ECLI:NL:RBMNE:2022:570

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 februari 2022
Publicatiedatum
17 februari 2022
Zaaknummer
C/16/533696 / JE RK 22/94
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 1 februari 2022 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige (voornaam)]. De kinderrechter heeft eerder op 14 december 2021 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend, die verlengd moest worden. De gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland heeft verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] te verlengen, evenals de ondertoezichtstelling. De moeder van [minderjarige (voornaam)] is het niet eens met de verzoeken van de GI en stelt dat zij in staat is om [minderjarige (voornaam)] thuis op te voeden. De vader is het eens met de verlenging van de uithuisplaatsing.

De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de opvoedsituatie van [minderjarige (voornaam)] in overweging genomen. De rechtbank concludeert dat de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] verlengd moet worden, omdat de ouders geen verweer hebben gevoerd tegen de noodzaak hiervan. De rechtbank heeft ook de zorgen over de opvoedsituatie bij de moeder in aanmerking genomen, waaronder haar borderline-persoonlijkheidsproblematiek en de instabiele opvoedsituatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat het opgroeiperspectief van [minderjarige (voornaam)] in het pleeggezin ligt en dat de moeder niet in staat is om de opvoeding van [minderjarige (voornaam)] binnen een aanvaardbare termijn op zich te nemen.

De rechtbank heeft daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] verlengd tot 3 maart 2023 en de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] gewijzigd naar eenmaal per twee weken voor de duur van 1,5 uur onder begeleiding. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Utrecht
Zaaknummers:
- C/16/519655 / JE RK 21-577 (aangehouden deel verlenging machtiging uithuisplaatsing)
- C/16/533693 / JE RK 22/95 (wijziging zorgregeling)
- C/16/533696 / JE RK 22/94 (verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing)
Datum uitspraak: 1 februari 2022

Beschikking van de rechtbank

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Samen Veilig Midden Nederland,

locatie [locatie] , hierna te noemen: de GI,
betreffende

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] ,

hierna te noemen: [minderjarige (voornaam)] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[belanghebbende 1] ,

hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat: mr. M.J. Koek,

[belanghebbende 2] ,

hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] .

Het procesverloop

De rechtbank heeft in deze zaak op 27 mei 2021, 6 juli 2021 en 14 december 2021 eerdere beschikkingen gegeven. Voor het verloop van de procedure tot aan 14 december 2021 verwijst de rechtbank naar de eerdere beschikkingen. In de beschikking van 14 december 2021 heeft de rechtbank de beslissing op het verzoek over de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] verlengd tot 10 februari 2022 en de beslissing voor het overige aangehouden.
Nadien heeft de rechtbank de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoek van de GI (met bijlagen) voor een verlenging van de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing, van 20 januari 2022;
  • het verzoek van de GI (met bijlagen) over het wijzigen van de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] , van 20 januari 2022.
De behandeling van het aangehouden deel van het verzoek van de GI over de machtiging tot uithuisplaatsing is voortgezet door de meervoudige kamer van de rechtbank, tijdens de mondelinge behandeling van 25 januari 2022. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechtbank ook de nieuwe verzoeken van de GI over de verlenging ondertoezichtstelling, verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en het verzoek om de zorgregeling te wijzigen, besproken.
Ter zitting zijn verschenen:
- de moeder, aanwezig via Teams;
- de advocaat van de moeder;
- de vader;
- mevrouw [A] en mevrouw [B] , namens de GI;
- mevrouw [C] , werkzaam als pleegzorgbegeleider bij [instelling 1] en betrokken bij het 2thepoint traject, aan wie als informant bijzondere toegang
is verleend.
Op 1 februari 2022 vanaf 10:00 uur zijn de partijen in de gelegenheid gesteld om de beslissing telefonisch van de rechtbank te vernemen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] wordt uitgeoefend door de ouders.
[minderjarige (voornaam)] verblijft in een pleeggezin samen met zijn halfzusje [D (voornaam)] .
Bij beschikking van 3 maart 2021 is [minderjarige (voornaam)] onder toezicht gesteld tot 3 maart 2022.
De kinderrechter heeft bij beschikking van 14 december 2021 de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 10 februari 2022. Iedere verdere beslissing heeft de kinderrechter aangehouden.

De verzoeken

Aan de orde is het aangehouden deel van het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling, te weten tot 3 maart 2022.
Daarnaast verzoekt de GI om de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] te verlengen voor de duur van een jaar, met ingang van 3 maart 2022. Tevens verzoekt de GI om de zorgregeling tussen [minderjarige (voornaam)] en de moeder te wijzigen in die zin dat de moeder en [minderjarige (voornaam)] eenmaal per twee weken omgang hebben met elkaar voor de duur van 1,5 uur onder begeleiding van de GI, [instelling 1] of een door de GI ingeschakelde professional bij de pleegouders thuis.

Het standpunt van de ouders

De moeder is het niet eens met de verzoeken van de GI over de verlenging van de uithuisplaatsing en de wijziging van de zorgregeling. De moeder is van mening dat zij met behulp van haar partner, haar netwerk en ambulante hulpverlening in staat is om [minderjarige (voornaam)] thuis op te voeden. Zij heeft zich leerbaar opgesteld en bij haar thuis is sprake van een stabiele en veilige situatie. De beslissing die de GI met het opvoedbesluit heeft genomen, namelijk dat [minderjarige (voornaam)] niet zal worden teruggeplaatst bij de moeder, is volgens de moeder onjuist. Er is niet aan waarheidsvinding gedaan, er worden verschillende aannames gedaan en voorbarige conclusies getrokken. Ten aanzien van de zorgregeling is de moeder van mening dat de omgangsmomenten juist uitgebreid kunnen worden nu zij bevallen is van een derde kindje. Er moet in ieder geval uitvoering worden gegeven aan de regeling zoals vastgesteld in de beschikking van 14 december 2021. De moeder voert geen verweer tegen een verlenging van de ondertoezichtstelling.
De vader is het eens met een verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] . Hij denkt dat het perspectief van [minderjarige (voornaam)] bij het pleeggezin is en dat [minderjarige (voornaam)] daar het beste kan opgroeien.

De beoordeling

De ondertoezichtstelling
De rechtbank zal het verzoek van de GI, om de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] te verlengen met ingang van 3 maart 2022 tot 3 maart 2023, toewijzen. Op grond van de overgelegde stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank immers van oordeel dat is voldaan aan het voor een ondertoezichtstelling toepasselijke wettelijke criterium. Hiertegen is ook geen verweer gevoerd door de ouders.
Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
De rechtbank zal het aangehouden deel van het verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen tot 3 maart 2022, toewijzen. Daarnaast zal de rechtbank het nieuwe verzoek van de GI om de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] te verlengen voor de duur van één jaar ook toewijzen. Dat betekent dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] nogmaals verlengd zal worden met ingang van 3 maart 2022 tot 3 maart 2023.
Op basis van de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling is de rechtbank immers van oordeel dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissingen neemt.
Voorgeschiedenis
[minderjarige (voornaam)] is opgegroeid in een instabiele en onvoorspelbare opvoedsituatie bij de moeder waarin onder meer sprake was van instabiele en turbulente partnerrelaties die elkaar opvolgden. De vader van [minderjarige (voornaam)] is niet zijn biologische vader, maar hij heeft [minderjarige (voornaam)] wel erkend en heeft samen met de moeder gezamenlijk gezag over [minderjarige (voornaam)] . [minderjarige (voornaam)] woonde voor zijn uithuisplaatsing bij zijn moeder samen met zijn zusje [D (voornaam)] . [minderjarige (voornaam)] en [D (voornaam)] hebben allebei een andere vader. De relatie van de moeder met de vader van [D (voornaam)] is ook geëindigd en inmiddels is de moeder bevallen van een derde kindje, [E (voornaam)] , van weer een andere vader. Toen [minderjarige (voornaam)] nog thuis woonde heeft de moeder hem actief weggehouden bij zijn vader. Daarnaast is [minderjarige (voornaam)] langdurig belast geweest met de spanningen tussen zijn ouders en tussen zijn moeder en de vader van [D (voornaam)] . Daarnaast is hij meermaals getuige geweest van fysiek en verbaal geweld tussen de ouders. De ouders hebben meerdere politiemeldingen over elkaar gedaan. De moeder is begin februari 2021 aangehouden en heeft vervolgens enige tijd in voorlopige hechtenis verbleven op verdenking van stalking en bedreiging van de vader van [D (voornaam)] . De bedreiging zou er onder meer uit hebben bestaan dat zij uitspraken had gedaan over het toedienen van oxycodon in het flesje van [D (voornaam)] . [D (voornaam)] en [minderjarige (voornaam)] zijn na de aanhouding van de moeder uithuisgeplaatst in een pleeggezin, vanaf 12 februari 2021 op basis van een machtiging tot uithuisplaatsing.
Onderzoek naar het opgroeiperspectief van [minderjarige (voornaam)]
De GI heeft de afgelopen periode onderzocht en hulp ingezet om te kijken of [minderjarige (voornaam)] weer bij de moeder zou kunnen wonen. De GI heeft gelet op alle zorgen besloten om een perspectiefonderzoek in te zetten vanuit [instelling 1] , het zogenoemde 2thepointtraject. Binnen dit traject is ook een Video Interactie Begeleiding-Gehechtheid ingezet waarbij er gekeken is naar en gewerkt is aan de gehechtheidsrelatie tussen de moeder en de kinderen. Uit het perspectiefonderzoek is naar voren gekomen dat er geen verandering is gezien in de band tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] en dat er geen veilige gehechtheidsrelatie is tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] . Anders dan de moeder stelt, komt dit niet door de uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] . Tijdens de mondelinge behandeling is dit door de GI toegelicht: ook al is een kind op een jonge leeftijd uit huis geplaatst, er is altijd een vorm van basisveiligheid (en daarmee gehechtheid) waarneembaar als deze veiligheid voor de uithuisplaatsing ook aanwezig was. Dit ontbreekt echter tussen [minderjarige (voornaam)] en de moeder. Tijdens de omgangsmomenten met de vader is deze basisveiligheid wel zichtbaar. [minderjarige (voornaam)] laat ook vermijding zien in zijn gedrag naar zijn moeder en heeft meerdere keren aangegeven geen lichamelijk contact met de moeder te willen. Daarnaast kan de moeder niet aansluiten bij de belevingswereld van [minderjarige (voornaam)] en deelt zij dingen met hem die niet bij zijn leeftijd passen. Zo ziet de moeder niet in dat het niet in het belang is van [minderjarige (voornaam)] is om op dit moment kennis te maken met nieuwe gezichten, zoals de familie van haar nieuwe partner of huisdieren.
Anders dan de moeder is de rechtbank van oordeel dat er gedegen onderzoek is gedaan naar de terugplaatsing van [minderjarige (voornaam)] . Het 2thepointtraject dat is ingezet is een zorgvuldig onderzoek geweest en de rechtbank ziet geen aanleiding om aan dit traject te twijfelen. Tijdens de mondelinge behandeling is duidelijk toegelicht dat het traject uit meer bestaat dan de drie omgangsmomenten met Video Interactie Begeleiding. De drie omgangsmomenten met Video Interactie Begeleiding vormen slechts een gedeelte van het onderzoek en zijn, naast de observatie, met name bedoeld om de moeder beeldend inzicht te geven in haar eigen handelen en haar daarin te sturen. Bovendien zijn het niet alleen deze drie omgangsmomenten waarop het advies van [instelling 1] in het perspectiefonderzoek is gebaseerd. In het kader van het 2thepointtraject zijn naast de gefilmde omgangsmomenten nog meerdere omgangsmomenten tussen de moeder en de kinderen geobserveerd.
Naast de zorgen over het contact tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] ziet de rechtbank, net zoals de GI, ook risico’s en zorgen vanwege de borderline-persoonlijkheidsproblematiek van de moeder in samenhang met haar lichtverstandelijke beperking en haar trauma’s. De rechtbank verwijst in dit verband naar het NIFP-onderzoeksrapport dat in het kader van de strafzaak is opgemaakt. De moeder heeft een belaste jeugd gehad waarin zij ook onveilig is gehecht en zij is op sociaal-emotioneel gebied te kort gekomen. Uit het NIFP-onderzoek van de moeder blijkt verder dat zij niet kan omgaan met afwijzing: zij komt door afwijzing hoog in haar emotie te zitten waardoor zij de belangen van de kinderen op dat moment niet voorop kan stellen. Daarnaast legt de moeder de problemen buiten zichzelf en is zij onvoldoende in staat om naar haar eigen aandeel te kijken en te reflecteren op haar eigen handelen. Dit blijkt ook wel uit het feit dat zij de reden van de uithuisplaatsing van de kinderen ter discussie blijft stellen en de zorgen blijft bagatelliseren.
Duidelijkheid binnen aanvaardbare termijn
De rechtbank is het met de GI eens dat het voor [minderjarige (voornaam)] duidelijk moet worden waar hij verder zal opgroeien. Een jeugdbeschermingsmaatregel, zoals de machtiging tot uithuisplaatsing, is in beginsel een tijdelijke maatregel, die steeds door de rechtbank verlengd kan worden zolang dit (kortgezegd) in het belang van het kind noodzakelijk is. Voor het kind moet echter wel binnen een aanvaarbare termijn duidelijkheid ontstaan over de vraag bij wie het kind zal opgroeien. Hoe jonger een kind is, hoe korter de aanvaardbare termijn. De rechtbank ziet dat de moeder zich heeft ingezet om ervoor te zorgen dat [minderjarige (voornaam)] weer thuis kan komen wonen, maar uit de stukken en de toelichting tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat zij onvoldoende leerbaar is waardoor er geen vooruitgang te zien is in de relatie tussen haar en [minderjarige (voornaam)] . [minderjarige (voornaam)] is inmiddels drie jaar oud en woont bijna een jaar in het pleeggezin.
Opgroeiperspectief is in het pleeggezin
Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet te verwachten is dat de moeder in staat is om de opvoeding van [minderjarige (voornaam)] binnen een voor [minderjarige (voornaam)] aanvaardbare termijn, als die al niet is verstreken, op zich te nemen. Dat betekent dat [minderjarige (voornaam)] niet bij zijn moeder kan opgroeien. Het opgroeiperspectief van [minderjarige (voornaam)] is in het pleeggezin. De rechtbank verlengt daarom de machtiging tot uithuisplaatsing in het pleeggezin.
De moeder blijft moeder
De rechtbank begrijpt dat dit een ingrijpende beslissing is voor de moeder. Zij wil de moeder echter meegeven dat zij altijd de moeder van [minderjarige (voornaam)] zal blijven. Haar rol als moeder zal er alleen anders uit komen te zien. De rechtbank raadt de moeder aan om de aangeboden oudermodule bij [instelling 1] of [instelling 2] te volgen. Vanuit deze module zal de moeder begeleiding krijgen bij het acceptatieproces dat [minderjarige (voornaam)] niet bij haar zal opgroeien. Het accepteren van de nieuwe situatie zal naar verwachting meer rust meebrengen voor de moeder wat in haar belang is, maar ook in het belang van [minderjarige (voornaam)] . Voor de ontwikkeling van [minderjarige (voornaam)] is het namelijk van belang dat zijn moeder hem het gevoel geeft dat dat hij bij de pleegouders kan en mag opgroeien en zich ook aan hen mag hechten.
Wijziging zorgregeling
De rechtbank zal het verzoek van de GI, om de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] te wijzigen naar een regeling van eenmaal per twee weken voor de duur van 1,5 uur bij de pleegouders thuis onder begeleiding, toewijzen. De rechtbank zal hierna uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
Bij beschikking van 14 december 2021 heeft de kinderrechter de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] minimaal uitgebreid omdat er toen nog geen definitieve beslissing was genomen over het opgroeiperspectief van [minderjarige (voornaam)] . Dit is in de tussentijd veranderd. Inmiddels is besloten dat het opgroeiperspectief van [minderjarige (voornaam)] bij de pleegouders is. Naar aanleiding daarvan is de zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige (voornaam)] heroverwogen. De rechtbank kan zich vinden in het standpunt van de GI dat een zorgregeling van 1,5 uur per twee weken bij de pleegouders thuis, onder begeleiding van de GI, [instelling 1] of een door de GI ingeschakelde professional, het meest in het belang van [minderjarige (voornaam)] is. De rechtbank houdt hierbij rekening met de korte spanningsboog van [minderjarige (voornaam)] zoals blijkt uit de CHOP list [1] en het feit dat het opgroeiperspectief van [minderjarige (voornaam)] bij de pleegouders ligt. Het is daarom in het belang van [minderjarige (voornaam)] dat de omgangsregeling wordt gewijzigd zodat hij voldoende ruimte heeft om zich te ontwikkelen en hechten in het pleeggezin. Daarvoor dienen de omgangsmomenten verkort te worden in duur naar 1,5 uur per twee weken.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] in een voorziening voor pleegzorg tot 3 maart 2022;
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige (voornaam)] vanaf 3 maart 2022 tot 3 maart 2023;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige (voornaam)] voor de duur van één jaar met ingang van 3 maart 2022 tot 3 maart 2023;
wijzigt de zorgregeling zoals bepaald in de beschikking van 14 december 2021 van deze rechtbank in die zin dat de moeder en [minderjarige (voornaam)] eenmaal per twee weken 1,5 uur omgang hebben met elkaar bij de pleegouders thuis onder begeleiding van de GI, [instelling 1] of een door de GI ingeschakelde professional;
verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A.A.T. Engbers, voorzitter, mr. L.A.C. de Vaan en mr. M.W.V. van Duursen, kinderrechters, in samenwerking met mr. Z.E.W. Fuchs, als griffier en in het openbaar uitgesproken op 1 februari 2022.
Deze beslissing is schriftelijk vastgesteld op 14 februari 2022.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Checklist Oudercontacten in de Pleegzorg.