ECLI:NL:RBMNE:2022:5656

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 december 2022
Publicatiedatum
27 december 2022
Zaaknummer
16/118183-22; 16/131984-21 (gev. ttz) en 16/083961-22 (gev. ttz) (P) 16/245524-18 (TUL) en 96/192985-21 (TUL)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Meervoudige strafzaak tegen verdachte wegens bedreiging, vernieling en belediging met meerdere slachtoffers

In deze strafzaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 23 december 2022 uitspraak gedaan tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder bedreiging, vernieling, opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing en belediging. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van december 2020 tot en met mei 2022 verschillende slachtoffers heeft bedreigd en materiële schade heeft veroorzaakt aan eigendommen van benadeelde partijen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 210 dagen, waarvan 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd voor de duur van twee jaar, waarbij de verdachte geen contact mag opnemen met de slachtoffers. De totale schadevergoeding die de verdachte aan de benadeelde partijen moet betalen, bedraagt meer dan € 48.000,-, voornamelijk bestaande uit materiële schade. De rechtbank heeft ook beslissingen genomen over beslag en vorderingen tot tenuitvoerlegging.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/118183-22; 16/131984-21 (gev. ttz) en 16/083961-22 (gev. ttz) (P)
16/245524-18 (TUL) en 96/192985-21 (TUL)
Vonnis van de meervoudige kamer van 23 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1988] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] ,
hierna: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 augustus 2022, 11 november 2022 en 9 december 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.M. Klappe en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Koelewijn-van den Berk, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht. De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van hetgeen mr. P.T. Pel, advocaat van de benadeelde partijen [benadeelde 1] B.V., [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , naar voren heeft gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
parketnummer: 16/118183-22
1
op 11 mei 2022 in Emmeloord [slachtoffer 3] heeft bedreigd;
2
in de periode van 14 mei 2022 tot en met 16 mei 2022 in Emmeloord de keldervloer en/of een bouwdroger en/of de stroomvoorziening van [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] heeft vernield en/of onbruikbaar heeft gemaakt;
3
op 9 mei 2022 in [plaats] het slot (van het pand aan het [adres] ) van [benadeelde 1] heeft vernield;
4
op 8 mei 2022 in Emmeloord opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing, gegeven door de officier van justitie, door contact te zoeken met [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] ;
5
in de periode van 1 maart 2022 tot en met 5 april 2022 in Zwolle [slachtoffer 6] heeft bedreigd;
6
in de periode van 19 februari 2022 tot en met 5 april 2022 in Zwolle [slachtoffer 6] heeft beledigd;
parketnummer: 16/131984-21
1
op 8 februari 2021 in Emmeloord [slachtoffer 7] heeft bedreigd;
2
in de periode van 15 februari 2021 tot en met 21 februari 2021 in Emmeloord [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
3
in de periode van 15 december 2020 tot en met 28 maart 2021 in Emmeloord één of meerdere trapleuningen, traptreden, deuren, kozijnen en/of muren van [benadeelde 1] heeft vernield;
parketnummer: 16/083961-22
1
in de periode van 29 januari 2022 tot en met 3 maart 2022 in Emmeloord [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd;
2
op 2 februari 2022 in Emmeloord een monitor/computer-beeldscherm en/of een toetsenbord en/of een (desinfectie) dispenser van [benadeelde 1] heeft vernield.
De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16/118183-22, 16/131984-21 en 16/083961-22 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 tot en met 6, de feiten 7 tot en met 9 en de feiten 10 en 11.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 tot en met 11 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde feit, omdat dit feit niet wettig en overtuigend kan worden bewezen. De raadsvrouw heeft gesteld dat de onder 1 en onder 3 tot en met 11 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend kunnen worden bewezen nu verdachte deze ten laste gelegde feiten heeft bekend.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan dit vonnis zal worden gehecht.
Bewijsoverwegingen
Op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen hetgeen verdachte onder 1 tot en met 11 ten laste is gelegd, zoals hierna in rubriek 5 is omschreven.
Ten aanzien van de bewezenverklaring van feit 2 overweegt de rechtbank in het bijzonder als volgt.
Op grond van de bewijsmiddelen kunnen de volgende feiten en omstandigheden worden vastgesteld. Op 16 mei 2022 wordt door een medewerker van de fietsenwinkel [benadeelde 2] in [plaats] , eigendom van [benadeelde 1] , 11 centimeter water aangetroffen op de vloer van de kelder. Tijdens het afsluiten van het pand op 14 mei 2022 was de vloer nog droog. De in de kelder aanwezige bouwdroger stond in het water en is stuk gegaan. Verder zat de stekker van de bouwdroger nog in het stopcontact en hierdoor zijn de stoppen doorgeslagen.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte degene is geweest die water in de kelder van de fietsenwinkel heeft laten lopen. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Door de politie is vastgesteld dat de fietsenwinkel is gelegen onder het appartement van verdachte en dat de voordeur van verdachte is gelegen naast het pand van de fietsenwinkel. Via deze deur kan via een trap het appartement van verdachte worden bereikt. De deur en trap geven geen toegang tot andere appartementen. Op het stootbord wordt door de politie een loshangend stukje vloerbedekking aangetroffen waaronder een gaatje van ongeveer twee centimeter zit. Dit gaatje komt uit in de kelder van de fietsenwinkel. De politie treft op 16 mei 2022 in de woning van verdachte twee tuinslangen aan die in elkaar passen. Na optillen van de tuinslangen kwam er water uit beide tuinslangen. De politie heeft de tuinslangen, vanaf de kraan boven de wasbak in de keuken, op de vloer gelegd en geconstateerd dat de tuinslangen lang genoeg waren om het gaatje in de trap te bereiken. Ook paste het uiteinde van de tuinslang in het gaatje in het stootbord.
Gelet op de hiervoor omschreven omstandigheden, de verklaring van verdachte ter zitting dat hij het betreffende weekend thuis is geweest en het feit dat verdachte op 15 maart 2022 een bericht naar aangever [slachtoffer 6] , de directeur van [benadeelde 1] , heeft gestuurd waarin verdachte dreigt zijn pand onder water te laten lopen, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat het verdachte is geweest die met behulp van de tuinslangen water in de kelder van de fietsenwinkel heeft laten lopen.
De slotsom luidt dat het verdachte is geweest die opzettelijk en wederrechtelijk water in de kelder van de fietsenwinkel heeft laten lopen en daarmee de bouwdroger heeft vernield en de keldervloer en stoomvoorziening, toebehorende aan [benadeelde 1] , onbruikbaar heeft gemaakt. De rechtbank acht daarmee het onder 2 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1op 11 mei 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord je. Als ik je tegen kom, sla ik je met je hoofd tegen de stoep";
feit 2in de periode van 14 mei 2022 tot en met 16 mei 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, opzettelijk en wederrechtelijk de keldervloer, een bouwdroger en de stroomvoorziening, toebehorende aan [benadeelde 2] en [benadeelde 1] , heeft vernield en onbruikbaar gemaakt;
feit 3op 9 mei 2022 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk het slot (van het pand gelegen aan [adres] te [plaats] ), toebehorende aan [benadeelde 1] , heeft vernield;
feit 4op 8 mei 2022 in Nederland opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 5 april 2022 gegeven door de officier van justitie N. Schapendonk in het arrondissement Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, op geen enkele wijze contact mag opnemen (zowel direct als indirect) met de volgende personen en familieleden van [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] ;
feit 5op meerdere tijdstippen in de periode van 15 maart 2022 tot en met 31 maart 2022 in Nederland [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "Vrijdag woon Ik op mijn oude locatie of je bent een lopende dode kanker Mongool", "Ik maak je echt kapot", "Ik pak jou leven af vieze Gore kanker hond", "Doe lekker aangifte vieze gorre kanker verkrachter laat mij nog 1 keer voor komen en Ik maak je echt kapot", "Jij gaat mijn huis terug geven of ik ga je kapot maken. Vreze kankerhond", "Ik maak je kapot", "Dan ben je ten dode opgeschreven", "Geef antwoord op alle verhalen die ik heb geschreven. Anders hak Ik je kop van je romp", "Jou tijd is om drijf mij niet naar waanzin" ," (...) Maar als je weer gaat ontkennen dan hak ik je kop van je romp af, vieze laffe kankerhond. Ik wil gewoon mijn huis terug en daag mij niet uit om het te doen" en "He laffe vieze kankerhond. Jij lost die verminking op die [A] bij mij hebt geflikt en anders maak ik jou hartstikke kapot, ja. Hartstikke kapot. Ik begin bij je knieschijven";
feit 6op meerdere tijdstippen in de periode van 15 maart 2022 tot en met 31 maart 2022 in Nederland telkens opzettelijk [slachtoffer 6] , in zijn tegenwoordigheid mondeling en/of door een toegezonden of aangeboden geschrift, heeft beledigd door hem (per voicemail en/of via whatsapp) de woorden toe te voegen: "vieze Gore kanker schoft", "vieze gorre kanker verkrachter", "jij bent echt een verkrachter", "Laffe kanker hond. Dat ben jij", "vieze gore kanker rat", "vieze kanker nazi", "vieze kanker varken", "kanker mongool" en "jij vieze zielige kanker zielenknijper";
feit 7op 8 februari 2021 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door haar middels een Sms-bericht de woorden toe te voegen: 'ik maak je dood viezerik';
feit 8op meerdere tijdstippen in de periode van 15 februari 2021 tot en met 21 februari 2021 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door haar via WhatsApp-berichten de woorden toe te voegen: 'je hebt echt een kankerprobleem mij bedreigen, ik maak je dood!' en 'niet janken als nooit meer kan lopen';
feit 9op een of meerdere tijdstippen in de periode van 15 december 2020 tot en met 28 maart 2021 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, opzettelijk en wederrechtelijk meerdere trapleuningen, traptreden, deuren, kozijnen en muren, toebehorende aan [benadeelde 1] , heeft vernield, beschadigd en onbruikbaar gemaakt;
feit 10op tijdstippen in de periode van 29 januari 2022 tot en met 18 februari 2022 in Nederland [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 4] meerdere emailberichten te sturen, te weten:- op 29 januari 2022: "Ik vermink je hele kanker familie";
- op 31 januari 2022: "Ik vermink je hele familie als ik mijn huis niet terug krijg";
- op 6 februari 2022: "Ik vermink je hele kanker familie" en
- op 18 februari 2022: "De gene die mij mishandeld maak ik kapot en dat ben jij in dit geval Samen met je collega's Succes" en "Zometeen ben jij zo machteloos en kan jij je leven voor bij zien gaan";
feit 11op 2 februari 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, opzettelijk en wederrechtelijk een computerbeeldscherm, een toetsenbord en een (desinfectie) dispenser, toebehorende aan [benadeelde 1] , heeft vernield en onbruikbaar gemaakt.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 tot en met 11 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1 en 7:
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Feiten 2 en 11:
telkens: opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en onbruikbaar maken;
Feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Feit 4:
opzettelijk handelen in strijd met een gedragsaanwijzing, gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b, van het Wetboek van Strafvordering;
Feit 5:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
Feit 6:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd;
Feiten 8 en 10:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, meermalen gepleegd;
Feit 9:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen, beschadigen en onbruikbaar maken.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte geheel uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 272 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 90 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde toezicht en begeleiding door de reclassering.
De officier van justitie heeft voorts gevorderd aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende een contactverbod met de slachtoffers [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] ,
[slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 1] . De officier van justitie heeft verzocht om de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gesteld dat verdachte ruim zes maanden in voorarrest heeft gezeten en, gelet op de LOVS-richtlijnen, voldoende is gestraft voor de ten laste gelegde feiten. De raadsvrouw heeft verzocht bij de strafoplegging rekening te houden met de omstandigheid dat in de Pro Justitia rapportage wordt geconcludeerd dat ten tijde van het tenlastegelegde sprake was van ADHD, ASS, zwakbegaafdheid en een waanstoornis en dat de ten laste gelegde feiten verminderd aan verdachte kunnen worden toegerekend. Daarnaast is gebleken dat verdachte lange tijd met lichamelijke klachten heeft rondgelopen die hem tot wanhoop hebben gedreven en tot de ten laste gelegde feiten hebben geleid. Ten slotte heeft de raadsvrouw zich verzet tegen oplegging van een maatregel als TBS met voorwaarden, omdat dit niet proportioneel is in het licht van de strafmaat conform de LOVS-richtlijnen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Aard en ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in de periode van december 2020 tot en met mei 2022 schuldig gemaakt aan 11 strafbare feiten.
Nadat verdachte lichamelijke klachten had ontwikkeld en zich niet serieus genomen voelde door de begeleiding van de zorginstelling [benadeelde 1] , waar hij verbleef, heeft hij zich gedurende langere tijd meerdere malen schuldig gemaakt aan bedreiging en belediging. De bedreigende en beledigende woorden richtten zich tegen verschillende medewerkers van de [benadeelde 1] , een familielid van één van de medewerkers en de ex-partner van verdachte. Verdachte heeft onder andere door middel van het versturen van berichten en
e-mails, maar ook tijdens een telefoongesprek, de slachtoffers met de dood bedreigd. Verdachte heeft met dit grensoverschrijdende gedrag op ingrijpende wijze inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de vele slachtoffers. Uit het dossier, maar ook uit de slachtofferverklaring van [slachtoffer 1] , gedragsdeskundige van de [benadeelde 1] , blijkt dat het handelen van verdachte een enorme impact heeft gehad op het leven van [slachtoffer 1] . De doodsbedreiging heeft haar diep geraakt en op dat moment was ze heel erg bang voor verdachte. Daarnaast heeft zij een aantal weken slecht geslapen. Ook nadat verdachte door middel van een gedragsaanwijzing een contactverbod was opgelegd met de slachtoffers [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 2] , bleef verdachte doorgaan met het zoeken van contact.
Daarnaast heeft verdachte verschillende eigendommen van [benadeelde 1] vernield. Verdachte heeft onder andere de kelder van een pand van [benadeelde 1] , gelegen onder zijn woning, vol laten lopen met water en ernstige vernielingen aangericht in zijn eigen huurwoning. Ook is verdachte naar een kantoorruimte van de [benadeelde 1] gegaan en heeft, terwijl er meerdere medewerkers aanwezig waren, met een bureaustoel gegooid. Het handelen van verdachte toont geen enkel respect voor de eigendommen van de [benadeelde 1] en in de ingediende verzoeken tot schadevergoeding komt duidelijk naar voren hoeveel schade verdachte met zijn handelen heeft aangericht.
De rechtbank rekent verdachte dit ernstig aan. De rechtbank heeft begrip voor het ongemak dat door verdachte is ervaren vanwege zijn lichamelijke klachten, maar dat kan op geen enkele wijze de bewezenverklaarde gedragingen rechtvaardigen.
De persoon van verdachte
Bij haar beslissing houdt de rechtbank wat betreft de persoon van verdachte rekening met de volgende rapporten:
  • Pro Justitia rapport psychiatrisch onderzoek van 8 november 2022, opgemaakt door A.W.M.M. Stevens, psychiater;
  • Pro Justitia rapport psychologisch onderzoek van 17 november 2022, opgemaakt door drs. T. ’t Hoen, gezondheidspsycholoog;
  • reclasseringsadviezen van 16 november 2022 en 1 december 2022, uitgebracht door M. Pitlo, reclasseringswerker van Reclassering Nederland.
De deskundigen rapporteren dat bij verdachte sprake is van ontwikkelingspathologie in de vorm van ASS, ADHD en zwakbegaafdheid en een stoornis in het gebruik van cocaïne (licht van ernst). Nadat de problemen met de [benadeelde 1] ontstonden, ontwikkelde verdachte ook een waanstoornis. Dit beïnvloedde zijn gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde. Nadat verdachte lichamelijke klachten ontwikkelde, voelde hij zich niet serieus genomen door de begeleiding van de [benadeelde 1] . Vanaf dat moment ontwikkelde hij een waan, van waaruit verdachte er steeds meer van overtuigd is geraakt dat er een spel is gespeeld door de begeleiders van de [benadeelde 1] en dat zij hem kwaad hebben berokkend. Hij is zich hier steeds meer in vast gaan bijten en zijn overtuiging is steeds sterker geworden. Hij raakte steeds gefrustreerder en meer onmachtig. Verdachte was als gevolg van de combinatie van zijn ontwikkelingspathologie en de waanstoornis onvoldoende in staat om te gaan met de steeds meer oplopende spanningen en frustraties. De controle op zijn emoties en gedrag nam steeds meer af. Hij kon, met name passend bij de ASS, het door hem ervaren onrecht niet meer loslaten en bleef hier op rigide wijze aan vasthouden. Verdachte is als gevolg van zijn gebrekkig mentaliserend vermogen op die momenten nauwelijks in staat zich voldoende in de ander te verplaatsen en hij was evenmin in staat in te zien dat zijn gedrag niet werkte en geenszins het gewenste effect had. Hij bleef vasthouden aan hetzelfde problematische en grensoverschrijdende gedrag om zijn doel te bereiken (serieus genomen worden en de juiste hulp krijgen). Verdachte was als gevolg van de beschreven pathologie in verminderde mate in staat was om zijn gedrag op een meer gezonde wijze bij te sturen en andere gedragskeuzes te maken. De deskundigen adviseren om de aan verdachte ten laste gelegde feiten (indien bewezen) in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt de conclusies en de adviezen van voornoemde deskundigen op de daartoe in de rapportages genoemde gronden over. De rechtbank concludeert daarom dat het hiervoor bewezenverklaarde in verminderde mate aan verdachte kan worden toegerekend.
Wat betreft het recidiverisico merken de deskundigen het volgende op. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat als verdachte opnieuw zou terugkeren naar de [benadeelde 1] . Dit lijkt echter niet aannemelijk, omdat de [benadeelde 1] de zorgovereenkomst heeft opgezegd en ook verdachte niet terug zou willen. Als verdachte op een andere plek komt te wonen, wordt het risico op recidive als laag tot matig ingeschat, mits verdachte huisvesting en structuur heeft alsmede de juiste ambulante begeleiding en hulpverlening krijgt. De deskundigen maken daarnaast nog melding van de omstandigheid dat verdachte in de periode tussen 2015 en 2018 langere tijd adequaat heeft gefunctioneerd bij de [benadeelde 1] en dat er destijds geen sprake was van agressie.
Geadviseerd wordt verdachte hulpverlening op te leggen in het kader van bijzondere voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf. De deskundige geeft aan dat verdachte ambulante behandeling nodig heeft, waarbij onder andere aandacht is voor het omgaan met emoties en frustraties, het versterken van zijn coping, psycho-educatie en zijn cocaïnegebruik.
In het eerste reclasseringsadvies van 16 november 2022 ten behoeve van de terechtzitting komt naar voren dat de reclassering, kort nadat het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte was opgeheven, telefonisch contact met verdachte heeft gehad. Tijdens dit gesprek was verdachte gefrustreerd en verontwaardigd en hij verweet justitie en de [benadeelde 1] dat hij zonder plan ‘op straat was gezet’. Volgens de reclassering bestaat er geen grond om een plan van aanpak op te maken en zijn de Pro Justitia rapportages, waarin een ambulante behandeling wordt geadviseerd, gebaseerd op een tijdelijk gemotiveerde houding van verdachte. In de frequente contacten die de reclassering en de mentor met verdachte hebben gehad, is ervaren dat hij in eerste instantie vriendelijk blijft, maar snel omslaat naar dwingende en dreigende uitspraken. Verdachte heeft, ondanks een in april 2022 verleende zorgmachtiging voor de duur van één jaar, ten tijde van de preventieve hechtenis geen medicatie willen innemen, terwijl verdachte dit in mei 2022 wel heeft toegezegd tijdens het trajectconsult van het NIFP. Gelet op het voorgaande kan de reclassering niet vaststellen of verdachte zich zal laten behandelen en bestaan er zorgen over de uitvoerbaarheid van een mogelijk toekomstig ambulant kader. Aan het Openbaar Ministerie wordt geadviseerd om op basis van deze recente bevindingen een nieuwe visie op te vragen bij het NIFP. Naar aanleiding daarvan kan een nieuwe adviesopdracht worden verstrekt aan de reclassering, waarna een nieuw plan van aanpak kan worden overwogen.
In een daaropvolgend aanvullend reclasseringsadvies van 1 december 2022 is vermeld dat er geen gewijzigde visie van het NIFP beschikbaar zal komen en dat de reclassering nogmaals de opdracht heeft gekregen om een advies uit de brengen. Vervolgens heeft de reclassering contact gehad met verdachte en zijn mentor. Verdachte neemt zijn medicatie die is voorgeschreven middels een zorgmachtiging naar eigen zeggen niet in. Er bestaat nog steeds een fixatie op het laten ontkrachten van de lopende zorgmachtiging en het terugkrijgen van zijn oude woning. Met de huidige houding van verdachte ziet de reclassering geen mogelijkheid om te werken aan gedragsverandering en recidivevermindering in een ambulant kader. Er wordt dan ook geadviseerd om de strafzaken zonder reclasseringsinterventies af te doen en bij veroordeling een straf op te leggen zonder bijzondere voorwaarden. Daarnaast wordt geadviseerd een contactverbod op te leggen als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht. Deze maatregel houdt in dat verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal zoeken of hebben met de [benadeelde 1] c.q. aangevers in de onderhavige zaak, voor een periode van vijf jaren met dadelijke uitvoerbaarheid.
De rechtbank houdt (in strafverzwarende zin) voorts rekening met een op naam van verdachte gesteld uittreksel Justitiële Documentatie (‘strafblad’) van 31 juli 2022, waaruit blijkt dat verdachte op 4 maart 2019 door de politierechter is veroordeeld voor artikel
350 lid 1 Wetboek van Strafrecht tot een geldboete van €300,-.
De op te leggen straf
Bij het bepalen van de straf en de strafmaat houdt de rechtbank rekening met de aard en de ernst van de bewezen verklaarde feiten en de omstandigheden waaronder deze feiten door verdachte zijn begaan. De rechtbank let daarnaast op de straffen die in soortgelijke strafzaken zijn opgelegd en houdt ten slotte rekening met de persoon van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden zoals hiervoor omschreven.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen en de hoeveelheid bewezen verklaarde feiten kan, mede in verband met een juiste normhandhaving, niet worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of minder zware straf dan een gevangenisstraf van na te melden duur. Met een lichtere strafrechtelijke afdoening van de zaak zouden de aard en de ernst van het bewezen en strafbaar verklaarde miskend worden. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank echter van oordeel dat verdachte geen langere onvoorwaardelijke vrijheidsstraf moet worden opgelegd dan de vrijheidsbeneming die hij reeds in voorlopige hechtenis heeft ondergaan, te weten 182 dagen.
De strafbare feiten zijn door verdachte gepleegd onder invloed van psychische stoornissen en hebben zich afgespeeld terwijl verdachte in een emotionele toestand verkeerde. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zich ten tijde van de bewezen verklaarde feiten gefrustreerd en wanhopig voelde. Het is niet uit te sluiten dat er nog momenten zullen volgen die mogelijk voor verdachte moeilijk te hanteren zijn. Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat naast de onvoorwaardelijke vrijheidsstraf die hij reeds heeft uitgezeten, nog een voorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur moet worden opgelegd. Ten eerste is dat om de ernst van de (reeks van) feiten te benadrukken en ten tweede is dat om de verdachte ervan te weerhouden opnieuw situaties te creëren waarin hij mogelijk strafbare feiten kan plegen. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke straf geen bijzondere voorwaarde(n) verbinden. Ondanks de adviezen in de Pro Justitia rapportages en de vordering van de officier van justitie, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel de bijzondere voorwaarde, inhoudende toezicht en begeleiding door de reclassering, te verbinden. Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij geen hulp wil van de reclassering en niet gebaat is bij een ambulante behandeling. Bovendien adviseert de reclassering negatief over het opleggen van bijzondere voorwaarden.
Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 210 dagen, waarvan een gedeelte van 28 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, passend en geboden. De tijd die verdachte reeds in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht zal op de op te leggen gevangenisstraf in mindering worden gebracht.
De op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel (38v)
Naar het oordeel van de rechtbank is er gegronde vrees dat verdachte zich opnieuw strafbaar kan gedragen jegens de slachtoffers. Verdachte heeft sinds zijn vrijlating op 11 november 2022 geen (belastend) contact gezocht met de slachtoffers. De reeks van strafbare feiten, zijn houding ter zitting en het meest recente reclasseringsrapport geven echter wel aanleiding te vrezen dat verdachte -als hij door omstandigheden getriggerd wordt- opnieuw strafbare feiten zal plegen. Om die reden zal de rechtbank een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht, in de vorm van contactverboden met de slachtoffers ( [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 2] , [slachtoffer 6] , [slachtoffer 7] en [slachtoffer 1] ), opleggen voor de duur van twee jaren. Hierbij wordt bepaald dat per overtreding ten hoogste zeven dagen vervangende hechtenis zal worden toegepast met een maximum van zes maanden. De rechtbank ziet, anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, geen aanleiding het contactverbod van toepassing te laten zijn op het slachtoffer [slachtoffer 3] . Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] van 16 mei 2022 blijkt dat [slachtoffer 3] heeft aangegeven het niet te begrijpen dat door de rechter-commissaris aan verdachte een contactverbod was opgelegd ten aanzien van haar. Een contactverbod zou niet wenselijk zijn en ze wilde dat het contactverbod werd opgeheven.
Dadelijke uitvoerbaarheid
Verdachte heeft een groot aantal strafbare feiten gepleegd over een lange periode. Daarnaast is er bij verdachte sprake van psychische problematiek en is ter terechtzitting gebleken dat verdachte nog steeds ernstige wrok koestert tegen (medewerkers van) de [benadeelde 1] . Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens de slachtoffers en zal rechtbank de maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.

9.BESLAG

Blijkens een ‘
Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel’ van 8 december 2022 is beslag gelegd op 1 tuinslang, lengte: 6,5 meter, zwart, nummer G2990986.
9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen tuinslang te onttrekken aan het verkeer.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen standpunt ingenomen voor wat betreft een te nemen beslissing ten aanzien van het in beslag genomen voorwerp.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Verbeurdverklaring
De rechtbank zal de in beslag genomen tuinslang verbeurd verklaren. Met behulp van dit voorwerp is het onder 2 bewezen verklaarde feit begaan.

10.BENADEELDE PARTIJEN

10.1.1
Ontvankelijkheid benadeelde partijen in verband met bewind
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht alle benadeelde partijen niet-ontvankelijk te verklaren in de vorderingen en heeft daartoe het volgende aangevoerd. Verdachte staat onder bewind en de bewindvoerder is niet ter terechtzitting opgeroepen. Daarnaast heeft de bewindvoerder de verdediging niet gemachtigd tot het voeren van verweer tegen de vorderingen van de benadeelde partijen. Oproeping van de bewindvoerder in het geding vormt in dit stadium van de procedure een onevenredige belasting van het strafproces.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting geen standpunt ingenomen ten aanzien van het verweer van de raadsvrouw.
Het oordeel van de rechtbank
Het verweer van de raadsvrouw berust in de kern op de opvatting dat, ingeval de goederen van een verdachte onder bewind zijn gesteld, niet verdachte maar de bewindvoerder in rechte moet worden betrokken in de procedure betreffende de vordering van de benadeelde partijen, omdat verdachte ingevolge artikel 1:441 lid 1 BW met betrekking tot zijn vermogen niet als verwerende partij in rechte kan optreden. De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe als volgt. De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 2 februari 2021 (
ECLI:NL:HR:2021:139) geoordeeld dat deze opvatting geen steun vindt in het recht omdat uit de bewoordingen van artikel 51f lid 4 Wetboek van Strafvordering en uit de wetsgeschiedenis volgt dat de bepalingen van bijstand of vertegenwoordiging, nodig in burgerlijke zaken, in het strafgeding niet van toepassing zijn op de verdachte.
10.1.2
Moment voegen benadeelde partijen
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verzoeken tot schadevergoeding op een te laat moment zijn ingediend door de advocaat van de benadeelde partijen. De advocaat heeft zich reeds in juni 2022 gesteld als advocaat van de [benadeelde 1] en de verzoeken tot schadevergoeding pas de avond voor de terechtzitting per e-mail toegezonden. Alleen al om die reden moeten de benadeelde partijen niet-ontvankelijk worden verklaard, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank overweegt dat, nu uit artikel 51g lid 3 Wetboek van Strafvordering blijkt dat de voeging ook kan plaatsvinden ter terechtzitting, uiterlijk tot de officier van justitie begint met zijn requisitoir, de benadeelde partijen zich tijdig hebben gevoegd.
10.2.1
Benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 2)
De vordering
[benadeelde 1] , bijgestaan door advocaat mr. P.T. Pel, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.124,- aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 2 ten laste gelegde feit. De gestelde materiële schade van € 5.124,- is opgebouwd uit de volgende posten:
  • € 250,- aan kosten betreffende het eigen risico voor de toegebrachte schade in de winkelruimte van [benadeelde 2] ;
  • € 4.074,- (exclusief BTW) aan kosten voor de installatie, aanmelding en huur van de camerabeveiliging van de winkelruimte;
  • € 800,- aan interne kosten inzake het traject van herstel van de winkelruimte.
De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan c.q. 16 mei 2022 en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen (subsidiair) standpunt ingenomen ten aanzien van het verzoek tot schadevergoeding.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gestelde materiële schade(bedragen) overweegt de rechtbank het volgende.
Eigen risico
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat uit het verzoek tot schadevergoeding niet duidelijk naar voren komt wie het bedrag aan eigen risico heeft voldaan en welke partij daadwerkelijk schade heeft geleden. De rechtbank overweegt hierover als volgt. Ter onderbouwing van voornoemde schadepost is aan het verzoek tot schadevergoeding een factuur toegevoegd op naam van [benadeelde 2] . Uit deze factuur blijkt dat aan [benadeelde 2] een bedrag van € 250,- aan eigen risico in rekening is gebracht. Nu uit het door de advocaat van de benadeelde partij ter terechtzitting overgelegde uittreksel van de Kamer van Koophandel blijkt dat [benadeelde 2] een handelsnaam is van de benadeelde partij [benadeelde 1] B.V., blijkt naar het oordeel van de rechtbank voldoende dat de benadeelde partij voornoemde schade heeft geleden. De schade voor zover die betrekking heeft op voornoemde kosten komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de hoogte van deze schadebedragen voldoende onderbouwd en de verdediging heeft deze schade niet weersproken.
Interne kosten hersteltraject
De schade voor zover die betrekking heeft op de interne kosten die gemaakt zijn in verband met het traject van herstel van de winkelruimte komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit. De hoogte van dit schadebedrag is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij, het betreffen redelijke kosten en de verdediging heeft deze schade niet weersproken.
Camerabeveiliging
Ten aanzien van de vordering met betrekking tot kosten voor de installatie, aanmelding en huur van de camerabeveiliging van de winkelruimte overweegt de rechtbank dat uit de aan het verzoek tot schadevergoeding toegevoegde factuur blijkt dat de beveiligingscamera’s geplaatst zijn op 12 mei 2022. Het bewezenverklaarde is gepleegd tussen 14 mei 2022 en
16 mei 2022 en de beveiligingscamera’s lijken derhalve te zijn geplaatst vóór het bewezen verklaarde feit. Het voorgaande levert naar het oordeel van de rechtbank te veel onduidelijkheid op over de wijze waarop voornoemde schade is veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van deze schadepost dan ook afwijzen.
De door de benadeelde partij gevorderde bedragen van € 250,- (kosten eigen risico) en
€ 800,- (kosten hersteltraject) zullen worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 december 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft wettelijke rente gevorderd vanaf het ontstaan van de schade c.q. vanaf de einddatum van de ten laste gelegde periode. Zij heeft echter nagelaten van de verschillende schadeposten te stellen en te onderbouwen wanneer de betreffende schade is ontstaan. Die datum is immers niet voor al die posten gelijk aan de pleegdatum. De rechtbank heeft daarom als ingangsdatum van de wettelijke rente de datum van voeging, te weten 8 december 2022, gehanteerd.
SchadevergoedingsmaatregelOmdat de benadeelde partij een rechtspersoon is, zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.2
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 8)
De vordering
[slachtoffer 1] , bijgestaan door advocaat mr. P.T. Pel, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 600,- aan immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 8 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft verzocht het bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie verzoekt het gevorderde bedrag aan immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 300,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Indien door verdachte niet wordt betaald, dient de betalingsverplichting te worden aangevuld met 3 dagen gijzeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen (subsidiair) standpunt ingenomen ten aanzien van het verzoek tot schadevergoeding.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 1] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het onder 8 bewezen verklaarde feit. Er is sprake van een causaal verband tussen de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte en de gestelde immateriële schade. De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat zij in haar persoon is aangetast door gedragingen van verdachte. De ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, brengen wel mee dat de rechtbank van oordeel is dat de immateriële schade naar billijkheid vastgesteld dient te worden op een lager bedrag dan gevorderd, namelijk op € 500,-. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 februari 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank wijst de vordering voor het meerdere af.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 21 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
10.2.3
Benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 9)
De vordering
[benadeelde 1] , bijgestaan door advocaat mr. P.T. Pel, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 45.703,48 aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 9 ten laste gelegde feit. De gestelde materiële schade van € 45.935,20 is opgebouwd uit de volgende posten:
  • € 41.400,- (exclusief BTW) aan kosten betreffende herstel van de toegebrachte schade in de woning (materiaal en arbeid);
  • € 1.103,48 (exclusief BTW) aan kosten voor ontruiming van de woonruimte en verhuizing van de inboedel van verdachte;
  • € 3.200,- (exclusief BTW) aan interne kosten inzake het traject van herstel van de woonruimte.
De benadeelde partij heeft verzocht voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan c.q. 28 maart 2021, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering ten aanzien van de kosten voor de ontruiming (€ 1.103,48) dient te worden toegewezen te vermeerderen met de wettelijke rente. Met betrekking tot de herstelkosten (€ 41.400,-) en de kosten inzake het hersteltraject (€ 3.200,-) dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering,
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering ten aanzien van de materiële schade niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gestelde materiële schade(bedragen) overweegt de rechtbank het volgende.
Herstel schade woning, kosten ontruiming en verhuizing en hersteltraject
De officier van justitie heeft gesteld dat de benadeelde partij ten aanzien van de vordering inzake de kosten van het herstel van de schade in de woning niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat het onduidelijk is wie er schade heeft geleden door het strafbare feit. Uit de aangifte blijkt dat de woning door [benadeelde 1] gehuurd werd van woningbouwvereniging Mercatus en de aan het verzoek tot schadevergoeding toegevoegde factuur is gericht aan Huis van Verhuur B.V.
De rechtbank is van oordeel dat, nu [benadeelde 1] de huurder is van de betreffende woning en een huurder van een woning de verantwoordelijkheid draagt voor het opleveren van een woning in de staat zoals de woning was aan het begin van de huurperiode, voldoende vast is komen te staan dat [benadeelde 1] de schade aangaande de herstelkosten van de woning heeft geleden. Ter zitting heeft de benadeelde partij immers toegelicht dat Huis van Verhuur B.V. de vennootschap is die het vastgoed beheert in opdracht van [benadeelde 1] B.V., maar dat de schade gedragen wordt door [benadeelde 1] B.V. De schade voor zover die betrekking heeft op de kosten voor het herstel van de schade aan de woning, alsmede de kosten voor de ontruiming en verhuizing en het hersteltraject, komen voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de hoogte van deze schadebedragen voldoende onderbouwd en de verdediging heeft deze schade niet weersproken.
De door de benadeelde partij gevorderde bedragen van € 41.400,- (kosten betreffende het herstel van de schade in de woning), € 1.103,48 (kosten voor ontruiming van de woonruimte en verhuizing van de inboedel van verdachte) en € 3.200,- (interne kosten inzake het traject van herstel van de woonruimte) zullen worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 december 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft wettelijke rente gevorderd vanaf het ontstaan van de schade c.q. vanaf de einddatum van de ten laste gelegde periode. Zij heeft echter nagelaten van de verschillende schadeposten te stellen en te onderbouwen wanneer de betreffende schade is ontstaan. Die datum is immers niet voor al die posten gelijk aan de pleegdatum. De rechtbank heeft daarom als ingangsdatum van de wettelijke rente de datum van voeging, te weten 8 december 2022, gehanteerd.
SchadevergoedingsmaatregelOmdat de benadeelde partij een rechtspersoon is, zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
10.2.4
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 10)
De vordering
[slachtoffer 2] , bijgestaan door advocaat mr. P.T. Pel, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 2.051,25,-. Dit bedrag bestaat uit
€ 1.451,25 (exclusief BTW) aan materiële schade en € 600,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder 10 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij heeft verzocht voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering ten aanzien van de materiële schade. De officier van justitie heeft verzocht het gevorderde bedrag aan immateriële schade toe te wijzen tot een bedrag van € 300,-, te vermeerderen met de wettelijke rente en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Indien door verdachte niet wordt betaald, dient de betalingsverplichting te worden aangevuld met drie dagen gijzeling.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering ten aanzien van de materiële en immateriële schade niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Ten aanzien van de vordering met betrekking tot kosten voor de installatie van beveiligingscamera’s bij de kapsalon van de echtgenoot van de benadeelde partij overweegt de rechtbank het volgende. Het verzoek tot schadevergoeding van benadeelde partij
[slachtoffer 2] bevat ter onderbouwing van de materiële schade een factuur waaruit blijkt dat de beveiligingscamera’s geïnstalleerd zijn op 12 mei 2022. Nu uit het procesdossier blijkt dat verdachte op 12 mei 2022 in de zaak met parketnummer 16/118183-22 in verzekering is gesteld en derhalve van zijn vrijheid was beroofd ten tijde van het installeren van de beveiligingscamera’s, bestaat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende rechtstreeks verband tussen de schade en het handelen van verdachte. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van deze schadepost dan ook afwijzen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] rechtstreeks immateriële schade heeft geleden ten gevolge van het onder 10 bewezen verklaarde feit. Er is sprake van een causaal verband tussen de bewezen verklaarde gedragingen van verdachte en de gestelde immateriële schade. De benadeelde partij heeft voldoende onderbouwd dat zij in haar persoon is aangetast door gedragingen van verdachte. De ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen plegen toe te wijzen, brengen wel mee dat de rechtbank van oordeel is dat de immateriële schade naar billijkheid vastgesteld dient te worden op een lager bedrag dan gevorderd, namelijk op € 500,-. De vordering zal tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 februari 2022 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank wijst de vordering voor het meerdere af.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 18 februari 202 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 10 dagen gijzeling, waarbij toepassing van de gijzeling de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.
10.2.5
Benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 11)
De vordering
[benadeelde 1] , bijgestaan door advocaat mr. P.T. Pel, heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 4.668,- aan materiële schade ten gevolge van het aan verdachte onder 11 ten laste gelegde feit. De gestelde materiële schade van € 4.668,- is opgebouwd uit de volgende posten:
  • € 194,- (exclusief BTW) aan kosten ten aanzien van schade aan het PC-scherm;
  • € 4.074,- (exclusief BTW) aan kosten voor de installatie, aanmelding en huur van de camerabeveiliging van de kantoorruimte;
  • € 400,- (exclusief BTW) aan interne kosten inzake het traject van herstel van de kantoorruimte.
De benadeelde partij heeft verzocht voornoemd bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf het moment dat de schade is ontstaan, en de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vordering ten aanzien van het PC-scherm dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 135,80 te vermeerderen met de wettelijke rente. Met betrekking tot de camerabeveiliging (€ 4.074,-) en de kosten inzake het hersteltraject (€ 400,-) dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de vordering ten aanzien van de materiële schade niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de gestelde materiële schade(bedragen) overweegt de rechtbank het volgende.
Kosten schade PC-scherm
De schade voor zover die betrekking heeft op voornoemde kosten komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het handelen van verdachte. De benadeelde partij heeft de hoogte van het schadebedrag voldoende onderbouwd en de verdediging heeft deze schade niet weersproken. De rechtbank stelt de schade vast op een bedrag van € 135,80, waarbij rekening wordt gehouden met een afschrijving van 30 procent. Gelet op de toegepaste afschrijving zal de vordering voor het overige worden afgewezen.
Camerabeveiliging
Ten aanzien van de vordering met betrekking tot kosten voor de installatie, aanmelding en huur van de camerabeveiliging van de kantoorruimte overweegt de rechtbank het volgende. Het bewezen verklaarde feit is gepleegd op 2 februari 2022. Uit de aan het verzoek tot schadevergoeding toegevoegde producties blijkt dat de beveiligingscamera’s ruim drie maanden later geplaatst zijn, te weten op 13 mei 2022, en dat de huur van de beveiligingscamera’s doorloopt in de periode dat verdachte zich in voorlopige hechtenis heeft bevonden. De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de benadeelde partij geen aanleiding heeft gezien direct na het bewezenverklaarde de kantoorruimte te beveiligen door middel van het plaatsen van camera’s. Bovendien ontbrak naar het oordeel van de rechtbank de noodzaak van camerabeveiliging gedurende de maanden dat verdachte zich in voorarrest bevond. De rechtbank concludeert dan ook dat er onvoldoende rechtstreeks verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de schade en zal de vordering van deze schadepost dan ook afwijzen.
Kosten hersteltraject
De schade voor zover die betrekking heeft op de interne kosten die gemaakt zijn in verband met het traject van herstel van de kantoorruimte komt voor vergoeding in aanmerking. Deze schade is veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit. De hoogte van dit schadebedrag is voldoende onderbouwd door de benadeelde partij, het betreft redelijke kosten en de verdediging heeft deze schade niet weersproken.
De door de benadeelde partij gevorderde bedragen van € 135,80 (kosten ten aanzien van schade aan het PC-scherm) en € 400,- (kosten inzake het traject van herstel van de kantoorruimte) zullen worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 8 december 2022 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft wettelijke rente gevorderd vanaf het ontstaan van de schade c.q. vanaf de einddatum van de ten laste gelegde periode. Zij heeft echter nagelaten van de verschillende schadeposten te stellen en te onderbouwen wanneer de betreffende schade is ontstaan. Die datum is immers niet voor al die posten gelijk aan de pleegdatum. De rechtbank heeft daarom als ingangsdatum van de wettelijke rente de datum van voeging, te weten 8 december 2022, gehanteerd.
SchadevergoedingsmaatregelOmdat de benadeelde partij een rechtspersoon is, zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
10.3
Proceskosten van alle benadeelde partijen
De vorderingen
Advocaat mr. P.T. Pel heeft namens drie verschillende benadeelde partijen in totaal vijf verzoeken tot schadevergoeding ingediend. In ieder verzoek tot schadevergoeding zijn proceskosten aangaande juridisch advies en rechtsbijstand, gemaakt door de desbetreffende benadeelde partij, opgevoerd en verzocht verdachte te veroordelen in die proceskosten. De verschillende verzoeken tot schadevergoeding van de benadeelde partijen bevatten de volgende vorderingen aangaande de vergoedingen van de proceskosten:
  • € 1.995,- (exclusief BTW) door [benadeelde 1] (feit 2);
  • € 2.286,90 (inclusief BTW) door [slachtoffer 1] (feit 8);
  • € 3.360,- (exclusief BTW) door [benadeelde 1] (feit 9);
  • € 2.286,90 (inclusief BTW) door [slachtoffer 2] (feit 10);
  • € 1.785,- (exclusief BTW) door [benadeelde 1] (feit 11).
De standpunten van de officier van justitie en de verdediging
De officier van justitie heeft zich ten aanzien van de gevorderde proceskosten op het standpunt gesteld dat de in alle verzoeken tot schadevergoeding opgevoerde kosten voor rechtsbijstand en reistijd eenmalig kunnen worden toegewezen en dat voor wat betreft de overige opgevoerde kosten aansluiting kan worden gezocht bij het liquidatietarief. De officier van justitie heeft verzocht het overige af te wijzen.
De verdediging heeft de vorderingen aangaande de proceskosten niet betwist.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat het uitgangspunt is dat de proceskosten van de benadeelde partijen worden vastgesteld overeenkomstig het toepasselijke liquidatietarief en ziet in deze zaken geen aanleiding om hiervan af te wijken. De benadeelde partijen hebben onvoldoende onderbouwd waarom in deze zaak, in afwijking van een gebruikelijke begroting van de proceskosten, de werkelijk gemaakte proceskosten moeten worden vergoed. De rechtbank hanteert om die reden het liquidatietarief in civiele zaken. In alle onderhavige verzoeken tot schadevergoeding worden de gevorderde proceskosten in rekening gebracht bij benadeelde partij [benadeelde 1] en voor het vaststellen van de proceskosten zal de rechtbank dan ook de verschillende vorderingen bij elkaar optellen. De rechtbank kent drie punten toe (twee punten voor het opstellen van de in totaal vijf verzoeken tot schadevergoeding en één punt voor de terechtzitting), zodat de kosten worden begroot op € 3.342,-. Verdachte zal in de zaak met parketnummer 16/131984-21 worden veroordeeld in voornoemde kosten die de benadeelde partij [benadeelde 1] heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
De rechtbank zal verdachte ook veroordelen in de kosten die de overige benadeelde partijen, [benadeelde 1] (parketnummer 16/118183-22, feit 2 en parketnummer 16/083961-22, feit 11), [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

11.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

11.1.1 De vordering van de officier van justitie (parketnummer 16/245524-18)
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 4 maart 2019 (parketnummer 16/245524-18) is aan verdachte een geldboete ter hoogte van € 300,- voorwaardelijk opgelegd, waarbij als voorwaarde is gesteld dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft bij vordering van 28 juli 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. De officier van justitie heeft ter zitting gevorderd om de vordering af te wijzen, omdat de proeftijd al lange tijd is verstreken.
11.1.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich verzet tegen toewijzing van de vordering en gevraagd de vordering af te wijzen en sluit zich aan bij de motivering van de officier van justitie.
11..1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig heeft gemaakt aan het plegen van een nieuwe strafbare feiten, zoals bewezen verklaard in dit vonnis. Desondanks zal de vordering van de officier van justitie worden afgewezen. De rechtbank overweegt daartoe dat zij het, gelet op de omstandigheid dat de proeftijd reeds geruime tijd is verstreken en gelet op de financiële omstandigheden van verdachte, niet opportuun acht de bij voornoemd vonnis van de politierechter voorwaardelijk opgelegde geldboete ten uitvoer te laten leggen.
11.1.1 De vordering van de officier van justitie (parketnummer 96/192985-21)
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 22 maart 2022 (parketnummer 96/192985-21) is aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van één week voorwaardelijk opgelegd, waarbij als voorwaarde is gesteld dat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie heeft bij vordering van 28 juli 2022 de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij voormeld vonnis voorwaardelijk opgelegde straf. De officier van justitie heeft op de terechtzitting gevorderd om de proeftijd van voornoemde voorwaardelijke straf te verlengen met één jaar.
11.1.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft conform de motivering van de officier van justitie gevraagd de proeftijd te verlengen met één jaar.
11..1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte door hetgeen nu bewezen en strafbaar is verklaard zich voor het einde van de vastgestelde proeftijd opnieuw heeft schuldig gemaakt aan strafbare feiten en aldus de algemene voorwaarde heeft overtreden. Hoewel de verdachte verantwoordelijk is voor het opnieuw plegen van strafbare feiten, acht de rechtbank tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf niet opportuun. Wel zal de rechtbank, als stok achter de deur, de proeftijd verlengen met één jaar.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 184a, 266, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 tot en met 11 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1 tot en met 11 meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 tot en met 11 bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf van 210 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 28 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van 2 (twee) jarenvast;
- als voorwaarde geldt dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- legt aan verdachte op de
maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidvoor de duur van 2 (twee) jaren;
- beveelt dat verdachte zich onthoudt van contact met:
 [slachtoffer 4] (geboren op [1974] te [geboorteplaats] );
 [slachtoffer 5] (geboren op [1977] te [geboorteplaats] );
 [slachtoffer 2] (geboren op [1974] te [geboorteplaats] );
 [slachtoffer 6] (geboren op [1966] te [geboorteplaats] );
 [slachtoffer 7] (geboren op [1980] te [geboorteplaats] (Duitsland));
 [slachtoffer 1] (geboren op [1973] te [geboorteplaats] );
- beveelt dat deze vrijheidsbeperkende maatregel
dadelijk uitvoerbaaris;
- beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 7 (zeven) dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan met een totale duur van ten hoogste zes maanden. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op;
Benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 2)
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 1.050,- (vergoeding voor materiële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1] (feit 8)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 500,- (vergoeding voor immateriële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 500,-te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 februari 2021 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 9)
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 45.703,48 (vergoeding voor materiële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op € 3.342,-;
Benadeelde partij [slachtoffer 2] (feit 10)
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 500,- (vergoeding voor immateriële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 500,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 februari 2022 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 10 dagen gijzeling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [benadeelde 1] (feit 11)
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] toe tot een bedrag van € 535,80 (vergoeding voor materiële schade);
  • veroordeelt verdachte tot betaling aan [benadeelde 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 december 2022 tot de dag van volledige betaling;
  • wijst de vordering van [benadeelde 1] voor wat betreft het meer gevorderde af;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Beslag
- verklaart verbeurd het op de ‘
Lijst van inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen met strafrechtelijke beslagtitel’ van 8 december 2022 vermelde voorwerp, te weten 1 tuinslang, lengte: 6,5 meter, zwart, nummer G2990986;

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/245524-18

- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 96/192985-21
- verlengt de bij vonnis van 22 maart 2022 door de politierechter in deze rechtbank aan de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verbonden proeftijd met één jaar.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Brouwer, voorzitter, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. A.B. Postma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2022.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
16/118183-22
1
hij op of omstreeks 11 mei 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder [slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 3] dreigend de woorden toe te voegen "Ik vermoord je. Als ik je tegen kom, sla ik je met je hoofd tegen de stoep", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2
hij in of omstreeks de periode van 14 mei 2022 tot en met 16 mei 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder opzettelijk en wederrechtelijk de keldervloer en/of een bouwdroger en/of de stroomvoorziening, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 2] en/of [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3
hij in of omstreeks 9 mei 2022 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk het slot (van het pand gelegen aan [adres] te [plaats] ), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4
hij op of omstreeks 8 mei 2022 te te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 5 april 2022 gegeven door de officier van justitie N. Schapendonk in het arrondissement Midden-Nederland, kort weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, op geen enkele wijze contact mag opnemen (zowel direct als indirect) met de volgende persoon/personen en familieleden van:- [slachtoffer 4]- [slachtoffer 5]- [slachtoffer 2] ;
5
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2022 tot en met 5 april 2022 te Zwolle, althans in Nederland, [slachtoffer 6] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/ of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 6] dreigend de woorden toe te voegen "Jij mag kiezen wat je eigen personeel te wachten gaat staan" en/of "Trijter mij niet want jou nacht mery gaat nog komen" en/of "laffe kanker hond. Dat ben jij. Ik maat laffe kanker honden kapot" en/of "Ik ga stenen op mensen gooien die mij vernederd" en/of "Ik Iaat je pand onderwater lopen" en/of "Ik verkracht je hele organisatie" en/of "Vrijdag woon Ik op mijn oude locatie of je bent een lopende dode kanker Mongool" en/of "Tot nu toe heb ik je dingen laten inzien binnen kort zijn je jou kansen weg" en/of "ik maak je hele organisatie naar de kanker als je me hiermee zo te kakken zet overal, dan kan je echt een stoeptegel op je kankerbek verwachten" en/of "Ik maak je echt kapot" en/of "Je hebt een groot kanker probleem als je niks doet" en/of "Ik pak jou leven af vieze Gore kanker hond" en/of "Dat kost jou kanker veel als je niet mee werkt" en/of "Ik sloop hele kanker porem als je mijn huis in [woonplaats] niet terug geeft" en/of "Doe lekker aangifte vieze gorre kanker verkrachter laat mij nog 1 keer voor komen en Ik maak je echt kapot" en/of "Voor elke dag dat ik heb staan kramperen Wil een schadevergoeding je regeld het maar of loop je met zelfmoord gedachten??" en/of "Ik vind jou een zwakzinnige kanker hond als jij mensen betaald om mij te verkrachten. Ik verkracht je hele kanker gezin?" en/of "Jij gaat mijn huis terug geven of ik ga je kapot maken. Vreze kankerhond" en/of "Ik neem jou iets af' en/of "Maak mij niet woest we zijn bijna bij de muur en dan moet je rennen?" en/of "Lijkt me een zaak voor mannen die jou een bezoekje gaan brengen." en/of "Oké wist niet dat je het leuk vindt om nooit meer te kunnen lopen" en/of "Ik maak je kapot" en/of "Dan ben je ten dode opgeschreven" en/of "Geef antwoord op alle verhalen die ik heb geschreven. Anders hak Ik je kop van je romp" en/of "Jou tijd is om drijf mij niet naar waanzin" en/of " (...) Maar als je weer gaat ontkennen dan hak ik je kop van je romp af, vieze laffe kankerhond. Ik wil gewoon mijn huis terug en daag mij niet uit om het te doen" en/of Omdat ik niemand kan bereiken gaat je hele huis er aan" en/of "Jij bent een vieze gore kanker verkrachter. En als ik je zie ben ik nog niet klaar met jou" en/of "He laffe vieze kankerhond. Jij lost die verminking op die [A] bij mij hebt geflikt en anders maak ik jou hartstikke kapot, ja. Hartstikke kapot. Ik begin bij je knieschijven" en/ of "Wil jij je hele leven achterom kijken en een dwarslaesie hebben", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
6
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 19 februari 2022 tot en met 5 april 2022 te Zwolle, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk [slachtoffer 6] , in zijn tegenwoordigheid mondeling en/of door een toegezonden of aangeboden geschrift heeft beledigd door hem (per voicemail en/of via whatsapp) de woorden toe te voegen: "vieze Gore kanker schoft" en/of "vieze gorre kanker verkrachter" en/of "jij bent echt een verkrachter" en/of "Laffe vieze kanker hond. Dat ben jij" en/of "vieze gore kanker rat" en/of"vieze kanker nazi" en/of "vieze kanker varken" en/of "kanker mongool" en/of "jij vieze zielige kanker zielenknijper", althans woorden van gelijke beledigende aard en/ of strekking;
16/131984-21
1
hij op of omstreeks 8 februari 2021 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, en/of Lelystad, in elk geval in Nederland, [slachtoffer 7] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door haar middels een SMS-bericht de woorden toe te voegen: 'ik maak je dood viezerik' en/of 'je kanker vader en moeder pak ik ook gore kanker snel', althans woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking;
2
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 februari 2021 tot en met 21 februari 2021 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, in elk geval in Nederland,[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door haar via (een) WhatsApp-bericht(en) de woorden toe te voegen: 'je hebt echt een kankerprobleem mij bedreigen, ik maak je dood!' en/of 'niet janken als nooit meer kan lopen', althans woorden van gelijkende dreigende aard en/of strekking;
3
hij op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 15 december 2020 tot en met 28 maart 2021 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder opzettelijk en wederrechtelijkeen of meerdere trapleuning(en), traptrede(n), deur(en), kozijn(en) en/of mu(u)r(en), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;

16/083961-22

1
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 januari 2022 tot en met 3 maart 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 4] meerdere email berichten te sturen, te weten:- op 29 januari 2022: "Ik vermink je hele kanker familie" en/of "Als jullie mij zo mishandelen en mij daaroverheen nog drogeren ook vraag je er om kanker Mongool [A] vrijspel geven mij te mishandelen en dan mij voor gek verklaren je kanker moeder"- op 31 januari 2022: "Ik vermink je hele familie als ik mijn huis niet terug krijg" en/of “Leuke vrouw heb je mij drogeren en voor shit uitmaken succes mét rotzooi die eigen vrouw heeft aangericht" en/of “Als je vrouw als een klein kind weg duikt en mijn hulp vragen negeert kom ik ze halen en kan je de hele Toko opnieuw verbouwen. Ik heb toch niks te verliezen."- op 6 februari 2022: "Ik vermink je hele kanker familie" en/of “Ik Wil mijn huis terug jij bent a Medeplichtig aan haat zaaien mishandeling en aansturen van mishandeling Niet zeiken wanneer je zelf aan de beurt bent"- op 18 februari 2022: "De gene die mij mishandeld maak ik kapot en dat ben jij in dit geval Samen met je collega's Succes" en/of "Zometeen ben jij zo machteloos en kan jij je leven voor bij zien gaan" en/of- op 3 maart 2022: "Jullie hebben een probleem als ik mijn huis niet terug krijg" en/of "Ik rag jullie leven als deze week mijn spullen niet terug staan op de plek waar ze stonden. Het niet niet geloven of serieus nemen van lichaamlijke problemen die Ik door [A] heb misbruiken om mij weg te pesten en hoe is [A] in mijn gekomen en wie heeft [A] een sturing geven??? Jullie slopen je zelf maar niet mensen zoals ik die geen gezeik willen. Vriendelijke groeten [verdachte] .";
2
hij op of omstreeks 2 februari 2022 te Emmeloord, gemeente Noordoostpolder, althans in Nederland opzettelijk en wederrechtelijk een monitor/computer beeldscherm en/of een toetsenbord en/of een (desinfectie) dispenser, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.