ECLI:NL:RBMNE:2022:5874

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 november 2022
Publicatiedatum
5 januari 2023
Zaaknummer
1604907222
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meerdere straatroven, afpersingen, vrijheidsberoving en schuldheling met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 25 november 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere straatroven, afpersingen, vrijheidsberoving en schuldheling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen op 31 januari 2022 in Bilthoven een slachtoffer heeft gedwongen tot de afgifte van goederen en geld door middel van geweld en bedreiging. Dit werd gevolgd door een tweede incident op 14 februari 2022, waarbij opnieuw geweld werd gebruikt om goederen van een ander slachtoffer af te nemen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, gezien de ernst van de feiten en het risico op recidive. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de psychische toestand van de verdachte, die een normoverschrijdende gedragsstoornis vertoont. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partijen toegewezen, waarbij schadevergoeding is geëist voor de geleden materiële en immateriële schade. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot jeugddetentie van zes maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft de in beslag genomen schroevendraaier verbeurd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/049072-22; 16/127440-19 (TUL) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 25 november 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2004 te [geboorteplaats] ,
thans gedetineerd te [verblijfplaats] ,
[adres 1] , [woonplaats] ,
(hierna: verdachte).

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzittingen van 16 september 2022 en 11 november 2022. De zaak is inhoudelijk behandeld op de terechtzitting van 11 november 2022.
De zaak is gelijktijdig - maar niet gevoegd - ter terechtzitting behandeld met de zaak tegen verdachte onder parketnummer 10/228800-22.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. T. van Assendelft de Coningh, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.
Tevens waren ter terechtzitting aanwezig:
  • de moeder van verdachte;
  • dhr. T. Bergsma, namens Samen Veilig Midden-Nederland;
  • mw. P. Vos, namens de Raad voor de Kinderbescherming;
  • [slachtoffer 1] , benadeelde partij, en zijn vader, bijgestaan door mr. J.A.P.F. Hoens;
  • de ouders van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en mw. [A] , namens Slachtofferhulp.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1:primair:op 31 januari 2022 te Bilthoven samen met (een) ander(en) [slachtoffer 2] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van diverse goederen en een geldbedrag van (ongeveer) 150 euro;
subsidiair:op 31 januari 2022 te Bilthoven samen met (een) ander(en) [slachtoffer 2] door geweld of enige andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid heeft gedwongen om goederen en een geldbedrag van (ongeveer) 150 euro af te geven;
feit 2:op 31 januari 2022 te Bilthoven [slachtoffer 2] opzettelijk van zijn vrijheid heeft beroofd en/of beroofd heeft gehouden;
feit 3:op 14 februari 2022 te Bilthoven samen met (een) ander(en) [slachtoffer 2] door geweld en/of bedreiging met geweld heeft beroofd van een mobiele telefoon en/of die [slachtoffer 2] toen met geweld en/of bedreiging met geweld heeft gedwongen tot de afgifte van diverse goederen en een geldbedrag van 30,00 euro;
feit 4:op 14 februari 2022 te Bilthoven samen met (een) ander(en) met (bedreiging met) geweld een mobiele telefoon en/of een scooterhelm en/of een rijbewijs van [slachtoffer 3] heeft gestolen;
feit 5:op 27 februari 2022 te Utrecht een bakfiets heeft geheeld;
feit 6:op 24 februari 2022 te Bunnik samen met (een) ander(en) met (bedreiging met) geweld een mobiele telefoon en/of portemonnee (met inhoud) en/of handschoenen en/of airpods van [slachtoffer 1] heeft gestolen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de volgende ten laste gelegde feiten als volgt wettig en overtuigend te bewijzen:
  • feit 1 primair;
  • feit 2;
  • feit 3 (diefstal met geweld en afpersing onder bedreiging van geweld), met uitzondering van het medeplegen;
  • feit 4;
  • feit 5;
  • feit 6.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. De raadsman heeft hiertoe het volgende aangevoerd.
Feit 1:
De belastende verklaringen zijn afkomstig van aangever en medeverdachte [medeverdachte 1] . De verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] is vanwege zijn rol als medeverdachte onbetrouwbaar. Er zijn geen nadere objectieve bewijsmiddelen voorhanden die de verklaring van aangever ondersteunen en er is geen reden om te twijfelen aan de verklaring van verdachte. Het feit dat verdachte zich niet heeft gedistantieerd van hetgeen [medeverdachte 1] deed, is onvoldoende om hem te kunnen aanmerken als medepleger. Bij gebrek aan overtuigend bewijs dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder feit 1 ten laste gelegde.
Feit 2:
Aangever is zonder fysieke dwang in de auto gestapt. Verdachte heeft aangever niet aangeraakt. Indien de deuren al op slot zijn gegaan, kan niet worden vastgesteld dat dit door verdachte gedaan is. Voorts zijn er geen afspraken gemaakt tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . De door de officier van justitie beschreven bedreigende sfeer kan onvoldoende geobjectiveerd worden. Alles overwegende is er onvoldoende wettig bewijs voorhanden en dient verdachte te worden vrijgesproken van het onder feit 2 ten laste gelegde.
Feit 3:
Nu verdachte ontkent en de verklaringen van de medeverdachte en getuige [getuige] geen ondersteuning bieden aan de verklaring van aangever voor wat betreft essentiële punten van de tenlastelegging, dient verdachte bij gebrek aan wettig bewijs te worden vrijgesproken van het onder feit 3 ten laste gelegde.
Feit 4:
Op basis van het dossier kan slechts worden vastgesteld dat verdachte in de buurt van het plaats delict is geweest. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte de tweede persoon op de beelden is. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken van het onder feit 4 ten laste gelegde.
Feit 5:
De bakfiets vertoonde geen uiterlijke kenmerken die dusdanig in het oog springend waren dat verdachte had kunnen weten dat de bakfiets gestolen was. Verdachte heeft te kennen gegeven deze bakfiets te hebben geleend van een vriend van hem die kinderen heeft en de sleutel zat erbij. Dat verdachte wegrende is geen omstandigheid die wetenschap van de diefstal kan bevestigen. Verdachte dient onder die omstandigheden te worden vrijgesproken van het onder feit 5 ten laste gelegde.
Feit 6:
Verdachte is niet te herkennen op de beelden van de trein. Er is DNA aangetroffen op de broek en handschoen van aangever. Gelet op de aangetroffen hoeveelheid DNA is secundaire overdracht van het DNA een reëel scenario. Bij gebrek aan wettig bewijs dient verdachte ook van het onder feit 6 ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Feiten 1 en 2:
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt onder meer het volgende:
Op maandag 31 januari 2022 had een meisje mij gesnappt met de vraag of ik kwam chillen bij een huis op de hoek van de [straat 1] in Bilthoven. Toen ik op de [straat 1] reed zag ik ze staan in een auto. Ik stond stil en ineens kwamen er twee personen op mij aflopen. Dit waren [medeverdachte 1] [
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]] en [verdachte] (fonetisch) [
de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]]. Later bleek ook nog een derde in de auto te zitten op de bijrijdersstoel. [medeverdachte 1] kwam vanachter het stuur. [verdachte] zat achterin. Ik moest de auto in. [2] Ik moest achterin naast [verdachte] zitten. [verdachte] zei ineens dat ik hem 500 euro verschuldigd was. Ik zei tegen [verdachte] dat ik niet wist hoe ik aan dat geld moest komen. Ik hoorde dat [verdachte] zei dat ik dan niet thuis zou komen. [verdachte] zei dat op een dreigende toon. Ik hoorde dat [verdachte] zei: "Geef je telefoon!" Ik gaf hem mijn Iphone 8+. [verdachte] vroeg mij ook naar de pincode van de telefoon. Ik heb hem de pincode gegeven. Ik was bang dat [verdachte] mij wat aan zou doen als ik de pincode niet zou geven. [verdachte] wilde op mijn bankrekening kijken. Daar stond 1 euro op. [verdachte] gaf mijn telefoon aan [medeverdachte 1] . [verdachte] en [medeverdachte 1] gingen door mijn Snapcontacten heen om te kijken van wie ik geld kon lenen. Ze hebben toen 20 mensen gesnappt en vanuit mijn naam gesnappt of ik geld kon lenen omdat ik problemen had. [medeverdachte 1] en [verdachte] hebben met mijn telefoon tikkies gestuurd. Ik moest van [verdachte] mijn jas uitdoen. Tijdens het snappen van mijn vrienden hoorde ik dat [verdachte] zei: "Geef je jas!" Hij zei: "Ik vraag het niet nog een keer." Ik heb toen mijn jas gegeven. [verdachte] deed mijn jas aan. Ik heb in de auto ook nog gebeld met mijn vader. Ik moest toen mijn telefoon op de luidspreker zetten. Ik heb me ontzettend naar en bedreigd gevoeld in die auto. Ik had het gevoel dat ik geen kant op kon. Ik heb nagedacht over vluchten, maar dat kon niet. Ze hadden al mijn spullen, ook mijn helm, handschoenen en ik zat klem in die auto. De spullen die ik ook afgegeven heb zijn mijn oortjes, mijn ID en mijn rijbewijs. In totaal had ik 170 euro aan tikkies op mijn bankrekening gestort gekregen. Ik moest toen het geld gaan pinnen. Ik ging pinnen, mijn spullen bleven in de auto achter, als een soort van onderpand. Ik ben toen alleen met mijn scooter naar de geldmaat gereden en heb 150 euro gepind, omdat ik niet meer kon pinnen. Ik ben teruggegaan naar de auto. Ik gaf de gepinde 150 euro aan [medeverdachte 1] . Ik kreeg mijn spullen terug. [verdachte] zei dat ik nog 330 euro moest geven voor aanstaande vrijdag. [3]
Bij de rechter-commissaris heeft aangever [slachtoffer 2] het volgende verklaard:
De autodeur zat op slot. [4]
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer het volgende verklaard:
“Ik zat op 31 januari 2022 in Bilthoven met [medeverdachte 1] en een derde persoon in de auto. Ik zat achterin de auto. [slachtoffer 2] was gelokt en [slachtoffer 2] stapte in de auto. Ik had vooraf met [medeverdachte 1] afgesproken dat ik zou doen alsof [slachtoffer 2] iets verkeerd had gedaan bij mijn ex. Dat deed ik. Er werd gevraagd of [slachtoffer 2] zijn telefoon kon geven en hij moest naar zijn bankapp gaan. Hij moest geld lenen. [slachtoffer 2] liet zijn telefoon achter en ging pinnen. Hij gaf het geld via het voorraam aan [medeverdachte 1] . [5]
Feit 3:
Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt onder meer het volgende:
Op 14 februari 2022 was ik op de [straat 2] in Bilthoven. Ik zag [medeverdachte 1] [
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 1]] en [verdachte] [
de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte]] voorbij komen rijden. Ik zag dat [verdachte] uit de auto kwam en in mijn richting kwam. Ik zag dat [verdachte] de hele tijd een soort van bivakmutsje op had. [verdachte] ging op een gegeven moment weer in de auto en pakte een soort van tasje. Ik was bang dat [verdachte] een wapen in dat tasje had. Ik hoorde dat [verdachte] tegen mij zei, we gaan een rondje lopen. [6] Ik was bang. Op een gegeven moment hoorde ik dat [verdachte] tegen mij zei dat ik 1000 euro moest gaan betalen in termijnen. Ik hoorde dat hij zei: "Je gaat sowieso even je bank laten zien." Ik deed mijn bankapp open en zag dat hij mijn telefoon uit mijn handen griste. Op mijn bankrekening stond 30 euro. Ik zag dat [verdachte] met mijn telefoon bezig was. Hij zei: "Toets je code in." Ik heb toen mijn code ingetoetst. Onderweg zei [verdachte] dat ik dingen moest inleveren. [verdachte] hield mijn telefoon vast. Ik moest ook mijn jas geven, die zou ik terug krijgen als ik die 30 euro gepind had. Toen we bijna bij de [naam tankstation] waren, hoorde ik dat [verdachte] zei: "Als je aangifte doet en ik 6 jaar vast moet zitten, trek ik je litteken open." Hij heeft ook nog gezegd: "Als ik hem nog iets flik, dan pers ik jou en je broer af dat vind ik nog grappiger." Bij de [naam tankstation] hoorde ik dat [verdachte] zei dat ik sigaretten moest kopen en de rest contant erbij moest vragen. De vrouw achter de kassa zei dat ze geen geld uit de kas kon geven. We gingen toen naar de Plus. [verdachte] zei dat ik daar dan maar 30 euro moest pinnen en zei dat ik met de 30 euro naar het tunneltje moest komen. Toen ik met de 30 euro naar het tunneltje kwam, was [verdachte] er niet en is niet meer gekomen. Ze hadden toen al mijn jas, mijn telefoon, mijn oortjes, mijn ring, twee bioscoopbonnen van 12,50 per stuk en mijn rijbewijs. We hebben wel anderhalf uur gelopen. Ondertussen moest ik steeds spullen inleveren. [7]
Verbalisant [verbalisant 1] heeft de camerabeelden van het tankstation [naam tankstation] in Bilthoven bekeken. Zij relateert hierover het volgende:
Aangever komt de winkel binnen. [8] Aangever lijkt met de medewerkster achter de toonbank te praten.
Noot verbalisant:Ik heb deze medewerkster gesproken. Zij bevestigt het verhaal van de aangever dat hij geld wilde bijpinnen. [9]
Getuige [getuige] heeft onder meer het volgende verklaard:
Op 14 februari was ik met [slachtoffer 2] [de rechtbank begrijp [slachtoffer 2] ]. Er reed een autootje langs. De bijrijder stapte uit en ik zag dat hij een bivakmuts droeg. Ik zag dat hij gelijk naar [slachtoffer 2] ging. Hij had (toen) een klein tasje van Louis Vuitton om. Ik zag dat [verdachte] met [slachtoffer 2] wegliep een steegje in. Ik begon wel argwaan te krijgen, omdat ze best lang wegbleven. [10] Ik zag vervolgens [slachtoffer 2] aan komen lopen. Ik zag gelijk dat hij geen jas meer aan had. Ik zag dat hij contant geld in zijn handen had. Ik liep op hem af en vroeg hiernaar. [slachtoffer 2] legde uit dat hij al zijn spullen kwijt was en dat kon terughalen bij een tunneltje verderop. Hij moest dan 30 euro betalen, vandaar dat hij contant geld in zijn handen had. [11]
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer het volgende verklaard:
“Ik heb op 14 februari 2022 in Bilthoven met [slachtoffer 2] gepraat. Ik had een skimuts op.” [12]
Feit 4:
Uit de aangifte van [slachtoffer 3] blijkt onder meer het volgende:
Op 14 februari 2022 ging ik naar de [adres 2] te Bilthoven, dit betreft de ‘gele’ flat. Toen ik aanbelde bij [adres 2] zag ik door de toegangsdeur een jongen staan. Ik liep naar binnen bij het portiek. Ik zag op ongeveer 15 tot 20 meter afstand bij de trap om naar boven te gaan weer diezelfde jongen staan samen met een andere jongen. Ik hoorde NN1 vragen: 'Wat is je naam? Hoe oud ben je? Ik hoorde hem zeggen: 'Loop ff mee naar boven.' Dat deed ik. We liepen toen met zijn drieën naar de eerste etage. Ik zag dat hij een voorwerp uit zijn jaszak haalde. Ik zag dat hij een voorwerp in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat dit voorwerp ongeveer 20 centimeter lang was. Ik herkende dit voorwerp als een schroevendraaier. Ik zag dat hij de schroevendraaier in zijn hand hield en voor zich hield. Ik had mijn telefoon in mijn handen, deze was al geopend. Ik zag dat hij de telefoon uit mijn handen trok. Ik zag dat hij de schroevendraaier bewoog in mijn richting. Ik zag dat hij de schroevendraaier in de richting van mijn keel bracht. Ik voelde dat hij de punt van de schroevendraaier in mijn keel zette. Ik voelde dat hij kracht zette. [13] Ik hoorde hem zeggen: 'Eigenlijk moet ik je voor dit doodmaken.' Hij haalde de schroevendraaier toen van mijn nek af. Ik had mijn scooterhelm in mijn rechterhand vast. Ik zag dat NN2 mijn scooterhelm wilde afpakken. Ik probeerde hem terug te trekken. Ik zag dat NN1 toen weer die schroevendraaier tegen mijn keel aanzette. Ik hoorde hem zeggen: 'Beter ga je hem nu geven.' Hij pakte toen de scooterhelm met twee handen vast en trok hem in zijn richting. Ik liet de scooterhelm toen los. Ik zag dat hij mijn scooterhelm in zijn tas, zwart van kleur met witte letters, deed. Ik zag dat NN1 mijn telefoon overhandigde aan NN2. Ik zag dat NN2 alle gegevens op mijn telefoon verwijderde. Ik hoorde NN1 zeggen: 'Vul nu je codes en wachtwoord in. Je hebt 10 seconden de tijd. Doe het één keer verkeerd en je hebt een mes tussen je ribben zitten.' Ik gaf hem de code van mijn telefoon en mijn simkaart code. Ik wilde mijn telefoon terug pakken. Ik zag dat NN2 iets uit die tas haalde. Ik zag dat hij ineens een mes in zijn rechterhand vasthield. Ik zag dat hij het mes boven zijn hoofd hield met de punt in mijn richting. Ik hoorde NN2 zeggen: 'Je krijgt je telefoon niet terug.' Ik probeerde weer mijn telefoon terug te pakken door weer een stap naar voren te doen. Op dit moment stond ik al dichtbij NN1. Hij stond half tegen mij aan te duwen. Op dat moment dat ik mijn telefoon wilde pakken zag ik dat hij zijn hoofd naar achteren bewoog en daarna met een snelle beweging naar voren bracht in de richting van mijn gezicht. Ik voelde dat hij mij een kopstoot gaf. Ik voelde dat hij zijn voorhoofd tegen mijn voorhoofd raakte. Ik voelde daardoor pijn aan mijn voorhoofd. Ik zag dat hij weer de schroevendraaier in de richting van mijn nek bracht. Ik voelde dat hij de schroevendraaier weer tegen mijn nek aan duwde. Ik voelde dat hij kracht zette met de punt van de schroevendraaier. [14] Ik zag en voelde dat hij mijn jas vastpakte. Ik hoorde hem zeggen: 'Als je dit tegen iets of iemand zegt dan maak ik je familie dood en dan ga jij er ook aan.' Ik hoorde NN2 zeggen: 'We pakken je hele familie.' Ik vreesde voor mijn leven en ik had echt de angst dat zij mij zouden neersteken. In het hoesje van mijn telefoon zat mijn rijbewijs, die ben ik nu ook kwijt. Ik herkende NN1 als zijnde [medeverdachte 2] [
de rechtbank begrijpt: medeverdachte [medeverdachte 2]]. [15]
Verbalisant [verbalisant 2] heeft de beelden van de flat op de [locatie] van 14 februari 2022 bekeken en relateert hierover het volgende:
Signalement persoon 2:
- Opvallend oranje/rood jack
- Zwarte jas/vest met capuchon onder oranje jack
- Zwarte boodschappentas met witte letters (plat) [16]
21.23
uur: Persoon 1 en 2 komen de hal binnen en staan bij de lift te wachten. [17]
21.33.46
uur: Als tweede komt een man/dader van de trap met gelijk signalement als persoon 2 (uitgezonderd de oranje/rode jas) die om 21.24 uur in de lift stapte. [18]
21.34
uur: AAB loopt de trap op waar persoon 1 en persoon 2 net naar boven zijn gelopen
21.44.18
uur: Persoon 1 en persoon 2 komen naar beneden en verlaten de hal. [19] Persoon 2 draagt een zwarte boodschappentas met witte letters (bol). [20]
Aangever [slachtoffer 3] heeft de jongen die op de camerabeelden van pagina 192 staat, herkend als de jongen die hem heeft beroofd. [21]
De rechterlijke waarneming van de foto’s op pagina’s 196, 198, 204 en 205, inhoudendedat de persoon met de oranje jas op de foto’s op pagina’s 196 en 198 en de persoon zonder de oranje jas op de foto’s op pagina’s 192, 204 en 205 met uitzondering van de oranje jas, gelijke kleding dragen. Zo dragen beide jongens een soortgelijke donkerkleurige jas met capuchon van dezelfde soort stof (de jongen op pagina 196 en 197 draagt deze jas onder de oranje jas), een soortgelijke lichtgrijze joggingsbroek en zwarte schoenen. Verder draagt zowel de persoon met de oranje jas als de persoon zonder de oranje jas een zwarte boodschappentas met witte letters.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de rechter het volgende verklaard:
Het klopt dat ik de straatroof aan de [locatie] in Bilthoven gepleegd heb. Ik heb hierbij een schroevendraaier gebruikt en ik was samen met een medeverdachte. [22]
Ter terechtzitting heeft verdachte onder meer het volgende verklaard:
“Ik ben de jongen met de oranje jas die met [medeverdachte 2] bij de lift stond, zoals te zien op de beelden van de flat op de [locatie] van 14 februari 2022. [23]
Feit 5:
[aangever] beschrijft in haar aangifte het volgende:
Op 16 februari 2022 hebben wij de schuur in goede staat achtergelaten. Op 26 februari 2022 zag ik dat de schuurdeur open stond en mijn Babboe bakfiets weggenomen was. Onze schoonmaakster was op 24 februari 2022 voor het laatste bij de woning en heeft gezien dat de schuurdeur toen nog dicht zat. [24] Het framenummer is [framenummer] . [25]
Verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] verklaren het volgende:
Op 17 februari 2022 omstreeks 05:35 uur reden wij op de Wittevrouwenstraat te Utrecht. Vlak voor de kruising met Keizerstraat zagen wij een jong persoon op een bakfiets ons tegemoet komen rijden. Wij hebben verdachte vanuit ons dienstvoertuig gevraagd of hij wilde stoppen. Op het moment dat [verbalisant 4] uit het dienstvoertuig stapte rende de verdachte bij de bakfiets weg de Wittevrouwenkade op. Wij hielden na een korte achtervolging verdachte aan. [26] Wij zagen dat de fiets waarop wij verdachte kort daarvoor zagen fietsen een elektrische bakfiets van het merk Babboe City was. Ten tijde van de insluitingsfouillering haalde de verdachte een grote schroevendraaier uit zijn kleding en legde deze op de inschrijfbalie.
Later gaf de verdachte, die wij hebben ingesloten in politiebureau Utrecht Centrum, op te zijn: [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 2004, te [geboorteplaats] . Zijn personalia werden onomstotelijk vastgesteld middels identificatie met biometrie. [27]
Op een foto van de bij verdachte aangetroffen bakfiets staat het nummer [framenummer] vermeld. [28]
Feit 6:
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt onder meer het volgende:
Op 24 februari 2022 omstreeks 22:40 uur reed ik over de [straat 3] te Bunnik. Ter hoogte van de bushalte van [straat 4] zag ik een stukje voor mij 3 jongens staan. Een van deze gasten kwam naar mij toe. Nadat ik was gestopt kwamen de andere twee jongens ook mijn kant op. Ik hoorde hen schreeuwen: "geef me je kankerspullen". Ik zag dat deze beide jongens een mes in hun handen vast hadden. Ik zag dat zij de messen voor hen hielden en in de richting van mijn gezicht vast hielden. Een van deze jongens was het meest agressief van allemaal en had ook het grootste mes vast. Ik kan deze jongen (persoon 2) en het mes als volgt omschrijven:
- Licht getinte huidskleur
- Vermoedelijk van Marokkaanse komaf
- Ongeveer 1,80 meter lang
- Klein snorretje [29]
Ik hoorde persoon 1 en persoon 3 zeggen dat ik maar beter naar persoon 2 kon luisteren, omdat hij mij anders echt zou neersteken. Vervolgens begonnen persoon 2 en persoon 3 in de zakken van mijn jas en mijn broek te voelen. Zij haalden al mijn spullen uit mijn zakken welke ik daarin had zitten. Dit waren mijn telefoon, portemonnee en mijn handschoenen. Ik moest vervolgens van de personen mijn telefoon ontgrendelen en het wachtwoord van mijn Icloud-account invoeren. Dit heb ik ook gedaan. Hierna probeerde ik weg te rennen van de personen vandaan. Dit lukte echter niet. Zij zeiden tegen mij dat als ik nog een keer weg zou rennen, zij mij dan dood zouden steken. Hierna zetten zij mij op de bagagedrager van een fiets. Ik had op dat moment nog mijn airpods in 1 van mijn broekzakken zitten. Dit hadden zij door, waarna zij ook deze uit mijn broekzak pakten. Nadat ze al mijn spullen hadden, zeiden zij tegen mij dat ik niemand mocht aanspreken en ook de politie niet mocht bellen. Ook mijn ID-kaart, OV-kaart en bankpas zijn afgenomen. [30]
Over het signalement van verdachte heeft aangever [slachtoffer 2] (feit 1) verklaard dat de kikker (de rechtbank begrijpt dat hiermee verdachte wordt bedoeld) een Marokkaans uiterlijk heeft en een slank, klein postuur heeft +- 1.75 [de rechtbank begrijpt: +- 1.75 meter] [31] en verbalisant [verbalisant 5] heeft in het kader van feit 4 gerelateerd dat zij verdachte op de camerabeelden herkend aan onder meer het vlassige snorretje. [32]
De politie heeft vervolgens de kleding van aangever in beslag genomen voor DNA-onderzoek. [33] Uit het rapport van het NFI [34] blijkt onder meer het volgende:
AAMH7957NL#04 (ingang van de linkerzak aan de achterzijde van de broek) – een relatief kleine hoeveelheid DNA kan afkomstig zijn van [verdachte] . [35]
Voor de berekening van de bewijskracht is aangenomen dat de bemonstering AAMH7957NL#04 DNA bevat van vier niet-verwante personen. Ook is aangenomen dat een relatief groot deel van het DNA afkomstig is van het slachtoffer.
DNA-mengprofiel AAMH7957NL#04 is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van verdachte [verdachte] en drie willekeurige onbekende personen, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van vier willekeurige onbekende personen. [36]
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft bij de rechter het volgende verklaard:
Het klopt dat ik de straatroof op 24 februari 2022 aan de [straat 3] in Bunnik gepleegd heb. [37]
Bewijsoverwegingen
Feiten 1 en 2:
De rechtbank overweegt dat [slachtoffer 2] in zijn verklaringen bij de politie en de rechter-commissaris consistent en gedetailleerd heeft verklaard. Daarnaast vinden zijn verklaringen op essentiële onderdelen steun in andere bewijsmiddelen. Hierbij wijst de rechtbank er onder meer op dat zijn verklaringen over het plaatsnemen in de auto, de posities in de auto en het afstaan van goederen en geld steun vinden in de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan de juistheid van [slachtoffer 2] verklaringen en acht deze dan ook in het geheel betrouwbaar, ook voor zover het onderdelen uit de verklaring betreft die niet door andere bewijsmiddelen worden ondersteund. De verklaring van verdachte dat hij er wel bij was maar dat het medeverdachte [medeverdachte 1] was die [slachtoffer 2] wilde aanpakken en dat verdachte hiervan verder weinig heeft meegekregen en daaraan niet heeft bijgedragen, acht de rechtbank ongeloofwaardig en strijdig met de bewijsmiddelen.
Uit de bewijsmiddelen volgt dat [slachtoffer 2] van verdachte en [medeverdachte 1] in de auto moest gaan zitten. In de auto werd [slachtoffer 2] geconfronteerd met een getalsmatige en fysieke overmacht. [slachtoffer 2] zat in de auto, een klein model, naast verdachte op de achterbank. Voorin zaten [medeverdachte 1] en een onbekend gebleven persoon. Terwijl [slachtoffer 2] in de auto zat heeft hij meerdere goederen moeten overhandigen. Hoewel hij wel aan vluchten had gedacht durfde hij de auto niet te verlaten door de dreiging die van de situatie en van verdachte en zijn mededader(s) uitging, onder meer doordat verdachte zei dat [slachtoffer 2] ‘niet thuis zou komen’ als hij niet aan geld zou komen. Later bleek het [slachtoffer 2] dat de autodeur ook was vergrendeld. [slachtoffer 2] moest een geldbedrag pinnen en dit overhandigen aan de aanwezigen in de auto.
Uit de jurisprudentie blijkt dat het bestanddeel ‘bedreiging met geweld’ in artikel 317 Sr ruim moet worden uitgelegd. Het is niet vereist dat de bedreiging met geweld een zelfstandig strafbaar feit oplevert zoals bedoeld in artikel 285 Sr. Het oproepen van een dreigende sfeer is voldoende voor een bewezenverklaring van art. 317 Sr. [38] Het creëren van deze dreigende situatie, bestaande uit de getalsmatige- en fysieke overmacht, het plaats moeten nemen op de plek in de vergrendelde auto en het op boze en dreigende toon spreken tegen aangever in combinatie met de woorden dat hij “anders niet thuis zou komen” en “ik vraag het niet nog een keer” acht de rechtbank voldoende om tot een bewezenverklaring te komen van de ten laste gelegde bedreiging met geweld.
Dit feitencomplex levert tevens een situatie op waarbij [slachtoffer 2] tijdelijk van zijn persoonlijke vrijheid beroofd is geweest omdat hij op dat moment niet kon gaan en staan waar hij wilde. Verdachte heeft bij dit feit nauw en bewust samengewerkt met zijn medeverdachte(n) en aldus is sprake van medeplegen.
De rechtbank acht het onder feit 1 en 2 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 3:
De rechtbank overweegt dat aangever [slachtoffer 2] ook ten aanzien van het incident op 14 februari 2022 consistent en gedetailleerd heeft verklaard. Daarnaast vinden zijn verklaringen op essentiële onderdelen steun in andere bewijsmiddelen. Hierbij wijst de rechtbank er onder meer op dat zowel [slachtoffer 2] als getuige [getuige] en verdachte verklaren dat verdachte een bivakmuts droeg, dat op camerabeelden te zien is dat [slachtoffer 2] in de [naam tankstation] is geweest en dat de toonbankmedewerkster bevestigd heeft dat [slachtoffer 2] geld wilde bijpinnen. Voorts vindt de verklaring van [slachtoffer 2] steun in de getuigenverklaring van [getuige] , die aangeeft dat aangever lange tijd met verdachte is weggeweest en dat [slachtoffer 2] geen jas droeg toen hij terugkwam en geld in zijn hand had dat hij aan verdachte zou moeten betalen. De rechtbank neemt mede in aanmerking dat verdachte tijdens het onder feit 1 bewezen verklaarde incident heeft gezegd dat [slachtoffer 2] verdachte voor aanstaande vrijdag nog een geldbedrag moest betalen. De rechtbank heeft geen redenen te twijfelen aan de juistheid van [slachtoffer 2] verklaring en acht deze betrouwbaar, ook voor zover het onderdelen uit de verklaring betreft die niet door andere bewijsmiddelen worden ondersteund. De rechtbank acht niet bewezen dat verdachte dit feit tezamen en in vereniging met (een) ander(en) gepleegd heeft. De rechtbank acht aldus het onder feit 3 ten laste gelegde, met uitzondering van het medeplegen, wettig en overtuigend bewezen.
Feit 4:
Ten aanzien van de onder feit 4 ten laste gelegde straatroof overweegt de rechtbank dat aangever [slachtoffer 3] gedetailleerd heeft verklaard en dat zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 2] en de camerabeelden. Op de camerabeelden is te zien dat medeverdachte [medeverdachte 2] , die heeft bekend dit feit samen met iemand anders gepleegd te hebben, samen met een jongen in een oranje jas bij de liften staat te wachten. Verdachte heeft verklaard dat hij op de camerabeelden de jongen met de oranje jas, met daaronder een donkere jas met capuchon, een grijze joggingsbroek en zwarte schoenen, is. Hij houdt op dat moment een zwarte tas met witte letters zonder bolling vast. Korte tijd later – nog geen tien minuten – is op de camerabeelden te zien dat medeverdachte [medeverdachte 2] samen met een andere jongen van de trap naar beneden komen en weer naar boven gaan. Het latere slachtoffer [slachtoffer 3] volgt de twee jongens vrijwel direct hierna. Op de eerste verdieping moet [slachtoffer 3] , onder bedreiging van een schroevendraaier en later een mes, spullen afgeven en wordt zijn scooterhelm afgenomen. Medeverdachte [medeverdachte 2] loopt korte tijd later samen met dezelfde jongen de trap weer af. De jongen die met medeverdachte [medeverdachte 2] de trap af komt draagt op dat moment niet de opvallende oranje jas, maar wel eenzelfde donkere jas met capuchon als die onder de oranje jas te zien was, eenzelfde grijze joggingsbroek en zwarte schoenen. De jongen draagt ook eenzelfde zwarte tas met witte letter, die ditmaal bol staat. Gelet op de sterke overeenkomsten tussen de persoon met de oranje jas, die met medeverdachte [medeverdachte 2] bij de lift staat te wachten, en de persoon die even later met medeverdachte [medeverdachte 2] van de trap komt, bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen, is de rechtbank van oordeel dat dit dezelfde persoon betreft, te weten verdachte. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die, samen met [medeverdachte 2] , [slachtoffer 3] heeft beroofd. De rechtbank acht het onder feit 4 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Feit 5:
Op basis van het procesdossier kan worden vastgesteld dat verdachte onder verdachte omstandigheden (te weten ’s-nachts op een bakfiets fietst die kort daarvoor gestolen is en wegrennend zodra de politie hem wil aanspreken) wordt aangetroffen. Verdachte heeft geen naam willen noemen van degene van wie hij de bakfiets geleend zou hebben, noch heeft hij concreet verklaard wanneer, waar en waarom hij deze fiets te leen had gekregen. Zodoende heeft verdachte geen aannemelijk en verifieerbare verklaring gegeven voor het in bezit zijn van de gestolen bakfiets. De rechtbank acht derhalve schuldheling van de bakfiets wettig en overtuigend bewezen.
Feit 6:
Ten aanzien van de onder feit 6 ten laste gelegde straatroof overweegt de rechtbank dat aangever gedetailleerd heeft verklaard. Aangever verklaart (o.a.) over persoon 2 die met zijn handen in de zakken van aangever heeft gezeten. De broekzakken zijn bemonsterd en op de linkerzak aan de achterzijde van de broek is een DNA-spoor aangetroffen. Dit betreft gelet op de genoemde omstandigheden (in beginsel) een daderspoor. Gelet op hetgeen het NFI over de bewijskracht heeft gerapporteerd ten aanzien van het DNA-profiel bij de broekzak (AAMH1957NL#4) in combinatie met de rest van het dossier concludeert de rechtbank dat een deel van het DNA bij de broekzak afkomstig is van verdachte. Verder is belastend dat aangever [slachtoffer 1] beschrijft dat persoon 2 rond de 1.80 meter lang was, licht getint is en een klein snorretje had. Het signalement van verdachte pas hierin. Tot slot volgt uit de bewijsmiddelen dat dezelfde medeverdachte betrokken was bij deze straatroof ( [medeverdachte 2] ) als de medeverdachte van feit 4. Dit alles schreeuwt om een verklaring van verdachte. Verdachte heeft evenwel verklaard aangever [slachtoffer 1] niet te kennen en heeft geen verklaring kunnen geven voor de aanwezigheid van zijn DNA. Op grond van voormelde omstandigheden, in samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de door aangever als persoon 2 omschreven persoon is geweest. De rechtbank acht het onder feit 6 ten laste gelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
t.a.v. feit 1 primair:
op 31 januari 2022 te Bilthoven, tezamen en in vereniging met anderen, op de openbare weg, te weten op de [straat 1] , telkens met het oogmerk om zich en een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en een jas en handschoenen en een helm en oortjes en een identiteitsbewijs en een rijbewijs en een geldbedrag van 150 euro, toebehorende aan die [slachtoffer 2] , door:
- met meerdere personen op die [slachtoffer 2] af te lopen en die [slachtoffer 2] te dwingen dat hij in de auto moest stappen en achterin moest gaan zitten en de auto af te sluiten waardoor die [slachtoffer 2] niet vrijwillig de auto kon verlaten en
- terwijl die [slachtoffer 2] tegen zijn wil in de afgesloten auto werd gehouden
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij nog 500 euro verschuldigd was en dat hij dan niet thuis zou komen en dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Geef je telefoon!" en die [slachtoffer 2] te dwingen om zijn mobiele telefoon en zijn pincode af te geven en vervolgens op de mobiele telefoon op de bankrekening van die [slachtoffer 2] te kijken en
- met de telefoon van die [slachtoffer 2] via Snapchat berichten te versturen naar meerdere personen in de contactenlijst van die [slachtoffer 2] met de vraag of die [slachtoffer 2] geld kon lenen omdat hij problemen had en
- die [slachtoffer 2] te dwingen om zijn vader te bellen en
- met de telefoon van die [slachtoffer 2] betaalverzoeken (“tikkies”) te versturen naar meerdere personen in de contactenlijst van die [slachtoffer 2] en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Geef je jas!" en "Ik vraag het niet nog een keer!" en die [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van zijn jas en meerdere andere spullen en
- die [slachtoffer 2] te dwingen om geld te gaan pinnen van zijn bankrekening en dit geldbedrag af te staan en
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij 330 euro moest geven voor aanstaande vrijdag;
t.a.v. feit 2:op 31 januari 2022 te Bilthoven, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, door
- met meerdere personen op die [slachtoffer 2] af te lopen en die [slachtoffer 2] te dwingen dat hij in de auto moest stappen en achterin moest gaan zitten en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij nog 500 euro verschuldigd was en dat hij dan niet thuis zou komen en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Geef je telefoon!" en die [slachtoffer 2] te dwingen om zijn mobiele telefoon en zijn pincode af te geven en vervolgens op de mobiele telefoon op de bankrekening van die [slachtoffer 2] te kijken en
- met de telefoon van die [slachtoffer 2] via Snapchat berichten te versturen naar meerdere personen in de contactenlijst van die [slachtoffer 2] met de vraag of die [slachtoffer 2] geld kon lenen omdat hij problemen had en
- die [slachtoffer 2] te dwingen om zijn vader te bellen en
- met de telefoon van die [slachtoffer 2] betaalverzoeken (“tikkies”) te versturen naar meerdere personen in de contactenlijst van die [slachtoffer 2] en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Geef je jas!" en "Ik vraag het niet nog een keer!" en die [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van zijn jas en meerdere andere spullen;
t.a.v. feit 3:op 14 februari 2022 te Bilthoven, op de openbare weg, te weten op de [straat 2] , een mobiele telefoon, toebehorende aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen, met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan en vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- op die [slachtoffer 2] af te lopen en tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat ze een rondje gingen lopen en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij 1000 euro moest gaan betalen in termijnen ente zeggen: “jij gaat sowieso even je bank laten zien” en vervolgens de mobiele telefoon uit handen van die [slachtoffer 2] de grissen en die [slachtoffer 2] te dwingen zijn pincode van zijn mobiele telefoon in te toetsen en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “Als je aangifte doet en ik 6 jaar vast moet zitten, trek ik je litteken open” en “Als ik hem nog iets flik, dan pers ik jou en je broer af dat vind ik nog grappiger”
en
op 14 februari 2022 te Bilthoven, op de openbare weg, te weten op de [straat 2] , telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een jas en een ring en meerdere bioscoopbonnen (ter waarde van 12,50 euro) en oortjes en een rijbewijs, toebehorende aan die [slachtoffer 2] , door
- op die [slachtoffer 2] af te lopen en tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat ze een rondje gingen lopen en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij 1000 euro moest gaan betalen in termijnen en te zeggen: “jij gaat sowieso even je bank laten zien” en die [slachtoffer 2] te dwingen zijn pincode van zijn mobiele telefoon in te toetsen en
- die [slachtoffer 2] te dwingen zijn jas af te geven en daarbij te zeggen dat hij de jas terug zou krijgen als hij 30 euro had gepind en
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “Als je aangifte doet en ik 6 jaar vast moet zitten, trek ik je litteken open” en “Als ik hem nog iets flik, dan pers ik jou en je broer af dat vind ik nog grappiger”, en
- die [slachtoffer 2] ondertussen tijdens het lopen te dwingen meerdere spullen af te geven en
- die [slachtoffer 2] te dwingen om sigaretten te kopen en contant geld te pinnen en
- die [slachtoffer 2] te dwingen om 30 euro te pinnen en vervolgens naar het tunneltje te komen;
t.a.v. feit 4:op 14 februari 2022 te Bilthoven, in een flatgebouw aan de [locatie] , tezamen en in vereniging met een ander, een mobiele telefoon en een scooterhelm en een rijbewijs, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen, met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 3] aan te spreken en tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij mee moest lopen naar de eerste etage van het flatgebouw en
- vervolgens een schroevendraaier te pakken en voor zich te houden en voor die [slachtoffer 3] zichtbaar vast te houden en
- een mobiele telefoon uit de handen van die [slachtoffer 3] te trekken en
- de schroevendraaier, in de richting van die [slachtoffer 3] te bewegen en met kracht de punt van de schroevendraaierop de keel van die [slachtoffer 3] te zetten en daarbij te zeggen: “Eigenlijk moet ik je voor dit doodmaken en
- opnieuw de schroevendraaier tegen de keel van die [slachtoffer 3] te zetten en te zeggen: “Beter ga je hem nu geven” en vervolgens met kracht een scooterhelm uit de handen van die [slachtoffer 3] los te trekken en
- die [slachtoffer 3] te dwingen de codes van zijn telefoon in te voeren en dreigend te zeggen: “Doe het een keer verkeerd en je hebt een mes tussen je ribben zitten en
- een mes vast te houden en boven zijn hoofd te houden en te tonen met de punt in de richting van die [slachtoffer 3] en daarbij dreigend te zeggen: “Je krijgt je telefoon niet terug” en
- tegen die [slachtoffer 3] aan te duwen en een kopstoot te geven en
- opnieuw de punt van de schroevendraaier met kracht tegen de nek van die [slachtoffer 3] te duwen en de jas van die [slachtoffer 3] vast te pakken en de woorden toe te voegen: “Als je dit tegen iets of iemand zegt dan maak ik je familie dood en dan ga jij er ook aan” en “We pakken je hele familie”;
t.a.v. feit 5:op 27 februari 2022 te Utrecht een bakfiets (merk Babboe) voorhanden heeft gehad terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van dit goed redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
t.a.v. feit 6:op 24 februari 2022 te Bunnik, op de openbare weg, te weten op de [straat 3] , tezamen en in vereniging met anderen, een mobiele telefoon en portemonnee (met inhoud) en handschoenen en airpods, die aan een ander dan aan verdachte en zijn mededaders toebehoorden, te weten aan [slachtoffer 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een of meerdere personen op die [slachtoffer 1] af te lopen en
- tegen die [slachtoffer 1] te schreeuwen: “Geef me je kankerspullen” en daarbij een of meerdere messen voor zich te houden en dreigend in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 1] te houden en voor die [slachtoffer 1] zichtbaar vast te houden en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij maar beter kon luisteren, omdat hij anders neergestoken zou worden en
- bij die [slachtoffer 1] in de zakken van zijn broek en jas te voelen en de inhoud van die jas- en/of broekzakken leeg te halen en
- die [slachtoffer 1] te dwingen zijn telefoon te ontgrendelen en het wachtwoord van zijn I-cloud in te voeren en te zeggen/dreigen dat als hij nog een keer weg zou rennen, dat zij hem dan dood zouden steken en
- die [slachtoffer 1] op een bagagedrager van een fiets te zetten en
-opnieuw in de broekzakken van die [slachtoffer 1] te voelen en die broekzakken leeg te halen en
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij niemand mocht aanspreken en de politie niet mocht bellen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1:afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2:opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3:diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren;
en
afpersing;
feit 4:diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 5:schuldheling;
feit 6:diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 170 dagen, met aftrek van het voorarrest;
- een (verlengbare) onvoorwaardelijke plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel).
De officier van justitie heeft daarbij opgemerkt dat er thans geen wachttijd bestaat voor de uitvoering van de PIJ-maatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gelet op bepleite integrale vrijspraak primair op het standpunt gesteld dat het opleggen van een straf niet aan de orde is. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat het opleggen van een voorwaardelijke PIJ-maatregel gunstiger is voor de ontwikkeling van verdachte. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat verdachte hulp wil aanvaarden, maar niet wil worden weggestopt in een omgeving waar hij zich onveilig voelt. Verdachte heeft nog geen kans gekregen om een hulpverleningstraject aan te gaan buiten de gesloten jeugdhulp of de Justitiële Jeugdinrichting (vanaf hier: JJI). Verdachte wil graag naar huis en vanuit daar hulp krijgen.
Voorwaardelijk verzoek tot aanhouding
Voorts draagt de verdediging aan dat er onlangs alarmerende berichten over de situatie binnen de JJI’s zijn verschenen en niemand kan garanderen dat verdachte terecht komt in een veilige situatie waar er direct gestart kan worden met zijn behandeling. Hiermee wordt het risico genomen dat verdachte in een cruciale fase op een interne wachtlijst terecht komt in een omgeving die zwaar toxisch is. Gelet op de actuele berichtgeving omtrent de situatie in de JJI’s verzoekt de verdediging de rechtbank om, indien zij komt tot een bewezenverklaring van een of meer feiten en over overweegt over te gaan tot het opleggen van de PIJ-maatregel, de zaak aan te houden en onderzoek te gelasten naar de situatie waarin verdachte terechtkomt bij een eventuele uitvoering van de PIJ-maatregel.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De ernst van de strafbare feiten
Verdachte heeft zich kort samengevat schuldig gemaakt aan het plegen van meerdere straatroven en afpersingen, vrijheidsberoving en schuldheling. Bij deze straatroven is geweld gebruikt, gedreigd met geweld en zijn wapens (messen en schroevendraaiers) getoond.
In het geval van aangever [slachtoffer 2] hebben verdachte en zijn mededader(s) gedurende de vrijheidsberoving een situatie gecreëerd waarbij het slachtoffer zich gedwongen voelde meerdere goederen af te staan en om geld te pinnen en dat ook af te geven. Verdachte meldde hierbij dat aangever hem meer geld verschuldigd is en eiste dit enkele dagen later middels een tweede straatroof/afpersing op. De moeder van het slachtoffer heeft ter terechtzitting op indringende wijze namens haar zoon gebruik gemaakt van het spreekrecht. Hieruit is gebleken dat het voor het slachtoffer het moeilijkst is dat zijn gevoel van veiligheid en het vertrouwen in andere mensen door verdachte en zijn mededader zijn afgenomen. Verdachte heeft hier ten tijde van het plegen van voornoemde feitenkennelijk niet bij stilgestaan en enkel oog gehad voor geldelijk gewin.
Verdachte heeft zich vervolgens, samen met anderen, in korte tijd (binnen tien dagen) wederom tweemaal schuldig gemaakt aan straatroof. Bij feit 4 is het niet alleen bij bedreiging met geweld gebleven, maar is ook daadwerkelijk geweld gebruikt. Er is een schroevendraaier in de nek van het aangever [slachtoffer 3] geduwd, er is een worsteling ontstaan waarbij een kopstoot is uitgedeeld en verdachte heeft een mes getoond. Ook bij het voorval met aangever [slachtoffer 1] heeft verdachte een mes getoond om zodoende meerdere goederen van aangever af te kunnen pakken.
Verdachte heeft geen enkel respect getoond voor de persoonlijke eigendommen van anderen.
Daarnaast heeft hij voor de betrokkenen angst, overlast en financiële schade veroorzaakt. Verdachte heeft zich kennelijk puur laten leiden door financieel gewin, zonder er bij stil te staan dat slachtoffers van delicten als deze in de regel nog geruime tijd lijden onder de gevolgen van hetgeen hen is aangedaan. Straatroven brengen ook in het algemeen bij burgers heftige gevoelens van angst en onveiligheid teweeg.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met een uittreksel justitiële documentatie betreffende verdachte van 2 september 2022. Hieruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld ten aanzien van opzetheling en een straatroof. In de laatstgenoemde zaak heeft verdachte eerder een jeugddetentie opgelegd gekregen van aanzienlijke duur (213 dagen waarvan 100 dagen voorwaardelijk). De rechtbank houdt in strafverzwarende zin rekening met het strafblad van verdachte.
De rechtbank houdt ook rekening met een klinisch multidisciplinair onderzoek (Pro Justitia, observatieafdeling Teylingereind) van 22 september 2022, opgesteld door A.J. van de Dorpel, GZ-psycholoog, en drs. D. Matser, kinder- en jeugdpsychiater. Door de psycholoog en psychiater wordt vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een normoverschrijdende-gedragsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik (ernstig). Tevens wordt – gelet op de koers van de ontwikkeling en de persoonlijkheidsdynamiek van verdachte – gesproken van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met antisociale en narcistische trekken. Volgens het concept van Hare (PCL-yv) is tevens sprake van een psychopathische ontwikkelingsgang. Deze stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde en het is aannemelijk dat de beschreven psychopathologie verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten heeft beïnvloed en daarmee in enige mate heeft beperkt in zijn keuzevrijheid. De psycholoog en psychiater achten verdachte wel in staat het wederrechtelijke karakter van zijn handelen te begrijpen. De psycholoog en psychiater adviseren de rechtbank om de feiten bij een bewezenverklaring in licht verminderde mate aan verdachte toe te rekenen.
De rechtbank neemt het advies van de psycholoog en de psychiater over en rekent de feiten in licht verminderde mate aan verdachte toe.
De psycholoog en de psychiater concluderen dat het risico op toekomstig gewelddadig gedrag hoog is. Behandeling is noodzakelijk om het risico op recidive te verminderen en een zo gunstig mogelijke ontwikkeling te bevorderen. Volgens de psycholoog en de psychiater dient deze behandeling zich te richten op de sociaal-emotionele en persoonlijkheidsontwikkeling van verdachte. Dit valt uiteen in twee sporen, te weten enerzijds een gedragsmatige aanpak waarin verdachte consequent begrensd wordt bij negatief gedrag. Anderzijds dient de behandeling zich te richten op het krijgen van een realistisch zelfbeeld (zicht krijgen op eigen kwetsbaarheden en krachten) zodat er een steviger zelfgevoel kan ontstaan waarmee de narcistische dynamiek kan verminderen en de hang naar directe behoeftebevrediging en egocentrisme kan afnemen. Tevens dienen de regulerende functies te worden versterkt en dient aandacht uit te gaan naar de ontwikkeling van het geweten en de empathische vermogens. Op deze manier kan gewerkt worden aan de persoonlijkheidsontwikkeling om zo de huidige negatieve ontwikkeling om te buigen. Gelet op de beschreven psychopathische ontwikkelingsgang van verdachte bestaat er een risico op schijnaanpassing, derhalve zijn de psycholoog en de psychiater van mening dat langdurige behandeling noodzakelijk is. De behandelaren dienen door het narcistisch pantser heen te breken. Om deze behandeling te verwezenlijken is een gestructureerde setting aangewezen met een dagprogramma waarbij verdachte adequate begrenzing krijgt op zijn gedrag. Ondersteunend hieraan kunnen verschillende vaktherapieën (gericht op regulerende functies) worden ingezet. Schematherapie is de aangewezen vorm om verdachte te leren mentaliseren en disfunctionele schema's (hoe hij naar de wereld en anderen kijkt) te leren herkennen en te veranderen. Daarnaast dient procesdiagnostiek plaats te vinden om de mogelijke aanwezigheid van een aandachtdeficiëntie-/hyperactiviteitsstoornis nader te onderzoeken, waarna overwogen kan worden of verdachte kan profiteren van (ondersteunende) medicatie.
De psycholoog en de psychiater adviseren de rechtbank om voornoemde behandeling vorm te geven binnen het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, om het beoogde behandelproces op gang te kunnen brengen en te borgen. De gedragsbeïnvloedende maatregel wordt niet geadviseerd omdat een dergelijk ambulant behandelkader onvoldoende aangrijpingsmomenten biedt voor het op gang brengen van het noodzakelijk geachte behandelproces.
De rechtbank heeft daarnaast rekening gehouden met een rapport van de Raad voor de Kinderbescherming (vanaf hier: de Raad) van 4 november 2022, opgesteld door mw. P. Vos, raadsonderzoeker. Uit het rapport van de Raad komt naar voren dat verdachte een voorwaardelijke PIJ-maatregel passender vindt en van mening is dat hij geen kans heeft gehad om vanuit een open setting mee te werken aan begeleiding en behandeling. De Raad merkt hierbij op dat zij al lang bij verdachte betrokken zijn en verschillende interventies niet het beoogde resultaat hebben gehad. De Raad heeft bekeken of alternatieven voor het advies door ForCa reëel en haalbaar zijn en komt tot de conclusie dat dit niet het geval is. Ook de Raad acht langdurige behandeling nodig om verdachte een kans te bieden om zijn ontwikkeling op een positieve manier vorm te gaan geven. Hoewel verdachte thans aangeeft bereid is mee te werken aan een ambulant traject, acht de Raad ambulante behandeling, behandeling binnen een open setting of de oplegging van een GBM niet meer haalbaar. De Raad sluit zich dan ook aan bij het advies van de psycholoog en de psychiater en adviseert de rechtbank om een maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen en daarnaast een geheel onvoorwaardelijke jeugddetentie (conform de duur van het voorarrest) op te leggen.
Ter terechtzitting heeft mw. P. Vos, raadsonderzoeker, in aanvulling op het advies verklaard dat het van belang is dat verdachte zo snel mogelijk begint met behandeling in het kader van de PIJ-maatregel. Er zijn aan verdachte voldoende kansen gegeven. Door verdachte werd geëist dat behandeling vanuit thuis gestart zou worden. Deze optie is als onuitvoerbaar teruggekomen, maar verdachtes wens was dermate sterk dat hij daar niet vanaf wilde wijken. Tijdens zijn schorsing is verdachte vijf maanden uit beeld geweest. Verdachte bevindt zich thans in een kritische leeftijdsfase. Het risico dat het fout gaat is te groot en dan verliezen we kostbare tijd. Het is erop of eronder. De behandelfrequentie binnen een PIJ-maatregel geeft verdachte de mogelijkheid om een positief volwassen leven op te bouwen. Sinds verdachtes terugkomst van de ForCa is een positieve gedragsverandering te zien en zijn grote incidenten uitgebleven. Middelengebruik blijft een zorg en verdachte heeft op dit moment geen motivatie om hiermee te stoppen.
Dhr. Bergsma, namens Samen Veilig Midden-Nederland, heeft ter terechtzitting aangegeven achter het advies van de psycholoog, psychiater en de Raad te staan. Verdachte heeft genoeg kansen gekregen en heeft ervoor gekozen hier niet van te profiteren. Een voorwaardelijke PIJ-maatregel is niet passend. Het risico op een groot incident is aanwezig en we kunnen het ons niet permitteren om behandeling in een gesloten setting uit te stellen.
Oplegging onvoorwaardelijke PIJ-maatregel
De rechtbank is het met de deskundigen eens dat oplegging van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel noodzakelijk is. De verdachte is het meest gebaat bij een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel en de rechtbank acht, gelet op de ernstige problematiek bij verdachte, de ernst van het bewezenverklaarde en het hoge recidiverisico, geen andere setting denkbaar waarbinnen behandeling van de verdachte met perspectief op succes kan plaatsvinden. Verdachte heeft al meerdere kansen in verschillende settings (zowel vanuit strafrechtelijk als civielrechtelijk kader) aangeboden gekregen en deze opties bleken telkens onvoldoende toereikend. Voorts heeft verdachte zich enkele maanden aan het reclasseringstoezicht onttrokken en heeft hij gedurende de schorsing opnieuw ernstige strafbare feiten gepleegd. Bij de keuze om een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen weegt de rechtbank ook mee dat de deskundigen het opleggen van deze maatregel als noodzakelijk achten om het risico op schijnaanpassing tegen te gaan en behandelaren de kans te geven door verdachtes narcistische pantser heen te breken. Een strikt, gedwongen kader van langere duur wordt nodig geacht om te komen tot een behandelsamenwerking van waaruit de passende behandeling aan verdachte geboden kan worden om te werken aan zijn problematiek. De deskundigen concluderen dat het opleggen van een minder ingrijpende maatregel onvoldoende zal zijn om het noodzakelijk geachte behandelproces op gang te brengen. De rechtbank vindt het opleggen van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel daarom in het belang van een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte.
De rechtbank stelt vast dat ook is voldaan aan de overige formele voorwaarden genoemd in artikel 77s, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, nu bij verdachte ten tijde van het begaan van de bewezenverklaarde feit een gebrekkige ontwikkeling of een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens bestond en de bewezenverklaarde straatroven, afpersingen en vrijheidsberovingen feiten betreffen waar naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer op is gesteld. Naar het oordeel van de rechtbank eist ook de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van de maatregel. Aan dit oordeel legt de rechtbank ten grondslag dat de stoornissen die bij verdachte zijn vastgesteld, waaronder met name de gebrekkig ontwikkelde regulerende functies, gebrekkige impulscontrole, beperkte frustratietolerantie, de hang naar directe behoeftebevrediging en een gebrekkig ontwikkeld geweten en beperkte empathie, hebben bijgedragen aan de totstandkoming van de gepleegde feiten en het risico op herhaling zonder behandeling in een strikt, gedwongen kader, onverminderd hoog blijft. Een minder zware maatregel acht de rechtbank niet afdoende. Binnen het ambulante en civiele gesloten kader is tot op heden geen succes geboekt en de mogelijkheden binnen deze kaders zijn uitgeput. Verdachte heeft zich niet welwillend opgesteld om zich te committeren aan behandeling wanneer dit niet volgens zijn eigen vereisten ging en de verwachting is dat hij zich ook niet aan voorwaarden zal kunnen houden. Juist gelet op de problematiek bij verdachte dient behandeling het eerste doel te zijn van de strafoplegging, met enkel het afstraffen zal verdachte en daarmee de samenleving immers niet gebaat zijn. De deskundigen verwachten dat een behandeling van aanzienlijke duur nodig is, zodat een voorwaardelijk kader onvoldoende is. De deskundigen achten het daarnaast van belang dat behandeling binnen de onvoorwaardelijke PIJ-maatregel, gelet op de kritische levensfase waarin verdachte zich thans bevindt, zo snel mogelijk van start gaat.
Het is de rechtbank duidelijk geworden dat er in het geval van verdachte geen alternatief is om de behandeling van verdachte kans van slagen te geven anders dan in het kader van een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel. Gelet op het voorgaande wordt ook voldaan aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechtbank zal aan verdachte gelet op het voorgaande een dan ook een onvoorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen.
De PIJ-maatregel zal worden opgelegd ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De maatregel is daardoor vatbaar voor verlenging als bedoeld in artikel 6:6:31 Sv.
Oplegging van jeugddetentie
Gelet op de aard en ernst van de feiten kan niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt. In beginsel acht de rechtbank het opleggen van een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 12 maanden passend en geboden. De rechtbank ziet echter, gelet op de verstoorde ontwikkeling van verdachte, het belang in om zo snel mogelijk te starten met de behandeling. De rechtbank neemt de adviezen van de deskundigen hieromtrent over en zal daarom volstaan met het opleggen van een jeugddetentie voor de duur van zes maanden.
Afwijzing verzoek tot aanhouding van de zaak
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging tot aanhouding van de zaak af. De officier van justitie heeft ter terechtzitting te kennen gegeven dat er geen wachtlijst bestaat voor de uitvoering van de PIJ-maatregel. Voorts behelst het rapport waar de raadsman naar verwijst een weinig concreet beeld van de actuele situatie in de verschillende JJI’s. Wanneer de rechtbank kijkt naar de ernst van verdachtes problematiek en de door verdachte gepleegde feiten zijn er geen alternatieven beschikbaar. Gelet op deze omstandigheden acht de rechtbank het niet noodzakelijk om nader onderzoek te doen naar het executietraject van de op te leggen PIJ-maatregel. Het verzoek om aanhouding wordt afgewezen.

9.BESLAG

Onder verdachte is een schroevendraaier (G2953683) in beslag genomen.
9.1
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen schroevendraaier te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich omtrent de beslagbeslissing gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten een schroevendraaier (G2953683), verbeurd verklaren.

10.BENADEELDE PARTIJEN

Benadeelde partij [slachtoffer 2]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 6.282,88. Dit bedrag bestaat uit € 1.282,88 materiële schade en € 5.000,00 immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft. De officier van justitie heeft dan ook gevorderd de vordering geheel toe te wijzen, inclusief oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
10.2
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging zich, gelet op de bepleite vrijspraak voor de feiten 1, 2 en 3, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van het immateriële schadebedrag gematigd dient te worden.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5, feiten 1, 2 en 3 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft deze schadeposten niet betwist. De rechtbank waardeert deze schade op €1.282,88 en zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 januari 2022 tot de dag van volledige betaling.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak kan maken op vergoeding van de immateriële schade op grond van een ‘aantasting in de persoon;’ als bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De aard en ernst van de normschending, te weten het twee keer beroven van een jonge jongen en hem ook enige tijd van zijn vrijheid beroven, maken dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van €1.500,- voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van het bedrag van €2.782,88 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 31 januari 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal bepalen dat bij niet betalen geen vervangende gijzeling zal worden toegepast, omdat verdachte minderjarig was ten tijde van het bewezenverklaarde.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Hoofdelijk
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 3]heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag
van €3.450,-. Dit bedrag bestaat uit € 950,- materiële schade en €2.500,- immateriële
schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 4 ten laste gelegde feit.
10.4
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft. De officier van justitie heeft gevorderd om het materiële gedeelte van de vordering toe te wijzen tot een bedrag van €890,- en het immateriële gedeelte van de vordering toe te wijzen tot een bedrag van €1.000,-, inclusief oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
10.5
Het standpunt van de verdediging
Primair heeft de verdediging zich, gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 4, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de hoogte van het immateriële schadebedrag gematigd dient te worden tot een bedrag van €1.000,-.
10.6
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5, feit 4 bewezen verklaarde feit rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft deze schadeposten niet betwist. De rechtbank stelt schattenderwijs de dagwaarde van de telefoon vast op € 600,- en die van de helm op € 50,-. De rechtbank waardeert de geleden materiële schade in zijn totaliteit op €650,- en zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 februari 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft daarnaast een principieel bedrag van €100,- materiële schade gevorderd voor tijd en moeite. De rechtbank acht dit niet een schadepost die voor vergoeding in aanmerking komt. De rechtbank zal de benadeelde partij in dat gedeelte van de vordering dan ook niet-ontvankelijk verklaren.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak kan maken op vergoeding van de immateriële schade op grond van een ‘aantasting in de persoon;’ als bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De aard en ernst van de normschending, te weten het onder fors geweld en met flinke bedreigingen beroven van een relatief jonge jongen, maken dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van €1.000,- voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade dan ook tot dit bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot hoofdelijke betaling aan de Staat van het bedrag van €1.650,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 14 februari 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal bepalen dat bij niet betalen geen vervangende gijzeling zal worden toegepast, omdat verdachte minderjarig was ten tijde van het bewezenverklaarde.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 3] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Hoofdelijk
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag
van primair € 5.000,-, subsidiair € 3.750,- immateriële schade en – zo begrijpt de rechtbank – een bedrag van € 3.494,26 aan materiele schade, ten gevolge van het aan
verdachte onder 2 ten laste gelegde feit.
10.7
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij voldoende is onderbouwd en dat dit rechtstreekse schade betreft. De officier van justitie heeft gevorderd om het materiële gedeelte van de vordering toe te wijzen tot een bedrag van €1.404,- en het immateriële gedeelte van de vordering toe te wijzen tot een bedrag van €1.000,-, inclusief oplegging van de schadevergoedingsmaatregel en de wettelijke rente.
10.8
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich, gelet op de bepleite vrijspraak voor feit 6, op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering.
10.9
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder rubriek 5, feit 6 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden. De verdediging heeft deze schadeposten niet betwist. De rechtbank waardeert de materiële schade op € 974,- en zal de vordering tot dat bedrag hoofdelijk toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 februari 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank schat daarbij in dat de dagwaarde van de telefoon kan worden vastgesteld op € 600,-. Verder bestaat het toegewezen bedrag uit de gevorderde € 28,- voor de portemonnee, € 219,-- voor de airpods,
€ 37,- voor de ID kaart en € 90,- voor het vervangen van verschillende passen en goederen.
De benadeelde partij heeft daarnaast de kosten voor de schade als gevolg van de ontoegankelijkheid van foto’s en gegevens in de iCloud en toekomstige medische kosten gevorderd. De rechtbank zal de benadeelde partij in het gedeelte van de vordering voor zover dat betrekking heeft op de toekomstige medische kosten niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter. De rechtbank stelt gelet op de overgelegde stukken vast dat de gegevens in de iCloud niet meer toegankelijk gemaakt kunnen worden voor aangever en dat hij dus niet meer bij zijn foto’s kan komen, contacten en andere belangrijke digitale privézaken. De rechtbank kan deze geleden schade echter niet als materiële schade kwalificeren. De rechtbank zal daarom het hieronder toe te wijzen bedrag aan immateriële schade met €100,- verhogen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat de benadeelde partij aanspraak kan maken op vergoeding van de immateriële schade op grond van een ‘aantasting in de persoon;’ als bedoeld in artikel 6:106, lid 1, sub b van het Burgerlijk Wetboek (BW). De aard en ernst van de normschending, te weten het onder bedreiging van een mes beroven van een jonge jongen, maken dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit en de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd, en de schadevergoedingen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden toegewezen, acht de rechtbank een vergoeding van €1.000,- voor de geleden immateriële schade billijk. De rechtbank merkt daarnaast op dat zij bij het vaststellen van het toe te kennen bedrag aan immateriële schade niet gebonden is aan de vastgestelde forfaitaire bedragen zoals opgesteld door het schadefonds geweldsmisdrijven. De rechtbank dient een onafhankelijk oordeel te vellen waarbij zij haar eigen afwegingen maakt en alle omstandigheden meeweegt.
De rechtbank zal daarnaast een bedrag van €100,- toekennen ten gevolge van de ontoegankelijkheid van foto’s en gegevens in de iCloud van de benadeelde partij. De rechtbank zal de vergoeding voor immateriële schade hoofdelijk toewijzen tot een bedrag van €1.100,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van €2.074,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 24 februari 2022 tot de dag van volledige betaling. De rechtbank zal bepalen dat bij niet betalen geen vervangende gijzeling zal worden toegepast, omdat verdachte minderjarig was ten tijde van het bewezenverklaarde.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
Hoofdelijk
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de kinderrechter van deze rechtbank (parketnummer 16/127440-19) is aan verdachte onder meer een werkstraf van 20 uren voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten.
11.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering tot tenuitvoerlegging, gelet op de gevorderde oplegging van de PIJ-maatregel, af te wijzen.
11.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
11.3
Beslissing van de rechtbank
De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is dat aan verdachte een onvoorwaardelijk PIJ-maatregel wordt opgelegd en tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde werkstraf onder die omstandigheden niet opportuun is.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 33, 33a, 36f, 77a, 77g, 77i, 77s, 77gg, 282, 312, 317 en 417bis van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een jeugddetentie van zes maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
Oplegging maatregel
- legt op aan verdachte
de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel);
beslag
- verklaart het voorwerp verbeurd:
schroevendraaier (G2953683)
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] hoofdelijk toe tot een bedrag van €2.782,88;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2022 tot de dag van de algehele voldoening;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat €2.782,88 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bij gebreke van betaling wordt geen aanvullende gijzeling opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- wijst de vordering van [slachtoffer 3] hoofdelijk toe tot een bedrag van €1.650;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 3] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 3] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 3] aan de Staat €1.650 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 februari 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bij gebreke van betaling wordt geen aanvullende gijzeling opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] hoofdelijk toe tot een bedrag van €2.074,-;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2022 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat €2.074,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 februari 2022 tot de dag van de volledige betaling. Bij gebreke van betaling wordt geen aanvullende gijzeling opgelegd;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/127440-19
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten, voorzitter, tevens kinderrechter, mrs. N.M.H. van Ek en H.F. Koenis, kinderrechters, in tegenwoordigheid van mr. L. Steijns, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 november 2022.
Mr. N.M.H. van Ek is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
t.a.v. feit 1:
hij op of omstreeks 31 januari 2022 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten op/aan/nabij de [straat 1] , (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een jas en/of handschoenen en/of een scooterhelm en/of oordopjes en/of een identiteitsbewijs en/of een rijbewijs en/of een geldbedrag van (ongeveer) 150 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] toebehoorde(n), door
- met een of meerdere perso(o)n(en) op die [slachtoffer 2] af te lopen en/of die [slachtoffer 2] te dwingen/zeggen dat hij in de auto moest stappen en/of achterin moest gaan zitten en/of de auto af te sluiten waardoor die [slachtoffer 2] niet vrijwillig de auto kon verlaten en/of
- terwijl die [slachtoffer 2] tegen zijn wil in de afgesloten auto werd gehouden
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij nog 500 euro verschuldigd was en/of dat hij dan niet thuis zou komen en/of (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Geef je telefoon!" en/of die [slachtoffer 2] te dwingen om zijn mobiele telefoon en/of zijn pincode af te geven en/of (vervolgens) (op de mobiele telefoon) op de bankrekening van die [slachtoffer 2] te kijken en/of
- met de telefoon van die [slachtoffer 2] (Snapchat) berichten te versturen naar een of meerdere personen (in de contactenlijst van die [slachtoffer 2] ) met de vraag of die [slachtoffer 2] geld kon lenen omdat hij problemen had en/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen om zijn vader te bellen en/of
- met de telefoon van die [slachtoffer 2] betaalverzoeken (“tikkies”) te versturen naar een of meerdere personen in de contactenlijst van die [slachtoffer 2] en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Geef je jas!" en/of "Ik vraag het niet nog een keer!" en/of die [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van zijn jas en/of een of meerdere (andere) spullen en/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen om geld te gaan pinnen van zijn bankrekening en/of dit geldbedrag af te staan en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij 330 euro moest geven voor aanstaande vrijdag;
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 3 Wetboek van Strafrecht )
Subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 31 januari 2022 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten op/aan/nabij de [straat 1] , een ander, te weten [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander, wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten aan hem/hen, verdachte en/of de medeverdachte een mobiele telefoon en/of een jas en/of handschoenen en/of een scooterhelm en/of oordopjes en/of een identiteitsbewijs en/of een rijbewijs en/of een geldbedrag van (ongeveer) 150 euro, in elk geval enig goed, af te geven, door:
- met een of meerdere perso(o)n(en) op die [slachtoffer 2] af te lopen en/of die [slachtoffer 2] te dwingen/zeggen dat hij in de auto moest stappen en/of achterin
moest gaan zitten en/of de auto af te sluiten waardoor die [slachtoffer 2] niet vrijwillig de auto kon verlaten en/of
- ( terwijl die [slachtoffer 2] tegen zijn wil in de afgesloten auto werd gehouden dreigend) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij nog 500 euro verschuldigd was en/of dat, indien hij dit bedrag niet zou betalen, hij dan niet thuis zou komen en/of
- ( dreigend) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “Geef je telefoon!” en/of die [slachtoffer 2] te dwingen om zijn mobiele telefoon en/of pincode af te geven en/of (vervolgens) (op de mobiele telefoon) op de bankrekening van die [slachtoffer 2] te kijken en/of
- met de telefoon van die [slachtoffer 2] (Snapchat) berichten te versturen naar een of meerdere personen (in de contactenlijst van die [slachtoffer 2] ) met de vraag of die [slachtoffer 2] geld kon lenen omdat hij problemen had en/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen om zijn vader te bellen en/of
- met de telefoon van die [slachtoffer 2] betaalverzoeken (“tikkies”) te versturen naar een of meerdere personen in de contactenlijst van die [slachtoffer 2] en/of
- ( dreigend) naar die [slachtoffer 2] te zeggen: “Geef je jas!” en/of “Ik vraag het niet nog een keer!” en/of die [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van zijn jas en/of een of meerdere (andere) spullen en/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen om geld te gaan pinnen van zijn bankrekening en/of dit geldbedrag af te staan en/of
- tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij 330 euro moest geven voor aanstaande vrijdag;
- die [slachtoffer 2] (gedurende enige tijd) te beletten uit de auto te stappen;
(Artikel 284 lid 1 onder 1 Sr)
t.a.v. feit 2:hij op of omstreeks 31 januari 2022 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in Nederland, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, door
- met een of meerdere perso(o)n(en) op die [slachtoffer 2] af te lopen en/of die [slachtoffer 2] te dwingen/zeggen dat hij in de auto moest stappen en/of achterin
moest gaan zitten en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij nog 500 euro verschuldigd was en/of dat hij dan niet thuis zou komen en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Geef je telefoon!" en/of die [slachtoffer 2] te dwingen om zijn mobiele telefoon en/of zijn pincode af te geven en/of (vervolgens) (op de mobiele telefoon) op de bankrekening van die [slachtoffer 2] te kijken en/of
- met de telefoon van die [slachtoffer 2] (Snapchat) berichten te versturen naar een of meerdere personen (in de contactenlijst van die [slachtoffer 2] ) met de vraag of die [slachtoffer 2] geld kon lenen omdat hij problemen had en/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen om zijn vader te bellen en/of
- met de telefoon van die [slachtoffer 2] betaalverzoeken (“tikkies”) te versturen naar een of meerdere personen in de contactenlijst van die [slachtoffer 2] en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Geef je jas!" en/of "Ik vraag het niet nog een keer!" en/of die [slachtoffer 2] te dwingen tot afgifte van zijn jas en/of een of meerdere (andere) spullen;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
t.a.v. feit 3:hij op of omstreeks 14 februari 2022 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in Nederland, op de openbare weg, te weten op/aan/nabij de [straat 2] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 2] , heeft weggenomen, met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een of meerdere perso(o)n(en) op die [slachtoffer 2] af te lopen en/of tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat ze een rondje gingen lopen en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij 1000 euro moest gaan betalen in termijnen en/of te zeggen: “jij gaat sowieso even je bank laten zien” en/of (vervolgens) de mobiele telefoon uit handen van die [slachtoffer 2] de pakken/grissen en/of die [slachtoffer 2] te dwingen zijn pincode van zijn mobiele telefoon in te toetsen en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “Als je aangifte doet en ik 6 jaar vast moet zitten, trek ik je litteken open” en/of “Als ik hem nog iets flik, dan pers ik jou en je broer af dat vind ik nog grappiger”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
en/of
hij op of omstreeks 14 februari 2022 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, op de openbare weg, te weten op/aan/nabij de [straat 2] , (telkens) met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een mobiele telefoon en/of een jas en/of een geldbedrag van (ongeveer) 30 euro en/of een ring en/of een of meerdere bioscoopbonnen (ter waarde van 12,50 euro) en/of oordopjes en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] toebehoorde(n), door
- met een of meerdere perso(o)n(en) op die [slachtoffer 2] af te lopen en/of tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat ze een rondje gingen lopen en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat hij 1000 euro moest gaan betalen in termijnen en/of te zeggen: “jij gaat sowieso even je bank laten zien” en/of die [slachtoffer 2] te dwingen zijn pincode van zijn mobiele telefoon in te toetsen en/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen zijn jas af te geven en/of (daarbij) te zeggen dat hij de jas terug zou krijgen als hij 30 euro had gepind en/of
- (dreigend) tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: “Als je aangifte doet en ik 6 jaar vast moet zitten, trek ik je litteken open” en/of “Als ik hem nog iets flik, dan pers ik jou en je broer af dat vind ik nog grappiger”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- die [slachtoffer 2] (ondertussen) (tijdens het lopen) te dwingen een of meerdere spullen af te geven en/of
- die [slachtoffer 2] te zeggen/dwingen om sigaretten te kopen en/of contant geld te pinnen en/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen om 30 euro te pinnen en/of (vervolgens) naar het tunneltje te komen en/of het (gepinde) geldbedrag af te staan;
( art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
t.a.v. feit 4:hij op of omstreeks 14 februari 2022 te Bilthoven, gemeente De Bilt, althans in Nederland, in/bij een flatgebouw aan de [locatie] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon en/of een scooterhelm en/of een rijbewijs, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [slachtoffer 3] , heeft weggenomen, met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 3] met een of meerdere perso(o)n(en) aan te spreken en/of tegen die [slachtoffer 3] te zeggen dat hij mee moest lopen (naar de eerste etage van het flatgebouw) en/of
- (vervolgens) een schroevendraaier, althans een scherp/puntig voorwerp, te pakken en/of voor zich te houden en/of voor die [slachtoffer 3] zichtbaar vast te houden en/of
- (met kracht) een mobiele telefoon uit de handen van die [slachtoffer 3] te trekken/rukken en/of
- de schroevendraaier, althans een scherp/puntig voorwerp, in de richting van die [slachtoffer 3] te bewegen en/of (met kracht) de punt van de schroevendraaier, althans een scherp/puntig voorwerp, op de keel van die [slachtoffer 3] te zetten/drukken en/of (daarbij) te zeggen: “Eigenlijk moet ik je voor dit doodmaken”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- (opnieuw) de schroevendraaier, althans een scherp/puntig voorwerp, tegen de keel van die [slachtoffer 3] te zetten/drukken en/of (daarbij) te zeggen: “Beter ga je hem nu geven” en/of (vervolgens) (met kracht) een scooterhelm uit de handen van die [slachtoffer 3] los te trekken/te pakken en/of
- die [slachtoffer 3] te dwingen de codes van zijn telefoon in te voeren en/of (daarbij) (dreigend) te zeggen: “Doe het een keer verkeerd en je hebt een mes tussen je ribben zitten”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking en/of
- een mes, althans een scherp/puntig voorwerp, vast te houden en/of boven zijn hoofd te houden en/of te tonen met de punt in de richting van die [slachtoffer 3] en/of daarbij (dreigend) te zeggen: “Je krijgt je telefoon niet terug” en/of
- tegen die [slachtoffer 3] aan te duwen en/of een kopstoot te geven en/of
- (opnieuw) de punt van de schroevendraaier, althans een scherp/puntig voorwerp, (met kracht) tegen de nek van die [slachtoffer 3] te duwen/drukken en/of (daarbij) de jas van die [slachtoffer 3] vast te pakken en/of (dreigend) de woorden toe te voegen: “Als je dit tegen iets of iemand zegt dan maak ik je familie dood en dan ga jij er ook aan” en/of “We pakken je hele familie”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
t.a.v. feit 5:hij op of omstreeks 27 februari 2022 te Utrecht, althans in Nederland, een bakfiets (merk Babboe), althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
( art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht, art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht )
t.a.v. feit 6:hij op of omstreeks 24 februari 2022 te Bunnik, althans in Nederland, op de openbare weg, te weten op/aan/nabij de [straat 3] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een mobiele telefoon en/of portemonnee (met inhoud) en/of handschoenen en/of airpods, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten [slachtoffer 1] , heeft weggenomen, met het oogmerk het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- met een of meerdere perso(o)n(en) op die [slachtoffer 1] af te lopen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te schreeuwen: “Geef me je kankerspullen” en/of (daarbij) een of meerdere mes(sen) voor zich te houden en/of (dreigend) in de richting van het gezicht van die [slachtoffer 1] te houden en/of voor die [slachtoffer 1] zichtbaar vast te houden en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij maar beter kon luisteren, omdat hij anders neergestoken zou worden en/of
- bij die [slachtoffer 1] in de zakken van zijn broek en/of jas te voelen en/of de inhoud van die (jas- en/of broek)zakken leeg te halen en/of
- die [slachtoffer 1] te dwingen zijn telefoon te ontgrendelen en/of het wachtwoord van zijn I-cloud in te voeren en/of (daarbij) te zeggen/dreigen dat als hij nog een keer weg zou rennen, dat zij hem dan dood zouden steken en/of
- die [slachtoffer 1] op een bagagedrager van een fiets te zetten en/of
-(opnieuw) in de (broek)zakken van die [slachtoffer 1] te voelen/grissen en/of die (broek)zakken leeg te halen en/of
- tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat hij niemand mocht aanspreken en de politie niet mocht bellen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 11 mei 2022, proces-verbaalnummer 2022098354 (onderzoeken 2RT22DONS/MD3R022015), opgemaakt door politie eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina’s 1 tot en met 465. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 242.
3.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 243-244.
4.Proces-verbaal van verhoor van getuige [slachtoffer 2] bij de rechter-commissaris van 7 juli 2022, p. 3.
5.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2022.
6.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 244.
7.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 245.
8.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 276.
9.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] , p. 278.
10.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 266.
11.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 267.
12.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2022.
13.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 181.
14.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 182.
15.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] , p. 183.
16.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 195.
17.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 196.
18.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 199.
19.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 203.
20.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 206.
21.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 2] , p. 189-193.
22.Proces-verbaal ter terechtzitting van 14 juni 2022 inzake [medeverdachte 2] , p. 2.
23.Verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 11 november 2022.
24.Proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 361.
25.Bijlage goederen bij aangifte van [aangever] , p. 363.
26.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 350.
27.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 351.
28.Bijlage bij het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 360.
29.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 297.
30.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 298.
31.Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 246.
32.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 5] , p. 213
33.Proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 6] , p. 291-292.
34.Het NFI-rapport van 7 maart 2022, p. 333-339.
35.Het NFI-rapport van 7 maart 2022, p. 336-337.
36.Het NFI-rapport van 7 maart 2022, p. 338.
37.Proces-verbaal ter terechtzitting van 14 juni 2022 inzake [medeverdachte 2] , p. 2.