ECLI:NL:GHAMS:2019:5149

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 februari 2019
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
23-000099-18
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afpersing door bedreiging met geweld in apotheek

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 februari 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van afpersing door bedreiging met geweld. De feiten zijn als volgt: op 15 januari 2013 heeft de verdachte in Oostzaan, door het creëren van een bedreigende sfeer, het slachtoffer, werkzaam bij een apotheek, gedwongen tot de afgifte van een medicijn (Broxil) waarvoor hij geen doktersrecept had. De verdachte heeft zich dreigend opgesteld, heeft de aangeefster bedreigd met woorden als "geef mij die kanker Broxil" en heeft zich op korte afstand van haar opgesteld, wat leidde tot angst bij het slachtoffer.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte betoogd dat er geen sprake was van geweld en dat de bedreiging niet voldoende was om te spreken van afpersing. Het hof heeft echter geoordeeld dat de dreigende sfeer die de verdachte heeft gecreëerd, voldoende was voor een bewezenverklaring van afpersing. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte eerder in de apotheek om het medicijn had gevraagd, maar zonder recept niet werd geholpen. Na een bezoek aan de huisartsenpraktijk keerde hij terug naar de apotheek en eiste hij op een boze manier het medicijn, wat leidde tot de afgifte door de aangeefster uit angst voor geweld.

Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan afpersing. De straf die is opgelegd is een voorwaardelijke taakstraf van veertig uren met een proeftijd van één jaar. Het hof heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de eerdere veroordelingen van de verdachte, maar ook met de tijd die verstreken is sinds het delict en het feit dat de verdachte sindsdien niet in aanraking is gekomen met de politie.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000099-18
Datum uitspraak: 25 februari 2019
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 5 december 2016 in de strafzaak onder parketnummer 15-221188-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
11 februari 2019.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 15 januari 2013 te Oostzaan, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pak medicijnen (te weten Broxil), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [apotheek], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte - zich toen en aldaar naar genoemde apotheek heeft begeven en/of - (vervolgens) een of meermalen (dreigend) die [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "ik wil Broxil" en/of "jij gaat mij die Broxil geven anders pak ik het zelf wel", althans een of meer woord(en) van gelijke aard en/of strekking en/of - (vervolgens) zich voorbij de toonbank heeft begeven, althans door de opening naast de balie naar de medicijnkast(en) is gelopen en/of - (vervolgens) (dreigend) op korte afstand van die [slachtoffer] is gaan staan en/of - daarbij (dreigend) met zijn, verdachtes arm(en) heeft gezwaaid en/of slaande beweging(en) heeft gemaakt in de richting van die [slachtoffer] en/of - (daarbij) meermalen (dreigend) die [slachtoffer] de woord(en) heeft toegevoegd: "geef mij die kanker Broxil", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, waardoor die [slachtoffer] is overgegaan tot bovengenoemde afgifte.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.

Bewijsmotivering

Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte moet worden vrijgesproken. Tenlastegelegd is artikel 317 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) waarin strafbaar is gesteld afpersing door geweld en/of bedreiging met geweld. In deze zaak is geen sprake van geweld. Wat betreft de bedreiging met geweld moet aansluiting worden gezocht bij artikel 285 Sr. Er moet dan een bedreiging van dien aard zijn en onder zulke omstandigheden gedaan, dat deze in het algemeen een redelijke vrees kunnen opwekken. Dat is hier niet het geval. De verdachte is een vervelende klant geweest, maar zijn gedrag was gericht op het verkrijgen van het geneesmiddel en niet op een persoon, aldus de raadsman.
Het hof overweegt dat het bestanddeel “bedreiging met geweld” in artikel 317 Sr ruim dient te worden uitgelegd. Niet is vereist dat de bedreiging met geweld een zelfstandig strafbaar feit betreft, zoals artikel 285 Sr. Het oproepen van een dreigende sfeer is voldoende voor een bewezenverklaring van artikel 317 Sr.
Het hof stelt het volgende vast. De verdachte is de apotheek binnengelopen en heeft op een nerveuze en geïrriteerde wijze om Broxil gevraagd. Dat kreeg hij niet, omdat de verdachte niet beschikte over het vereiste recept. Hierna is de verdachte, na verwijzing door de aangeefster, naar de huisartsenpraktijk in hetzelfde pand gelopen, om even later en nog steeds zonder recept in de apotheek terug te komen en op een boze en geïrriteerde manier te eisen dat hij Broxil zou krijgen. Vervolgens heeft hij zich door een opening naast de balie begeven naar een werkruimte waar enkel medewerkers van de apotheek mochten komen, is hij naar de medicijnkast toegelopen en heeft hij tegen de aangeefster geschreeuwd “geef mij die kanker Broxil”. Daarbij heeft hij zijn gezicht op ongeveer 10 centimeter afstand van het gezicht van de aangeefster gebracht en heeft hij druk met zijn armen gezwaaid. De verdachte bleef schreeuwen om “die kanker Broxil”. Aangeefster heeft verklaard dat zij bang is geweest dat hij haar ging slaan, de medicijnkast zou vernielen en de medicijnen zou meenemen. Uit angst dat hij haar zou gaan slaan heeft ze hem uiteindelijk Broxil gegeven.
Naar het oordeel van het hof heeft de verdachte door te handelen in de context zoals hiervoor is vastgesteld een dreigende sfeer gecreëerd en heeft hij aldus gedreigd met geweld, waardoor hij de aangeefster heeft bewogen tot afgifte van Broxil.
Gelet op het voorgaande zal het hof het tenlastegelegde bewezen verklaren.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 15 januari 2013 te Oostzaan, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een pak medicijnen, te weten Broxil, toebehorende aan [apotheek], welke bedreiging met geweld hierin bestond dat hij
- zich toen en daar naar genoemde apotheek heeft begeven en
- dreigend [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "jij gaat mij die Broxil geven anders pak ik het zelf wel" en
- vervolgens zich voorbij de toonbank heeft begeven, althans door de opening naast de balie naar de medicijnkast is gelopen en
- dreigend op korte afstand van [slachtoffer] is gaan staan en
- daarbij dreigend met zijn armen heeft gezwaaid en
- daarbij dreigend [slachtoffer] de woorden heeft toegevoegd: "geef mij die kanker Broxil",
waardoor [slachtoffer] is overgegaan tot bovengenoemde afgifte.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het bewezen verklaarde is gegrond op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 650,00, subsidiair 13 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete ter hoogte van € 650,00, subsidiair 13 dagen hechtenis, met een proeftijd van twee jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte en heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft door het creëren van een bedreigende sfeer het slachtoffer, dat werkzaam is bij de apotheek, bewogen tot afgifte van een medicijn waarvoor de verdachte niet het benodigde doktersrecept had. Dit heeft bij haar gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 1 februari 2019 is hij eerder en ook na het plegen van het bewezen verklaarde feit strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht de strafmodaliteit van een geldboete niet passen bij een afpersing als deze en is dan ook van oordeel dat de door de advocaat-generaal gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het gepleegde strafbare feit. Anderzijds houdt het hof rekening met de ouderdom van het feit, nu het tenlastegelegde zes jaar geleden heeft plaatsgevonden, alsmede met de omstandigheid dat de verdachte de afgelopen jaren niet met politie en justitie in aanraking is gekomen en zijn leven een andere wending lijkt te hebben gegeven.
Het hof acht, alles afwegende, een voorwaardelijke taakstraf van na te melden duur passend en geboden. Gelet op de ouderdom van het feit zal het hof de duur van de proeftijd beperken tot één jaar.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
20 (twintig) dagenhechtenis.
Bepaalt dat de taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van
1 (één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J. Piena, mr. W.M.C. Tilleman en mr. C. Fetter, in tegenwoordigheid van mr. J.M. van Riel, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 februari 2019.
mrs. W.M.C. Tilleman en C. Fetter zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.