiseres] als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding
98,52
- griffierecht
667,00
- salaris advocaat
1.126,00
(2,00 punten × € 563,00)
Totaal
1.891,52

4.De beslissing

De rechtbank:
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis inzage in en afschrift van de in beslag genomen bescheiden te verschaffen,
4.2.
machtigt [eiseres] om vanaf de vijftiende dag na betekening van dit vonnis en voor zover [gedaagde] niet aan de hoofdveroordeling onder 4.1 heeft voldaan zelf namens [gedaagde] inzage en afschrift van de in beslag genomen bescheiden bij de gerechtelijk bewaarder op te vragen,
4.3.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.891,52,
4.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 4.3 genoemde proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
4.5.
wijst het anders of meer gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. van Woudenberg en in het openbaar uitgesproken op 3 augustus 2022.