ECLI:NL:RBMNE:2022:5602

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
22 december 2022
Zaaknummer
UTR 22/3116
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Intrekking en terugvordering van Tozo-uitkering en het vertrouwensbeginsel

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 20 december 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, een zelfstandig ondernemer, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal. De eiser had een Tozo-uitkering ontvangen, maar deze werd door de gemeente ingetrokken met terugwerkende kracht, omdat eiser studiefinanciering ontving. De gemeente stelde dat de studiefinanciering als voorliggende voorziening gold, waardoor er geen recht op de Tozo-uitkering bestond. Eiser was het hier niet mee eens en stelde dat de studiefinanciering zijn recht op Tozo niet volledig deed vervallen. Hij voerde aan dat er een vertrouwensbeginsel bestond, omdat hij een toezegging had gekregen van een medewerker van de gemeente dat zijn recht op Tozo niet zou vervallen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente terecht de Tozo-uitkering heeft ingetrokken. De rechtbank oordeelde dat de studiefinanciering als voorliggende voorziening moet worden aangemerkt volgens artikel 15 van de Participatiewet. Eiser kon niet aantonen dat er een gerechtvaardigde verwachting was gewekt door de gemeente dat zijn recht op Tozo zou blijven bestaan. De e-mails die eiser overlegde, waren volgens de rechtbank niet voldoende concreet om een beroep op het vertrouwensbeginsel te onderbouwen. De rechtbank concludeerde dat het beroep van eiser ongegrond was en dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak werd openbaar gemaakt op 20 december 2022, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/3116

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.A. van Ham),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal, verweerder
(gemachtigde: G. Bozkurt).

Procesverloop

Bij besluit van 7 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiser toegekende algemene bijstand op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) ingetrokken met ingang van 1 augustus 2021. Verweerder heeft de Tozo-uitkering teruggevorderd over de maanden augustus en september 2021 tot een bedrag van € 2.157,40.
Bij besluit van 8 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 8 december 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden. Eiser is geboren op [geboortedatum] 1993. Eiser is zelfstandig ondernemer. Bij besluit van 6 juli 2021 is aan eiser Tozo verstrekt van 1 juli 2021 tot en met 30 september 2021. Vanaf augustus 2021 ontving eiser studiefinanciering omdat hij een mbo-4 opleiding volgde.
2. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat studiefinanciering wordt aangemerkt als voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Participatiewet (Pw). Eiser kan geen geslaagd beroep doen op het vertrouwensbeginsel. Er bestaat daarom geen recht op Tozo. Het recht op Tozo is daarom terecht ingetrokken en teruggevorderd.
3. Eiser voert in beroep aan dat het verkrijgen van een studietoelage het recht op een Tozo-uitkering niet volledig doet vervallen. De Tozo-uitkering wordt slechts verminderd naargelang er een studietoelage is verstrekt. Eiser doet verder een beroep op het vertrouwensbeginsel. Eiser wijst op de mailwisseling met een medewerker van verweerder. Volgens eiser is een uitdrukkelijke, ondubbelzinnige en onvoorwaardelijke toezegging gedaan door een daartoe bevoegde persoon die bij eiser de gerechtvaardigde verwachting heeft gewekt dat zijn recht op Tozo niet (volledig) zou vervallen bij het ontvangen van studiefinanciering.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat artikel 15 van de Pw in de weg staat aan het verstrekken van algemene bijstand op grond van de Tozo. Studiefinanciering is immers op grond van de Wet studiefinanciering 2000 aan te merken als een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de betrokkene toereikend en passend te zijn. Dat die studiefinanciering (geheel) in de vorm van een rentedragende lening wordt verstrekt, maakt dit niet anders. [1]
5. Uit vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) blijkt dat voor een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel allereerst is vereist dat de betrokkene aannemelijk maakt dat van de zijde van de overheid toezeggingen of andere uitlatingen zijn gedaan of gedragingen zijn verricht waaruit de betrokkene in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs kon en mocht afleiden of en, zo ja, hoe het bestuursorgaan in een concreet geval een bevoegdheid zou uitoefenen. Verder is vereist dat de toezegging, andere uitlating, of gedraging aan het bevoegde bestuursorgaan kan worden toegerekend. Er is geen sprake van een gerechtvaardigde verwachting als de betrokkene gelet op zijn specifieke kennis of deskundigheid had moeten beseffen dat de uitlating of gedraging in strijd was met de toepasselijke rechtsregels. [2]
6. Eiser heeft een e-mail overgelegd van 27 september 2021 van een medewerker van de afdeling Tozo. Hierin staat: “
In ‘principe’ zouden studenten van 27 jaar en ouder Tozo kunnen krijgen. Wel is het zo dat er met inkomsten uit studiefinanciering rekening moet worden gehouden.”Eiser heeft nog een e-mail van deze medewerker overgelegd. Hierin staat: “
T.z.t. kan dan besloten worden of er nog iets moet worden terugbetaald. (…) Zelf zal ik geen actie meer ondernemen op dit dossier.” De rechtbank is van oordeel dat deze e-mails geen duidelijke informatie verschaffen over de geldende regelgeving omtrent de Tozo-uitkering. Naar het oordeel van de rechtbank blijkt uit deze e-mails echter niet dat eiser erop mocht vertrouwen dat er geen intrekking en terugvordering van zijn Tozo-uitkering zou volgen. Hiervoor zijn de e-mails niet voldoende concreet genoeg. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt daarom niet.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van
mr. M. van Ettikhoven, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
20 december 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie een uitspraak van de CRvB van 12 juli 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:1602).
2.Zie een uitspraak van de CRvB van 27 september 2022 (ECLI:NL:CRVB:2022:2110).