Beoordeling door de rechtbank
5. De rechtbank beoordeelt in deze zaak of het Uwv zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser op 23 december 2020 arbeidsvermogen had. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
6. De rechtbank is van oordeel dat Uwv terecht heeft gesteld dat eiser op
23 december 2020 over arbeidsvermogen beschikte en dat de hoogte van de Wajong-uitkering daarom niet wijzigt. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
7. Op grond van artikel 1a, eerste lid, van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten heeft de betrokkene geen mogelijkheden tot arbeidsparticipatie (arbeidsvermogen) als hij:
(a) geen taak kan uitvoeren in een arbeidsorganisatie,
(b) niet over basale werknemersvaardigheden beschikt,
(c) niet aaneengesloten kan werken gedurende ten minste een periode van één uur, of
(d) niet ten minste vier uur per dag belastbaar is.
Het Uwv moet beoordelen of bij eiser sprake is van (ten minste) een van deze vier genoemde voorwaarden.
8. In 2017 heeft het Uwv op basis hiervan beslist dat eiser arbeidsvermogen heeft. Dat heeft het Uwv gedaan op basis van een rapport van een verzekeringsarts en een rapport van een arbeidsdeskundige.
9. Nadat eiser op 23 december 2020 aan het Uwv heeft doorgegeven dat zijn situatie is verslechterd, heeft het Uwv opnieuw beoordeeld of eiser arbeidsvermogen heeft. Eiser is gezien op het spreekuur door een arts. De arts heeft de dossierstukken bestudeerd en informatie bij de huisarts opgevraagd en ontvangen. Vervolgens zijn de bevindingen neergelegd in het medisch rapport van 15 juli 2021. In bezwaar heeft een verzekeringsarts bezwaar en beroep de situatie van eiser opnieuw bekeken. De conclusie is dat eiser één uur achter elkaar kan werken, en ook vier uur op een dag belastbaar is. Dit staat in het rapport van 22 februari 2022, dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt.
10. Naar aanleiding van de beroepsgronden van eiser heeft het Uwv een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 30 mei 2022 en een rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep van 3 juni 2022 ingebracht.
11. Bij de beoordeling stelt de rechtbank voorop dat het Uwv besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid mag baseren op rapporten van (verzekerings)artsen. Die rapporten moeten dan wel aan drie voorwaarden voldoen. De rapporten:
- zijn op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- bevatten geen tegenstrijdigheden;
- zijn voldoende begrijpelijk.
Het is aan eiser om aan te voeren en zo nodig aannemelijk te maken dat rapporten niet aan de drie voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling niet klopt. Voor het aannemelijk maken dat de medische beoordeling onjuist is, is in principe een rapport van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk
Medisch onderzoek is zorgvuldig
12. Eiser vindt dat het medisch onderzoek in bezwaar onzorgvuldig is geweest, omdat het is gebaseerd op één enkel spreekuurcontact. Op dit zitting is nog toegelicht dat de onzorgvuldigheid ook is gelegen in het feit dat eiser niet gezien is door een geregistreerde verzekeringsarts. Ook meent hij dat te weinig rekening is gehouden met wat de omgeving en medewerker van Uwv Werkbedrijf, die eiser begeleid bij het re-integreren, over zijn situatie hebben verklaard.
13. De rechtbank is het hier niet mee eens. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het dossier bestudeerd en de opgevraagde informatie van de huisarts bij de heroverweging betrokken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep was bij de telefonische hoorzitting aanwezig. Hij heeft eiser niet op een spreekuur gezien, maar de rechtbank vindt niet dat dit de medische beoordeling onzorgvuldig maakt, ook niet nu eiser in de primaire fase alleen is gezien door een arts, niet zijnde een verzekeringsarts. De Centrale Raad van Beroep (de Raad) heeft in de uitspraak van 23 juni 2021 over zo’n situatie geoordeeld.De Raad overwoog dat in situaties als de onderhavige, waarin de medische grondslag van het primaire besluit gemotiveerd wordt betwist en waarin in de primaire fase geen sprake is geweest van een spreekuurcontact met een geregistreerde verzekeringsarts, als uitgangspunt geldt dat de betrokkene in de fase van bezwaar tijdens een spreekuurcontact moet worden onderzocht door een verzekeringsarts bezwaar en beroep en er dus feitelijk sprake moet zijn van een spreekuurcontact met deze verzekeringsarts. Van een spreekuurcontact kan in zo’n situatie in beginsel slechts worden afgezien indien de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende kan motiveren dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft.
14. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep in dit geval toereikend heeft gemotiveerd waarom een spreekuurcontact in bezwaar achterwege kon worden gelaten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 22 februari 2022 uitgelegd dat een spreekuurcontact niet nodig is, omdat sprake is van een logische samenhang tussen de bevindingen van de primaire arts en de inhoud van de beschikbare medische informatie van de behandelaren. De aard van de klachten heeft hierbij een rol gespeeld. De rechtbank kan dit volgen. Daarbij betrekt de rechtbank dat er over eisers psychische toestand informatie van [instelling 1] in het dossier zit en dat eiser lichamelijk last heeft van (ernstige) maag- en darmklachten. Het is aannemelijk dat een verzekeringsarts minder vergaand lichamelijk onderzoek kan doen naar deze klachten dan eisers (gespecialiseerde) behandelaars, waarvan medische informatie beschikbaar is. Daarnaar gevraagd door de rechtbank heeft eiser niet toegelicht wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep precies had moeten onderzoeken volgens hem. De stelling van eiser dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van zijn vrouw en van mevrouw van de Vegte van het Werkbedrijf over eisers situatie onvoldoende bij de beoordeling heeft betrokken, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel, omdat zij geen medische informatie kunnen verstrekken. De rechtbank is dus van oordeel dat het medisch onderzoek zorgvuldig is geweest.
Medische beoordeling is juist
15. Eiser voert aan dat de medische beoordeling onjuist is, omdat zijn beperkingen zijn onderschat. Eiser vindt dat hij geen benutbare mogelijkheden heeft. Hij is beperkt in zijn functioneren en is bijvoorbeeld niet in staat om huishoudelijke taken te verrichten. Eiser heeft benadrukt dat zijn re-integratiebegeleider van het Werkbedrijf het traject niet verder heeft willen opstarten vanwege de ervaren toegenomen klachten. Ter onderbouwing heeft eiser het document Werkplan Wajong toegezonden.
16. Voor deze zaak moet gekeken worden naar eisers gezondheidssituatie op 23 december 2020. Dat is de datum in geding. Dat de situatie recent verder is verslechterd en dat eiser nu door zijn zusje wordt verzorgd, zoals op de zitting is toegelicht, kan in deze beoordeling dus niet worden meegenomen. De informatie van de huisarts van 13 juli 2022 met een medische onderbouwing van het verzoek om de eerder geplande zitting bij de rechtbank uit te stellen kan ook geen rol spelen.
17. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in de beoordeling rekening gehouden met alle door eisers, ook op de zitting, genoemde lichamelijke en psychische klachten. Ook heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep betrokken dat de lichamelijke en psychische klachten elkaar in onderlinge samenhang versterken. Dit blijkt uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 22 februari 2022. De rechtbank is het met eiser eens dat als gekeken wordt naar de situatie in 2017 en 2018 en de situatie op de datum in geding, dan niet gesproken kan worden van een geheel ongewijzigde medische toestand. Eiser heeft inmiddels trajecten bij [instelling 1] en de [instelling 2] kliniek doorlopen en de huisarts schrijft in 2021 over het starten van een vorm van begeleiding in de thuissituatie ter stabilisatie en activatie. Maar de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft wel gekeken naar eisers medische situatie op de datum in geding. Zoals verweerder op de zitting heeft toegelicht is de verzekeringsarts bezwaar en beroep op basis daarvan tot de conclusie gekomen dat de situatie niet dusdanig verslechterd is dat het eiser nu wel ontbreekt aan arbeidsvermogen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende overtuigend gemotiveerd dat eiser met zijn beperkingen in staat is om zich tenminste een uur achter elkaar op een taak te richten en ten minste vier uur per dag belastbaar is. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn basale werknemersvaardigheden niet afgenomen door de ervaren toegenomen klachten.
18. Eiser is het niet eens met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, maar hij heeft geen medische stukken ingebracht waaruit blijkt dat onvoldoende of op onjuiste wijze rekening is gehouden met zijn klachten en beperkingen. Ook de in het dossier aanwezige stukken wijzen niet in die richting. Dat eisers darmklachten onvoorspelbaar zijn, is onvoldoende om te twijfelen aan het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat eiser een uur aaneengesloten kan werken en vier uur per dag belastbaar is. Daarbij betrekt de rechtbank dat het voor de beoordeling niet noodzakelijk is om vier uur aaneengesloten belastbaar te zijn. Verder kan geen doorslaggevende betekenis worden toegekend aan de visie van de eisers re-integratiebegeleider op het ontbreken van arbeidsvermogen.
Geen aanleiding een deskundige te benoemen
19. De rechtbank ziet geen aanleiding om een deskundige in te schakelen, zoals eiser heeft verzocht, omdat zij geen twijfel heeft over de juistheid van de medische beoordeling.
Arbeidskundig onderzoek ontbrak, maar is in beroep alsnog uitgevoerd
20. Eiser betoogt dat ten onrechte geen arbeidskundig onderzoek heeft plaatsgevonden.
21. De rechtbank stelt vast dat zowel in de primaire fase als in de bezwaarfase geen arbeidsonderzoek is verricht. Omdat eisers medische situatie niet geheel identiek is aan de situatie in 2017 en de beoordeling van het kunnen uitvoeren van een taak in een organisatie door een arbeidsdeskundige moet gebeuren en de aanwezigheid van basale werknemersvaardigheden door de arbeidsdeskundige en de verzekeringsarts gezamenlijk, had een arbeidskundige onderzoek naar het oordeel van de rechtbank niet mogen ontbreken. De gemachtigde van het Uwv heeft dit op zitting ook erkend. Deze beroepsgrond slaagt. Het bestreden besluit komt daarom voor vernietiging in aanmerking.
22. De rechtbank ziet aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit in stand te laten. Daartoe overweegt zij als volgt. In beroep heeft alsnog een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep onderzoek gedaan. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het arbeidskundig rapport van 3 juni 2022. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in dit rapport inzichtelijk heeft gemotiveerd waarom eiser in staat kan worden geacht de in 2017 geselecteerde taak ‘plaatsen van onderdelen printplaat’ in een arbeidsorganisatie uit te voeren en over voldoende basale werknemersvaardigheden beschikt. Eiser heeft hier niets tegen ingebracht.