ECLI:NL:RBMNE:2022:5991

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 mei 2022
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
979920 MC EXPL 22-2251
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van schadevergoeding en ongerechtvaardigde verrijking in het kader van voorgenomen perceelverkoop

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 25 mei 2022, zijn partijen betrokken bij een geschil over de voorgenomen verkoop van een perceel. De eiser, een hoveniersbedrijf, heeft werkzaamheden verricht op het perceel van de gedaagden, een melkveehouderij, voordat er een definitieve overeenkomst tot stand kwam. De eiser vorderde betaling voor de verrichte werkzaamheden op basis van ongerechtvaardigde verrijking, terwijl de gedaagden een tegenvordering instelden voor de kosten van sleufsilowanden en schade aan het perceel. De rechtbank oordeelde dat beide partijen deels in het gelijk en deels in het ongelijk werden gesteld. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden een bedrag van € 15.775,00 aan de eiser moesten betalen voor de verbeteringen aan het perceel, terwijl de eiser € 19.026,73 aan de gedaagden moest betalen voor de sleufsilowanden en schade aan het perceel. De proceskosten werden gecompenseerd, en de wettelijke rente werd toegewezen vanaf de data van verzuim. De uitspraak benadrukt de complexiteit van verbintenissenrecht en de noodzaak van duidelijke afspraken tussen partijen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Lelystad
zaaknummer: 9799920 MC EXPL 22-2251
Vonnis van 25 mei 2022
inzake
de besloten vennootschap
[eiser] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats 1] ,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
gemachtigde: mr. W.M. Bond-Stroek,
tegen:

1.de maatschap [gedaagde sub 1] ,

gevestigd te [vestigingsplaats 2]
2.
[gedaagde sub 2],
wonende te [woonplaats]
3.
[gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
gemachtigde: mr. Groot-Koerkamp
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagden c.s.] . worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 7;
- de conclusie van antwoord en eis in reconventie met producties 1 tot en met 12;
- de akte van [gedaagden c.s.] . met inbreng productie 13 en vermindering van eis in reconventie;
- de conclusie van antwoord in reconventie met inbreng producties 8 tot en met 11 en vermeerdering van eis in conventie;
- de pleitnota van [eiser] ; en
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 7 april 2022.
1.2.
Vervolgens is beslist dat vonnis zal worden gewezen.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
De heer [a] (hierna: [a] ) is eigenaar van hoveniersbedrijf [eiser] . [gedaagden c.s.] . had een melkveehouderij, maar is met deze onderneming gestopt. [eiser] had interesse om het perceel van [gedaagden c.s.] . (hierna: het perceel) te kopen en was hierover met [gedaagden c.s.] . in gesprek. Voordat partijen overeenstemming hadden bereikt over een mogelijke verkoop, heeft [eiser] op het perceel verschillende werkzaamheden verricht. Op enig moment zijn de onderhandelingen tussen partijen over een verkoop spaak gelopen en is [eiser] van het perceel vertrokken.
De vordering (conventie)
2.2.
Volgens [eiser] moet [gedaagden c.s.] . voor de werkzaamheden op het perceel betalen, primair omdat hij deze in opdracht van [gedaagden c.s.] . heeft uitgevoerd. [eiser] stelt dat [gedaagden c.s.] mondeling had toegezegd dat als de verkoop van het perceel niet zou doorgaan, [gedaagden c.s.] . de werkzaamheden zou vergoeden. Subsidiair stelt [eiser] dat [gedaagden c.s.] ongerechtvaardigd is verrijkt, omdat de materialen en de arbeid die hij in het perceel heeft geïnvesteerd tot waardevermeerdering heeft geleid waarvan [gedaagden c.s.] . nu profijt heeft.
2.3.
[eiser] vordert in deze procedure, na vermeerdering van eis, uitvoerbaar bij voorraad, betaling door [gedaagden c.s.] . van:
  • € 55.490,60 inclusief btw voor de werkzaamheden die hij op het perceel heeft verricht, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente,
  • buitengerechtelijke incassokosten, en
  • proceskosten en nakosten, waaronder de beslagkosten te vermeerderen met wettelijke rente over de proceskosten en nakosten.
De tegenvordering (reconventie)
2.4.
[gedaagden c.s.] . vindt dat hij [eiser] niet voor de werkzaamheden hoeft te compenseren, maar juist dat [eiser] hem nog geld verschuldigd is. Hij heeft daarom een tegenvordering ingesteld. Volgens [gedaagden c.s.] . heeft hij 32 sleufsilowanden aan [eiser] verkocht. Daarnaast is [eiser] volgens [gedaagden c.s.] . huur verschuldigd voor de tijd waarin hij op het perceel aanwezig was. Ten slotte maakt [gedaagden c.s.] . aanspraak op vergoeding van schade aan het perceel die [eiser] bij de uitvoering van de werkzaamheden volgens [gedaagden c.s.] . heeft gemaakt.
2.5.
[gedaagden c.s.] . vordert na vermindering van eis, uitvoerbaar bij voorraad, betaling van:
  • € 19.360,00 inclusief btw voor 32 sleufsilowanden die [eiser] heeft afgevoerd;
  • € 25.000,00 aan compensatie voor het gebruik van het perceel;
  • € 15.355,75 aan schadevergoeding vanwege beschadigingen aan het perceel;
te vermeerderen met de wettelijke rente,
  • € 2.595,45 aan kosten ter vaststelling van de omvang van de schade,
  • buitengerechtelijke incassokosten, en
  • proceskosten en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente
Samenvatting van de beslissing
2.6.
Op het moment dat partijen met elkaar in gesprek waren over de voorgenomen verkoop en op goede voet met elkaar stonden, is het feitelijk zo gelopen dat [eiser] alvast op het perceel aanwezig was en ter voorbereiding op zijn komst werkzaamheden uitvoerde. [gedaagden c.s.] . vond dat goed. Partijen hebben op dat moment geen eenduidige afspraken met elkaar gemaakt over wat er zou gebeuren als de verkoop niet zou doorgaan. Zij verschillen hierover van mening en zij hebben hierover niets op papier gezet. Partijen zijn beiden verantwoordelijk voor de situatie die tussen hen is ontstaan en worden beiden deels in het gelijk en deels in het ongelijk gesteld.
2.7.
De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagden c.s.] . een bedrag van € 15.775,00 aan [eiser] moet betalen, omdat zijn perceel voor dit bedrag is verbeterd dankzij de werkzaamheden van [eiser] . Op zijn beurt moet [eiser] aan [gedaagden c.s.] . een bedrag van € 8.000,00 betalen voor de sleufsilowanden die hij heeft afgevoerd en € 9.729,00 voor de schade die bij de uitvoering van de werkzaamheden aan het perceel is ontstaan. Voor het overige worden de vorderingen over en weer grotendeels afgewezen. Hierna wordt dit oordeel puntsgewijs uitgelegd.

3.De feiten

Werkzaamheden op het perceel

3.1.
Vast staat dat [eiser] in de periode van januari 2021 tot april 2021 onder andere een gedeelte van het perceel heeft opgehoogd, een aantal loodsen en schuren heeft schoongespoten en een aantal sleufsilowanden heeft verwijderd. [gedaagden c.s.] . wist dat [eiser] de werkzaamheden verrichtte. Begin mei 2021 heeft [eiser] op verzoek van [gedaagden c.s.] . het perceel verlaten.
3.2.
[gedaagden c.s.] . heeft op 31 maart 2021 een factuur aan [eiser] verzonden. Deze factuur luidt – voor zover relevant -:
“Omschrijving:
32 silowanden met voet, 2 meter hoog € 16.000,00
Btw
€ 3.360,00
Totaal bedrag€ 19.360,00
3.3.
Op 28 juni 2021 heeft [gedaagden c.s.] . daarnaast aan [eiser] laten weten dat hij hem aansprakelijk houdt voor schade die bij het uitvoeren van de werkzaamheden op het perceel is ontstaan.
3.4.
[eiser] heeft [gedaagden c.s.] . op 2 april 2021 een factuur gestuurd voor zijn werkzaamheden voor een bedrag van € 50.844,20 inclusief btw. De factuur luidt, voor zover van belang:
“(…)
Aantal
Omschrijving
Totaal
16 uur
2 dagen transport silowanden met dieplader
€ 1.200,00
280 uur
Koppeluren; oude platen weghalen, aanbrengen platen, aanstraten, platen zagen, PVC aanbrengen/aansluiten, hoogtes zetten, kolken zetten + diverse werkzaamheden
€ 19.600,00
1 st.
Diverse PVC
€ 780,00
60 m³
Zand los gestort leveren
€ 1.500,00
64 uur
Koppel timmermannen 4 dagen
€ 2.880,00
24 uur
3 dagen grote shovel
€ 2.040,00
48 uur
6 dagen grote kraan
€ 3.120,00
4 dagen
Huur zuignap
€ 200,00
24 uur
Manuren schoonspuiten loods
€ 840,00
112 uur
14 dagen [naam 2] + kraan; uitgraven putten, uitgraven platen, uitgraven silokuil + uitgraven puin en aanbrengen
€ 8.960,00
1 dag
Kilveren [naam 3]
€ 800,00
1 dag
Huur doorspuitkar
€ 100,00
Totaal exclusief BTW:
€ 42.020,00
01700 – Hoog tarief (21%)
€ 8.824,20
Totaal inclusief BTW
€ 50.844,20
(…)”
Bij akte van vermeerdering van eis heeft [eiser] daarnaast gesteld dat hij aanspraak maakt op vergoeding voor 48 stelconplaten ter waarde van € 80,00 exclusief btw per stuk, die hij heeft gebruikt bij het ophogen van het perceel. Dit komt neer op een eisvermeerdering van in totaal € 4.646,40 inclusief btw, waardoor de compensatie voor de werkzaamheden die [eiser] van [gedaagden c.s.] vordert in totaal € 55.490,60 inclusief btw bedraagt.
Deskundigenonderzoek
3.5.
In opdracht van [gedaagden c.s.] . heeft een schade-expert van [bedrijf 1] een onderzoek uitgevoerd naar de vorderingen die [eiser] en [gedaagden c.s.] . over en weer op elkaar menen te hebben. De deskundige heeft het perceel op 14 januari 2022 in het bijzijn van [eiser] en zijn advocaat en [gedaagden c.s.] . bezocht en hierbij de door [eiser] uitgevoerde werkzaamheden bekeken. Daarnaast heeft hij de facturen die partijen elkaar hebben gestuurd en de offertes die [gedaagden c.s.] . heeft laten opstellen voor de herstelwerkzaamheden beoordeeld. De deskundige heeft zijn bevindingen beschreven in een rapport van 18 maart 2022.

4.De beoordeling

In conventie

Overeenkomst van opdracht
4.1.
[eiser] heeft primair aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat hij een overeenkomst van opdracht heeft gesloten met [gedaagden c.s.] . Een overeenkomst komt tot stand door aanbod en aanvaarding. Dit kan mondeling gebeuren of schriftelijk. Een aanbod moet voldoende duidelijkheid geven over welke verplichtingen partijen bij de totstandkoming van de overeenkomst aangaan. Een aanvaarding bestaat uit een wilsverklaring waaruit degene die het aanbod heeft gedaan redelijkerwijze mag opmaken dat de ander het aanbod aanvaardt.
4.2.
Volgens [eiser] heeft [gedaagde sub 2] tegen hem gezegd dat als de verkoop niet zou doorgaan, de verrichte werkzaamheden onderling zouden worden afgerekend. Volgens [eiser] is hiermee een overeenkomst van opdracht tot stand gekomen.
4.3.
[gedaagden c.s.] . betwist dat [gedaagde sub 2] een dergelijke mededeling heeft gedaan. [gedaagden c.s.] . was er weliswaar van op de hoogte dat [eiser] werkzaamheden op het perceel uitvoerde, maar ontkent dat hij hiervoor zelf opdracht heeft gegeven. [gedaagden c.s.] . betwist dat hij van plan was om voor de werkzaamheden te betalen als de verkoop niet zou doorgaan. [gedaagden c.s.] . heeft in dit kader aangevoerd dat als hij dergelijke werkzaamheden op het perceel had willen laten verrichten, hij dit op een andere manier zou hebben laten uitvoeren dan hoe [eiser] dit heeft gedaan.
4.4.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) rust op [eiser] de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de totstandkoming van de overeenkomst van opdracht. [gedaagden c.s.] . heeft gemotiveerd betwist dat [gedaagde sub 2] – zoals [eiser] stelt - de mededeling heeft gedaan dat de werkzaamheden onderling zouden worden afgerekend als de verkoop van het perceel niet zou doorgaan. Ook als dit wel zou komen vast te staan, dan is die mededeling op zichzelf nog niet voldoende om te kwalificeren als wilsverklaring op basis waarvan [eiser] erop mocht vertrouwen dat hij aanspraak kon maken op vergoeding van alle werkzaamheden zoals hij die nu vordert. De enkele mededeling dat de werkzaamheden zouden worden afgerekend brengt bijvoorbeeld niet zonder meer mee dat [eiser] alle uren en materialen voor de werkzaamheden (zonder overleg over bijvoorbeeld de wijze waarop de werkzaamheden zouden worden uitgevoerd) bij [gedaagden c.s.] . in rekening mocht brengen. [eiser] heeft verder niets gesteld waaruit de opdracht op een andere manier zou kunnen blijken. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [eiser] onvoldoende heeft gesteld waaruit zou kunnen blijken dat partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten.
Ongerechtvaardigde verrijking
4.5.
[eiser] heeft in de akte van eiswijziging aan zijn vordering subsidiair ten grondslag gelegd dat [gedaagden c.s.] . ongerechtvaardigd is verrijkt. Bij de mondelinge behandeling heeft [gedaagden c.s.] . bezwaar gemaakt tegen deze aanvulling op de primaire grondslag, omdat deze in een te laat stadium van de procedure naar voren zou zijn gebracht. De kantonrechter gaat voorbij aan dit bezwaar, omdat de akte van eiswijziging met daarin de aanvulling op de grondslag gelijktijdig met de conclusie van antwoord in reconventie – en daarmee tijdig – in het geding is gebracht. Ook als dat niet het geval was geweest had de kantonrechter deze grondslag bovendien ambtshalve kunnen bespreken, gelet op het bepaalde in artikel 25 Rv. De kantonrechter zal daarom ook deze subsidiaire grondslag beoordelen.
4.6.
Uit artikel 6:212 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) volgt dat van ongerechtvaardigde verrijking sprake is wanneer het vermogen van de een is verminderd ten gunste van een ander, zonder dat daarvoor een rechtvaardiging bestaat. Dit kan het geval zijn wanneer de ene partij een verbetering aanbrengt aan een zaak van een ander. In zo’n geval moet onder omstandigheden de eigenaar de partij die is verarmd hiervoor compenseren door middel van schadevergoeding. De hoogte van de schadevergoeding is niet meer dan de door de schuldeiser geleden schade, niet meer dan het door de schuldenaar genoten voordeel (de verrijking) en niet meer dan redelijk is.
4.7.
[eiser] stelt dat hij is verarmd, omdat hij arbeid en materiaal in het perceel van [gedaagden c.s.] . heeft geïnvesteerd, terwijl hij daar zelf geen baat bij heeft gehad. Hij is dus verarmd. Hij stelt verder dat [gedaagden c.s.] . is verrijkt door de werkzaamheden, omdat het perceel door zijn werkzaamheden is opgeknapt. Volgens [eiser] brengt het feit dat [gedaagden c.s.] . ontkent dat hij heeft toegezegd hem voor de werkzaamheden te compenseren mee dat de verrijking zonder grondslag en dus ongerechtvaardigd heeft plaatsgevonden.
4.8.
[gedaagden c.s.] . voert het verweer dat geen sprake kan zijn van ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagden c.s.] . omdat [eiser] het perceel gebruikte op basis van een huur- dan wel bruikleenovereenkomst.
4.9.
De kantonrechter verwerpt het verweer van [gedaagden c.s.] . De omstandigheid dat de ene partij gebruik maakt van het goed van een ander op basis van een overeenkomst van huur dan wel bruikleen (los van de vraag of daarvan in deze zaak sprake is) staat er niet aan in de weg dat de eigenaar ongerechtvaardigd kan worden verrijkt als de gebruiker hieraan verbeteringen aanbrengt.
4.10.
[gedaagden c.s.] . betwist niet dat [eiser] is verarmd, maar wel dat hij is verrijkt. Ook in dit verband heeft [gedaagden c.s.] . aangevoerd dat hij geen opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden en dat [eiser] de werkzaamheden ook niet op een manier heeft uitgevoerd zoals [gedaagden c.s.] . zou hebben laten doen als hij hiervoor wel de opdracht zou hebben gegeven. De partij-deskundige van [gedaagden c.s.] . heeft in zijn rapport echter wel degelijk geconstateerd dat een aantal werkzaamheden een voordeel of verbetering voor [gedaagden c.s.] . hebben opgeleverd.
4.11.
De deskundige rapporteert over de factuur van [eiser] van 2 april 2021 – voor zover hier van belang – het volgende:
Overzicht claim wederpartij
Herstelkosten
Toelichting
7
--
Het transport van de weggehaalde sleuf silo’s is reeds in de door cliënten verstuurde factuur verdisconteerd (…). De geclaimde € 1.200 achten wij dan ook niet reëel.
8
4.900,00
Met inachtneming dat cliënten zelf de randen hebben aangewerkt en er aannemelijk sprake is van meer kleine oneffenheden tussen de stelconplaten onderling, zijn wij van mening dat hier maar zeer beperkt sprake is van een voordeel voor cliënten.
9
--
De geclaimde € 780,00 voor PVC materiaal achten wij niet reëel en niet terecht, aangezien dit materiaal is gebruikt voor het herstellen van de door wederpartij gemaakt schade aan regenwater- en perssap leidingen.
10
375,00
Zand ten behoeve van erf adviseren wij conform punt 8 te benaderen en daarmee 25% van de geclaimde € 1.500 als verbetering te zien.
11
--
De geclaimde € 2.280,00 voor timmerwerk van de materiaalstellingen achten wij niet reëel en niet terecht, aangezien dit enkel voor gebruik van wederpartij is bedoeld en reeds geheel weer is verwijderd.
12
510,00
Met inachtneming van onze bevindingen van de conclusie onder punt 8, achten wij 25% van het geclaimde bedrag à € 2.040,-- voor de terreinophoging, als zijnde verbetering voor cliënten reëel.
13
780,00
Met inachtneming van onze bevindingen en de conclusie onder punt 8 achten wij 25% van het geclaimde bedrag à € 3.120,00 voor de terreinophoging, als zijnde verbetering voor cliënten reëel.
14
50,00
Met inachtneming van onze bevindingen en de conclusie onder punt 8 achten wij 25% van het geclaimde bedrag à € 200,00 voor de terreinophoging, als zijnde verbetering voor cliënten reëel.
15
--
De geclaimde € 840,00 voor het schoonspuiten van de loods achten wij niet reëel en niet terecht, aangezien dit een eigen keuze is van wedepartij ten behoeve van het gebruik van de loods door wederpartij.
16
8.960,00
De onder dit punt genoemde werkzaamheden zijn aannemelijk onderdeel van het verwijderen van de sleufsilo’s, het weghalen van de platen en onderliggende puinlaag. De kosten voor deze werkzaamheden zijn reëel bevonden en tevens uitgesloten bij de offerte opgave van [naam 1] . Met bovenstaande inachtneming achten wij het geclaimde bedrag à € 8.960,00 reëel als zijnde verbetering voor cliënten. Het gefactureerde bedrag hebben wij reëel bevonden.
17
200,00
Het kilveren ten behoeve van de erfverhoging adviseren wij conform punt 8 te benaderen daarmee 25% van de geclaimde € 800,00 als verbetering mee te nemen.
18
--
De geclaimde € 100,00 voor de huur van een doorspuitkar achten wij niet reëel en niet terecht, aangezien dit benodigd was voor het herstellen van de door wederpartij gemaakt schade aan regenwater en perssap leidingen.
Totaal
15.775,00
(…)
*Genoemde prijzen zijn exclusief btw.”
Over de 48 stelconplaten die [eiser] naar eigen zeggen heeft gebruikt bij het ophogen van het perceel, heeft de deskundige het volgende gerapporteerd:
“Wederpartij geeft aan dat er, naast het reeds gefactureerde, tevens 45 stelconplaten en een bepaalde hoeveelheid puin zou zijn geleverd, maar dat deze nog niet zijn gefactureerd. Cliënten geven aan dat dit onjuist is en dat de gebruikte materiaal en reeds aanwezig waren op het erf (zowel de stelconplaten als het puin wat onder de verwijderde sleufilo’s zou liggen). Op basis van luchtfoto’s en de aangeleverde foto’s van cliënten kunnen wij concluderen dat de aangegeven platen reeds zichtbaar zijn op oude foto’s en daarmee niet onderdeel zijn van de in 2021 verrichten werkzaamheden ten behoeve van het in gebruik nemen van het terrein door wederpartij.”
4.12.
Het gegeven dat de werkzaamheden niet in opdracht zijn uitgevoerd staat er niet aan in de weg dat sprake kan zijn van ongerechtvaardigde verrijking (ECLI:NL:GHARN:2001:AE2223, NJ 2002/222). Het voorgaande brengt mee dat ook de omstandigheid dat de aanpassingen niet of niet geheel in lijn met de wensen van [gedaagden c.s.] . zijn uitgevoerd er niet aan in de weg staan dat hij hierdoor ongerechtvaardigd kan zijn verrijkt. De partij-deskundige van [gedaagden c.s.] . heeft bij de beoordeling van de posten die [eiser] in rekening heeft gebracht onderscheid gemaakt tussen werkzaamheden die enkel waren gericht op het klaarmaken van het perceel voor gebruik door [eiser] zelf en werkzaamheden die een objectieve verbetering van het perceel inhouden. De deskundige kwalificeert een deel van de werkzaamheden van [eiser] als een dergelijke (blijvende) verbetering van het perceel. Hieruit volgt naar het oordeel van de kantonrechter dat [gedaagden c.s.] . is verrijkt met in ieder geval dit bedrag.
4.13.
[eiser] heeft gewezen op de hiervoor besproken constateringen van de partij-deskundige van [gedaagden c.s.] . en gesteld dat hieruit volgt dat [gedaagden c.s.] . is verrijkt (pleitnota [gedaagden c.s.] , onder randnummer 7). Ter zitting heeft [eiser] daarnaast gesteld dat ook de onderdelen die volgens de deskundige geen verbetering voor [gedaagden c.s.] inhouden toch voor vergoeding in aanmerking komen, omdat deze kosten volgens hem wel reëel zijn. Voor zover [eiser] heeft bedoeld dat hij alle gefactureerde werkzaamheden heeft verricht en dus voor dat bedrag is verarmd, brengt dat (ook als dit klopt) nog niet automatisch mee dat [gedaagden c.s.] . hem ook voor deze bedragen moet compenseren. De verplichting van [gedaagden c.s.] . om [eiser] te compenseren is immers beperkt tot het bedrag waarmee hij is verrijkt.
4.14.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [eiser] de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de verrijking van [gedaagden c.s.] . Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] mede in het licht van de gemotiveerde betwisting van [gedaagden c.s.] . onvoldoende onderbouwd gesteld waarom de werkzaamheden waarvan de deskundige ze niet als verbetering kwalificeert wel als verrijking voor [gedaagden c.s.] . zouden moeten worden aangemerkt.
4.15.
Gelet op het voorgaande zal de kantonrechter voor de vaststelling van de omvang van de verrijking aanknopen bij de werkzaamheden die de deskundige als verbetering van het perceel heeft beoordeeld. Gelet op de bevindingen van de deskundige komen de 48 stelconplaten niet voor vergoeding in aanmerking. Dit betekent dat [gedaagden c.s.] . vanwege de ongerechtvaardigde verrijking een bedrag van € 15.775,00 aan [eiser] moet voldoen. De kantonrechter overweegt dat nu er geen prestatie van [eiser] tegenover deze schadevergoeding staat, dit bedrag niet met btw zal worden belast. Om deze reden komt de btw over dit bedrag niet voor vergoeding in aanmerking (ECLI:NL:GHAMS:2021:3562).
Wettelijke rente
4.16.
[eiser] vordert vergoeding van de wettelijke rente over het bedrag waarmee [gedaagden c.s.] . ongerechtvaardigd is verrijkt. Op grond van artikel 6:119 BW is [eiser] wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment van verzuim. Volgens [eiser] is het verzuim ingetreden op 10 april 2021, aangezien op dat moment de betalingstermijn van de factuur van [eiser] is verlopen. De kantonrechter is van oordeel dat dat nu niet is komen vast te staan dat partijen een overeenkomst van opdracht hebben gesloten op basis waarvan [eiser] de werkzaamheden heeft verricht die hij bij [gedaagden c.s.] . in rekening kon brengen, [gedaagden c.s.] . niet in verzuim is gekomen door de factuur niet te betalen. Pas bij de akte van eiswijziging op 21 maart 2022 heeft [eiser] ongerechtvaardigde verrijking aan de vordering ten grondslag gelegd en is [gedaagden c.s.] . hiermee geconfronteerd. Omdat [gedaagden c.s.] . op dat moment niet heeft betaald is op grond van artikel 6:83, sub b BW het verzuim op dat moment ingetreden. De wettelijke rente zal daarom vanaf die datum worden toegewezen.
Beslagkosten
4.17.
[eiser] vordert vergoeding van de beslagkosten. [gedaagden c.s.] . heeft aangevoerd dat het beslag onrechtmatig is gelegd, dat de beslagkosten daarom niet voor vergoeding in aanmerking komen en dat [eiser] aansprakelijk is voor de gevolgen.
4.18.
Als de vordering ter verzekering waarvan het beslag is gelegd slechts gedeeltelijk wordt toegewezen, heeft dit niet tot gevolg dat het beslag ten onrechte is gelegd. De vraag of een beslaglegger aansprakelijk is voor de gevolgen van een beslag omdat het beslag is gelegd voor een te hoog bedrag, lichtvaardig is gelegd of onnodig is gehandhaafd, moet worden beantwoord aan de hand van criteria die gelden voor misbruik van recht (ECLI:NL:PHR:2003:AF2841).
4.19.
De kantonrechter overweegt dat hoewel het toegewezen bedrag lager is dan het bedrag waarvoor beslag is gelegd, alsnog een aanzienlijk gedeelte van de vordering wordt toegewezen. Dit brengt mee dat het beslag niet als onrechtmatig moet worden aangemerkt. Van andere omstandigheden die tot deze gevolgtrekking leiden is ook niet gebleken. De vordering is naar het oordeel is dan ook gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op:
griffierecht € 667,00
deurwaarderskosten € 557,32
salaris advocaat € 563,00 (1,0 punt x tarief € 563,00)
Totaal € 1.787,32
Buitengerechtelijke incassokosten
4.20.
[eiser] heeft gesteld buitengerechtelijke kosten gemaakt te hebben en heeft vergoeding daarvan gevorderd. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal worden afgewezen, omdat [eiser] heeft nagelaten een omschrijving te geven van de voor [eiser] ’ rekening verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden.
Proceskosten
4.21.
Omdat partijen over en weer in conventie en reconventie deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de manier zoals beschreven in 5.5.
Vordering in reconventie
4.22.
De kantonrechter zal nu de tegenvorderingen van [gedaagden c.s.] . beoordelen, te beginnen met de vraag of [eiser] [gedaagden c.s.] . moet compenseren voor het gebruik van het perceel. Daarna zal worden beoordeeld of [eiser] [gedaagden c.s.] . moet betalen voor het afvoeren van de sleufsilowanden en de schade aan het perceel.
Huurovereenkomst
4.23.
Huur is de overeenkomst waarbij de ene partij, de verhuurder, zich verbindt aan de andere partij, de huurder, een zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken en de huurder zich verbindt tot een tegenprestatie (artikel 7:201 BW). Net als voor een overeenkomst van opdracht geldt voor een huurovereenkomst dat deze tot stand komt door aanbod en aanvaarding.
4.24.
[gedaagden c.s.] . stelt dat partijen mondeling een huurovereenkomst hebben gesloten op grond waarvan [eiser] gebruik mocht maken van het perceel tegen betaling van € 25.000,00 per jaar, hetgeen neerkomt op een huursom van € 2.083 per maand. [gedaagden c.s.] . stelt dat [eiser] van januari tot augustus 2021 gebruik heeft gemaakt van het perceel en daarom € 14.583,33 aan huur moet betalen. [gedaagden c.s.] . stelt daarnaast dat [eiser] ondanks sommaties daartoe het perceel niet volledig heeft ontruimd, waardoor [gedaagden c.s.] . in de maanden augustus tot en met december 2021 huurinkomsten is misgelopen. [gedaagden c.s.] . stelt daarom dat de verder oplopende schade in een schadestaatprocedure te gelde kan worden gemaakt.
4.25.
Vast staat dat [eiser] in de periode vanaf januari 2021 op het perceel aanwezig was en hierop werkzaamheden heeft verricht. [eiser] heeft verder erkend dat hij bij zijn vertrek van het perceel een deel van de grond heeft achtergelaten. [eiser] betwist echter dat hij met [gedaagden c.s.] . een huurovereenkomst heeft gesloten op grond waarvan hij jaarlijks een bedrag van € 25.000 zou moeten voldoen.
4.26.
Op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv rust op [gedaagden c.s.] . de stelplicht en bewijslast ten aanzien van de totstandkoming van de huurovereenkomst. Gelet op het feit dat [eiser] betwist dat partijen mondeling afspraken hebben gemaakt over huur van het perceel en [gedaagden c.s.] . verder niets heeft gesteld waaruit dit blijkt, zal de kantonrechter deze vordering afwijzen.
4.27.
De kantonrechter overweegt in dit verband nog dat [gedaagden c.s.] . bij de mondelinge behandeling te kennen heeft gegeven dat hij na het vertrek van [eiser] nog geen actie heeft ondernomen om het perceel op een andere manier te gebruiken of te verhuren, omdat hij eerst goed wilde nadenken over wat hij met het perceel zou willen doen. De kantonrechter maakt hieruit op dat voor zover [gedaagden c.s.] . inkomsten is misgelopen, dit niet zozeer het gevolg is van het vertrek van [eiser] , maar van de overwegingen van [gedaagden c.s.] . zelf.
Bruikleen
4.28.
Partijen hebben gediscussieerd over de vraag of voor zover het gebruik van het perceel door [eiser] niet kwalificeert als huur, wellicht sprake is geweest van bruikleen. Beoordeling hiervan kan achterwege blijven, nu dit niet relevant is voor de toewijsbaarheid van de vorderingen.
Koopovereenkomst sleufsilowanden
4.29.
[gedaagden c.s.] . vordert een bedrag van € 16.000,00 ter compensatie van 32 sleufsilowanden die [eiser] heeft afgevoerd. [gedaagden c.s.] . stelt hiertoe primair dat hij deze sleufsilowanden aan [eiser] heeft verkocht.
4.30.
Net als voor een overeenkomst van opdracht en een huurovereenkomst geldt voor een koopovereenkomst dat deze tot stand komt door aanbod en aanvaarding.
4.31.
Vast staat dat [eiser] 32 sleufsilowanden van het perceel heeft verwijderd. Op 31 maart 2021 heeft [gedaagden c.s.] . [eiser] hiervoor een factuur gestuurd van € 16.000,00 exclusief btw (zoals vermeld onder r.o. 3.2.). Volgens [gedaagden c.s.] . blijkt daaruit dat hij de sleufsilowanden aan [eiser] heeft verkocht. [gedaagden c.s.] . heeft daarnaast gewezen op een e-mail die [eiser] op 7 juni 2022 aan [gedaagden c.s.] . heeft gestuurd, die – voor zover relevant – luidt:
“Wij hebben tot op heden geen betaling ontvangen van alle verrichte werkzaamheden op uw terrein.
Wij zullen de factuur met factuurnummer 215208 dan ook uit handen geven.
Zodra wij betaling hebben ontvangen zullen wij het grond per direct ophalen en tevens uw factuur voldoen.”
Volgens [gedaagden c.s.] . volgt uit voorgaande e-mail dat [eiser] erkent dat hij de sleufilo’s heeft gekocht. [eiser] betwist dit en heeft verklaard dat zijn opmerking dat hij de factuur voor de sleufsilowanden zou betalen enkel een schikkingsaanbod was. Hij zou alleen bereid zijn de factuur van [gedaagden c.s.] . te betalen als [gedaagden c.s.] . op zijn beurt de factuur voor de werkzaamheden zou betalen.
4.32.
De kantonrechter is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [gedaagden c.s.] . de sleufsilolwanden aan [eiser] heeft verkocht. Het feit dat [gedaagden c.s.] . hiervoor een factuur aan [eiser] heeft verzonden is daarvoor onvoldoende, mede gelet op de omstandigheid dat hij deze factuur pas heeft verstuurd toen hij [eiser] ook al had verzocht het perceel te verlaten en niet meteen nadat [eiser] de sleufsilwanden had verwijderd. versturen factuur is daarvoor onvoldoende. Ook de e-mail van [eiser] kan niet als erkenning van de koopovereenkomst worden aangemerkt. De verklaring van [eiser] dat hij dit bericht heeft verzonden in een poging het geschil minnelijk te regelen is aannemelijk en [gedaagden c.s.] heeft in het licht van deze gemotiveerde weerlegging het bestaan van een koopovereenkomst onvoldoende onderbouwd.
Onrechtmatig wegnemen sleufilowanden
4.33.
[gedaagden c.s.] . heeft subsidiair aan de vordering ten grondslag gelegd dat [eiser] de sleufsilowanden onrechtmatig heeft weggenomen. Wanneer iemand een onrechtmatige daad pleegt tegen een ander, is hij verplicht de schade die de ander daardoor lijdt te vergoeden.
4.34.
Volgens [gedaagden c.s.] . heeft [eiser] onrechtmatig gehandeld door de sleufsilowanden af te voeren, omdat hij hiervoor geen opdracht of toestemming had gegeven. [eiser] betwist dat hij de sleufsilowanden niet mocht wegnemen.
4.35.
[gedaagden c.s.] . heeft niet betwist dat hij ervan op de hoogte was dat [eiser] de sleufsilowanden zou verwijderen en dat hij dit heeft toegestaan. Dit alles gebeurde in de context van de gesprekken tussen partijen over de voorgenomen verkoop van het perceel. Dat de verkoop niet is doorgegaan, maakt niet dat het afvoeren van de sleufsilowanden met terugwerkende kracht een onrechtmatig karakter heeft gekregen. De kantonrechter is daarom van oordeel dat [eiser] met het wegnemen van de sleufsilowanden niet onrechtmatig heeft gehandeld.
Ongerechtvaardigde verrijking
4.36.
Hoewel niet is komen vast te staan dat [gedaagden c.s.] . de sleufilowanden aan [eiser] heeft verkocht, of dat [eiser] deze onrechtmatig heeft weggenomen, is [eiser] naar het oordeel van de kantonrechter door het afvoeren van de sleufsilowanden wel ongerechtvaardigd verrijkt.
4.37.
Vast staat dat [eiser] 32 sleufwilowanden van [gedaagden c.s.] . heeft afgevoerd. [gedaagden c.s.] . heeft voor de sleufsilowanden een factuur van € 16.000,00 aan [eiser] gestuurd. [eiser] heeft te kennen gegeven dat hij deze sleufsilowanden niet voor een bedrag van € 16.000,00 zou hebben gekocht. Wel heeft hij erkend dat nieuwe sleufsilowanden € 500,00 kosten. Partijen zijn het erover eens dat de sleufsilowanden die [eiser] heeft afgevoerd niet nieuw meer waren. Volgens [gedaagden c.s.] . verkeerden de sleufsilowanden nog in goede staat en [eiser] heeft dit niet betwist. Dit betekent dat [gedaagden c.s.] . is verarmd met de waarde die de sleufsilowanden nog vertegenwoordigden. Volgens [gedaagden c.s.] . heeft [eiser] de sleufsilowanden aan een derde partij verkocht. [eiser] heeft niet betwist dat hij voor de sleufsilowanden geld heeft ontvangen, maar hij heeft geen openheid gegeven over de hoogte van dat bedrag. Hiermee staat vast dat [eiser] is verrijkt.
4.38.
Omdat zowel de omvang van de verarming als de verrijking niet zijn komen vast te staan zal de kantonrechter de schade in redelijkheid begroten. Bij begroting van de schade mag de rechter de schade schatten en is hierbij niet gebonden aan de regels van het bewijsrecht. In het licht van de omstandigheid dat de sleufsilowanden weliswaar niet meer nieuw, maar nog wel in goede staat waren en dat partijen beiden verantwoordelijk zijn voor de ontstane situatie, begroot de kantonrechter de schade wegens ongerechtvaardigde verrijking aan de zijde van [gedaagden c.s.] . op € 8.000,00.
Schade aan het perceel
4.39.
Zoals overwogen in r.o. 4.33 is een partij verplicht de schade van een ander te vergoeden die hij door onrechtmatig handelen heeft veroorzaakt. Een voorwaarde hierbij is dat de schade aan de betreffende partij kan worden toegerekend.
4.40.
[gedaagden c.s.] . vordert vergoeding van schade die [eiser] op het perceel zou hebben aangericht bij het uitvoeren van de werkzaamheden. Het gaat om beschadigingen aan de dakgoot van de ligboxenstal, de roldeur, silowanden, worteldoek, grond vermengd met puin. Volgens [gedaagden c.s.] . heeft [eiser] de schade veroorzaakt en is deze dus aan hem toe te rekenen. [eiser] betwist dat hij de schade heeft veroorzaakt.
4.41.
De deskundige die in opdracht van [gedaagden c.s.] . op het perceel een onderzoek heeft uitgevoerd (zoals besproken onder r.o. 3.5) heeft ook de schade die [eiser] volgens [gedaagden c.s.] . tijdens de uitvoering van de werkzaamheden zou hebben veroorzaakt en de offertes voor werkzaamheden waarmee de schade zou kunnen worden hersteld, beoordeeld. De deskundige rapporteert hierover – voor zover hier van belang -:
Inventarisatie schadeposten:
1.
Gat in de PVC dakgoot aan voorzijde van de ligboxenstal. (…)
2.
Aanrijdschade aan de linkerkant van de roldeur, waardoor het zetstuk op 7 punten is los gegaan en licht vervormd. (…)
3.
Schade 3 stuks verkeerd verplaatste keerwanden. Deze zijn door wederpartij verplaatst vanuit de kapschuur naar achter de kapschuur (…).
a.
Opmerking cliënten: Deze zijn beschadigd en enkele zijn omgevallen tijdens het verplaatsen. Deze waren heel.
b.
Opmerking wederpartij: Wel verplaatst, maar niet beschadigd.
Herstelkosten: offerte [naam 1] : € 683,50 exclusief btw.
4.
Ten behoeve van het weghalen van een sleufsilo (…) is met de talud, die tegen de silowanden aan zat (welke met worteldoek was bekleed), een sloot dichtgegooid. De worteldoek is niet (volledig) weggehaald en daardoor vermengd geraakt met (landbouw)grond en in de dichtgegooide sloot terecht gekomen. Een en ander zou zijn gedaan onder tijdsdruk van het transport van de silowanden. Ten behoeve van het gebruik van de grond is de klei en worteldoek door (…) gescheiden.
a.
Opmerking wederpartij: wij moesten van het erf af dus konden deze werkzaamheden niet afmaken.
Herstelkosten: Factuur van (…) € 1.729,00 exclusief btw
5.
Als onderdeel van het gebruik van het terrein is door […] grond (zichtbaar vermengd met stenen/puin en platenresten) en 3 m3 puin achter gelaten (…).
a.
Opmerking cliënten: 80% is van wederpartij en 20% komt van het eigen erf.
b.
Opmerking wederpartij: 20% is van wederpartij en 80% kom van het erf van cliënten.
Herstelkosten: Offerte van (…) € 25.000,00 exclusief btw
(…)
Herstelkosten: Beoordeling en begroting schadeposten mede aan de voornoemde schadebewijzen; rekening houden met aftrek nieuw voor oud:
1.
Aangaande de beschadigde goot is door ons niet te achterhalen waardoor en door wie dit is veroorzaakt. (…)
2.
Aangaande de beschadigde zetstukken is door ons niet te achterhalen waardoor en door wie dit is veroorzaakt. (…)
3.
Aangaande de beschadigde silowanden hebben wij op basis van scheurvorming kunnen constateren dat bij de 3 aangegeven elementen verse scheurvorming zichtbaar is. Bij 2 van de 3 elementen zijn daarbij ook afgeronde scheuren zichtbaar, hetgeen duidt op oudere scheurvorming. Met dit inachtneming achten wij het reëel dat voor het vervangen van 3 elementen 50% van het geclaimde bedrag à € 683,50 exclusief btw voor rekening van wederpartij komt.
4.
Aangaande het scheiden van het worteldoek hebben wij vastgesteld dat er inderdaad sprake was van een talud, welke met worteldoek was afgewerkt. Tevens waren er tijdens ons bezoek nog resten worteldoek zichtbaar. Deze doek zou niet (zorgvuldig) zijn weggehaald alvorens de grond en silowanden werden verwijderd. Hierdoor is deze vermengd geraakt met (klei)grond. Op de factuur van [bedrijf 2] is hiervoor een bedrag van € 1.729,00 exclusief btw in rekening gebracht. Dit komt neer op 16 uur arbeid à 105,00 exclusief btw. Wij achten dit reëél en toe te rekenen aan door wederpartij verrichte werkzaamheden.
5.
Aangaande het achtergelaten grond en puin is het duidelijk dat (een deel van) het puin en de mogelijk met stenen/puin en plantenresten vermengde grond afkomstig is van wederpartij. Beide partijen spreken hier over verschillende verhoudingen, de exacte verhouding is door ons niet exact te achterhalen.
Ten aanzien van de afvoer en verwerking van de 750 ton grond, komen wij tot het navolgende.
De door [bedrijf 2] geoffreerde kosten voor transport lijken reëel. Deze kosten zijn overigens in hoge mate afhankelijk van de plaats van verzending in relatie tot de plaats van verwerking. Een uitgebreide keuring van de grond, zoals [bedrijf 2] voorstelt, is bij een vervuiling van grond met puin niet noodzakelijk. Voor een beperkte keuring houden wij rekening met maximaal € 2.500,00 exclusief btw. Als grond wordt gestort in ‘klassieke industrie’ betekent dit dat er een lichte verontreiniging met chemische stoffen aanwezig is. Hiervoor is echter geen aanleiding dit te veronderstellen. De kosten voor het verwerker (storten) van de met puin vervuilde grond zal op basis van onze raming maximaal € 10,00 exclusief btw per ton bedragen. Dit resulteert in de navolgende (maximale) bedragen.
Transport naar verwerkingslocatie € 6.000,00
Beperkte keuring € 2.500,00
Verwerken met puin verontreinigde grond€ 7.500,00
Totaal, exclusief btw € 16.000,00
Met bovenstaande inachtneming bedragen de herstelkosten, die toe te rekenen zijn aan cliënten tussen de € 3.200,00 (indien 80% van de grond afkomstig is van wederpartij) en € 12.800 exclusief btw (indien 20% van de grond afkomstig is van wederpartij). (…)”
4.42.
Voor zover [gedaagden c.s.] . in dit verband een beroep heeft willen doen op de bewijsvermoedens die een verhuurder helpen, slaagt dit niet, nu geen sprake is van huur. De kantonrechter constateert dat de partijdeskundige van [gedaagden c.s.] . niet heeft kunnen vaststellen dat [eiser] de schade aan de dakgoot, de draaideur en de verplaatste silowanden heeft veroorzaakt. Gelet op de betwisting van [eiser] dat hij deze schade heeft veroorzaakt, is de kantonrechter van oordeel dat niet is komen vast te staan dat deze schades aan [eiser] zijn toe te rekenen.
4.43.
De beschadiging van het worteldoek is naar het oordeel van de kantonrechter wel aan [eiser] toe te rekenen. Uit de toelichting van [eiser] hierover volgt dat het worteldoek is vermengd met grond toen hij de silowanden verplaatste. Ook als [eiser] - zoals hij zegt - bij het uitvoeren van deze werkzaamheden onder tijdsdruk stond, had hij nog steeds op een zorgvuldige manier met het eigendom van [gedaagden c.s.] . moeten omgaan. Dat het worteldoek is beschadigd is [eiser] toe te rekenen en hij is naar het oordeel van de kantonrechter dan ook aansprakelijk voor de kosten van het herstel hiervan. Onbetwist staat vast dat de werkzaamheden om deze schade te herstellen € 1.729,00 kosten, zodat dit bedrag zal worden toegewezen.
4.44.
Ten aanzien van de vervuilde (met puin vermengde) grond overweegt de kantonrechter als volgt. Vast staat dat zich bij het vertrek van [eiser] 750 ton vervuilde grond op het perceel bevond het dat het € 16.000,00 kost om dit af te voeren. Vast staat ook dat dit een mengsel is van grond die [gedaagden c.s.] . al op het perceel had liggen en grond die [eiser] heeft achtergelaten toen hij vertrok. Partijen verschillen alleen van mening over welk deel van de grond wie afkomstig is en dus ook wie welk deel de rekening van het afvoeren moet betalen. De deskundige heeft ook niet kunnen vaststellen welk deel van de grond van welke partij afkomstig is. De kantonrechter zal daarom de kosten voor het afvoeren van de grond gelijkelijk tussen partijen verdelen. Dit brengt mee dat [eiser] in dit kader een bedrag van € 8.000,00 aan [gedaagden c.s.] . zal moeten betalen.
4.45.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat [eiser] voor de ontstane schade aan het perceel schadevergoeding van € 9.729,00 aan [gedaagden c.s.] . moet voldoen.
Deskundigenrapport
4.46.
[gedaagden c.s.] . heeft ten slotte de kosten gevorderd die hij heeft gemaakt ter vaststelling van de omvang van de schade. Het gaat om een bedrag van € 2.595,45 inclusief btw die [gedaagden c.s.] . heeft betaald voor het deskundigenrapport.
4.47.
Omdat beide partijen hun vorderingen ten dele hebben onderbouwd aan de hand van de conclusies van de deskundige, ziet de kantonrechter aanleiding deze kosten gelijkelijk tussen partijen te verdelen. Dit brengt mee dat [eiser] in dit kader een bedrag van € 1.297,73 inclusief btw aan [gedaagden c.s.] . moet voldoen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.48.
[gedaagden c.s.] . heeft gesteld dat hij buitengerechtelijke incassokosten heeft gemaakt en heeft vergoeding daarvan gevorderd. Bij beoordeling hiervan geldt het vereiste dat alleen redelijke kosten die in redelijkheid zijn gemaakt kunnen worden toegewezen. In dit geval is voldoende onderbouwd en niet weersproken dat aan dit vereiste is voldaan, zodat de kantonrechter de gevorderde vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal toewijzen, tot het wettelijke tarief. Dit betekent dat een bedrag van € 954,29 zal worden toegewezen.
Proceskosten
4.49.
Omdat partijen over en weer in conventie en reconventie deels in het gelijk en deels in het ongelijk worden gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd op de manier zoals beschreven in 5.5.
Wettelijke rente
4.50.
[gedaagden c.s.] . vordert vergoeding van de wettelijke rente over de schadevergoeding. Op grond van artikel 6:119 BW is [eiser] wettelijke rente verschuldigd vanaf het moment van verzuim. Het verzuim is ingetreden op 1 augustus 2021. De wettelijke rente zal daarom vanaf die datum worden toegewezen.

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagden c.s.] ., hoofdelijk zodat als en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, tot betaling aan [eiser] van:
  • een bedrag van € 15.775, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW vanaf 21 maart 2022 tot de dag van volledige betaling,
  • de beslagkosten, begroot op € 1.787,32,
5.2.
verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eiser] tot betaling aan [gedaagden c.s.] . van:
  • een bedrag van € 19.026,73, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over € 17.729,00 vanaf 1 augustus 2021 tot de dag van volledige betaling, en
  • buitengerechtelijke incassokosten, begroot op € 954,29,
5.4.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in conventie en in reconventie
5.5.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij zowel in conventie als in reconventie de eigen kosten draagt,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. van Woudenberg en in het openbaar uitgesproken op 25 mei 2022.