ECLI:NL:RBMNE:2022:5778

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
30 december 2022
Zaaknummer
UTR 22/5753 en UTR 22/5754
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep en voorlopige voorziening tegen tijdelijk huisverbod

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2022 uitspraak gedaan over een beroep en verzoek om voorlopige voorziening van eiser tegen een tijdelijk huisverbod dat hem was opgelegd door de burgemeester van Almere. Het huisverbod, dat op 13 december 2022 om 18.19 uur inging en een duur had van tien dagen, was opgelegd vanwege ernstige en onmiddellijke gevaren voor de veiligheid van de partner en kinderen van eiser. Eiser heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het huisverbod terecht was opgelegd. De burgemeester had voldoende feiten en omstandigheden om aan te nemen dat de aanwezigheid van eiser in de woning een ernstig gevaar opleverde. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de burgemeester zorgvuldig heeft gehandeld en dat er voldoende grond was voor het huisverbod. Eiser voerde aan dat zijn partner onwaarheden vertelde en dat hij zelf geen gevaar vormde, maar de voorzieningenrechter oordeelde dat de burgemeester in redelijkheid van zijn bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Het huisverbod blijft van kracht tot 23 december 2022 om 18.19 uur, wat betekent dat eiser geen contact mag opnemen met zijn partner of kinderen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 22/5753 en UTR 22/5754
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 22 december 2022 op het beroep en het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. G.L.D. Thomas),
en

de burgemeester van de gemeente Almere (de burgemeester)

(gemachtigden: mr. M. Telderman en L.M. Rutten).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel: [Derde Partij] uit Almere.

Inleiding

Aan eiser is bij besluit van 13 december 2022 een tijdelijk huisverbod opgelegd. Eiser heeft daartegen beroep ingesteld en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op het verzoek en het beroep van eiser tegen het tijdelijke huisverbod dat aan hem is opgelegd. Het tijdelijke huisverbod is ingegaan op 13 december 2022 om 18.19 uur, heeft een duur van tien dagen en eindigt dus op 23 december 2022 18.19 uur. Het huisverbod geldt voor de woning op het adres [adres] in [gemeente] .
Omdat de voorzieningenrechter na afloop van de zitting tot de conclusie is gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak beslist hij ook op het beroep van eiser daartegen. Artikel 8:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Derde-partij heeft haar mening en die van de kinderen schriftelijk kenbaar gemaakt.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, de zus van eiser, [Zus] en de gemachtigden van de burgemeester. Derde-partij was niet aanwezig.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. De burgemeester kan aan een persoon een huisverbod opleggen als uit feiten of omstandigheden blijkt dat diens aanwezigheid in de woning ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor de veiligheid van één of meer personen die met hem in de woning wonen of daarin anders dan incidenteel verblijven of als op grond van feiten en omstandigheden een ernstig vermoeden van dit gevaar bestaat. [1]
2. Artikel 2 van het Besluit tijdelijk huisverbod bepaalt dat de burgemeester bij de afweging of een huisverbod wordt opgelegd uitsluitend let op feiten en omstandigheden die in de in de bijlage bij het Besluit zijn opgenomen . De burgemeester laat zich verder adviseren door deskundigen die, voor hun oordeel of bij (mogelijk) huiselijk geweld een huisverbod moet worden opgelegd, een Risico-taxatie instrument Huiselijk Geweld (RiHG) invullen.
3. Het opleggen van een huisverbod is een ingrijpend instrument waarvan de toepassing zeer grote gevolgen heeft voor het privéleven van alle betrokkenen. De bevoegdheid om zo’n huisverbod op te leggen, is daarom beperkt tot situaties waarin voldoende grond aanwezig is om aan te nemen, of ernstig te vermoeden, dat zich een ernstig en onmiddellijk gevaar voor de veiligheid van personen voordoet. Als dat het geval is, moet de burgemeester zorgvuldig overwegen of aanwending van de bevoegdheid nodig is. De rechter beoordeelt of de aangevoerde omstandigheden zo ernstig zijn, dat in het voorliggende geval een bevoegdheid tot opleggen van een huisverbod bestond. Als dat het geval is, wordt de afweging van de burgemeester om vervolgens van die bevoegdheid gebruik te maken verder door de bestuursrechter terughoudend getoetst. Dit volgt uit vaste rechtspraak. [2]
4. Eiser voert aan dat zijn partner onwaarheden vertelt over de mishandeling en dat niet hij maar juist zij een gevaar oplevert voor de kinderen. Verder vindt hij dat het besluit niet zorgvuldig is genomen, omdat hij niet de kans heeft gekregen om zijn kant van het verhaal te vertellen.
5. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de burgemeester het besluit voldoende zorgvuldig heeft voorbereid. De voorzieningenrechter leest in het proces-verbaal van bevindingen voor een beslissing huisverbod dat er telefonisch contact is geweest met eiser. Eiser heeft ook zijn mening kunnen geven over het huisverbod. Die mening is opgeschreven in het RiHG. Ook heeft er een risicotaxatie aan de hand van de RiHG plaatsgevonden waarop de burgemeester zijn beslissing mede heeft gebaseerd.
6. Gelet op de aard van een huisverbod, dat altijd in spoedeisende situaties wordt opgelegd, is niet vereist dat de juistheid van de feiten en omstandigheden die aan het huisverbod ten grondslag zijn gelegd onomstotelijk vaststaat. Voldoende is dat aannemelijk is dat die feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan en een ernstig en onmiddellijk gevaar, dan wel een ernstig vermoeden van een dergelijk gevaar, voor de in het besluit genoemde personen opleveren.
7. De voorzieningenrechter is het met de burgemeester eens dat er ten minste een ernstig vermoeden bestaat dat aanwezigheid van eiser in de woning op en na 13 december 2022 ernstig en onmiddellijk gevaar oplevert voor zijn partner en voor de ontwikkeling van de kinderen. De voorzieningenrechter hecht vooral waarde aan het verslag van de politie waarin staat wat zij van eisers partner hoorden en wat zij zagen. Dat verslag is opgenomen in het proces-verbaal van bevindingen voor een beslissing huisverbod. Op grond van de afgelegde verklaring en het zichtbare letsel in het gezicht van de partner vindt de voorzieningenrechter het aannemelijk dat de feiten en omstandigheden zich hebben voorgedaan. De kinderen zijn, als de voorzieningenrechter naar de verschillende stukken kijkt, getuige van veel ruzies tussen hun ouders waarbij eiser soms ook geweld gebruikt. Zo staat in het verslag van 8 december 2022 dat de drie minderjarige kinderen hun moeder te hulp geschoten zijn nadat eiser na de ruzie de woning had verlaten. De burgemeester was dus bevoegd om het huisverbod op te leggen.
8. De burgemeester heeft na afweging van alle belangen in redelijkheid ook van zijn bevoegdheid gebruik kunnen maken om het huisverbod op te leggen. Daarvoor heeft hij zich kunnen baseren op de analyse van de situatie zoals beschreven in het RiHG. De burgemeester heeft zijn belangenafweging voldoende gemotiveerd in zijn besluit.
9. Het doel van een tijdelijk huisverbod is om in een gegeven noodsituatie escalatie te voorkomen en hulp te bieden, zodat het gevaar vermindert of verdwijnt. Daarover hebben partijen op zitting het volgende verklaard. Op 21 december 2022 heeft een ‘systeemgesprek’ plaatsgevonden met verschillende hulpverlenende instanties. Eiser was ook uitgenodigd voor dit gesprek, maar is niet gekomen. Naar eigen zeggen was dit omdat hij zich niet veilig voelt bij Veilig Thuis, omdat er niet naar hem geluisterd wordt en zijn wensen (zoals bijvoorbeeld een ander team van Veilig Thuis, omdat hij geen vertrouwen heeft in de huidige hulpverleners) niet zijn ingewilligd. Los van de vraag of eisers kritiek op Veilig Thuis terecht is of niet, betekent dit dat er nog geen afspraken zijn gemaakt voor de (nabije) toekomst, waardoor niet vastgesteld kan worden of het gevaar is geweken. Er is dan ook geen reden om het huisverbod op te heffen.
10. Op zitting heeft eiser gezegd dat het hem er niet zozeer om gaat dat hij terug wil naar de woning, maar vooral dat hij contact wil met zijn kinderen. Een huisverbod houdt ook een contactverbod in en kan daar niet los van worden gezien. Ook over het contact met de kinderen zal eiser daarom afspraken moeten maken via Veilig Thuis.

Conclusie en gevolgen

De conclusie is dat het opgelegde huisverbod in stand blijft tot 23 december 2022 om 18.19 uur. Dit betekent dat eiser tot dat moment niet naar de woning mag en geen contact op mag nemen met zijn partner of de kinderen.
Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2022 door mr. J.J. Catsburg, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.L. Bressers, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak voor zover daarbij is beslist op het beroep. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen deze uitspraak voor zover deze gaat over de voorlopige voorziening staat geen hoger beroep open.

Voetnoten

1.Artikel 2 van de Wet tijdelijk huisverbod (Wth).
2.De voorzieningenrechter wijst als voorbeeld van die vaste rechtspraak naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:309.