Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.Waar gaat de zaak over?
3.De beoordeling
Rechtsmacht en toepasselijk recht
De niet-contractuele verbintenis die voortvloeit uit een inbreuk op een intellectuele-eigendomsrecht, wordt beheerst door het recht van het land waarvoor de bescherming wordt gevorderd”. Met de illegale verkoop van de IPTV-pakketten op de websites, is er inbreuk gemaakt op de intellectuele eigendomsrechten van de rechthebbenden van de beschermde films, series en (premium) televisiekanalen. Dit heeft mede door toedoen van [gedaagde] plaatsgevonden. Hij heeft immers zijn domeinnamen ter beschikking gesteld. Nu er sprake is van een inbreuk op een intellectueel eigendomsrecht en daarvoor door BREIN in Nederland bescherming wordt gevorderd, is het Nederlandse recht van toepassing.
a. dat eiser voldoet aan de ontvankelijkheidseisen van artikel 3:305a lid 1 tot en met 3 BW of dat niet aan deze eisen behoeft te worden voldaan op grond van het zesde lid van dit artikel,
b. dat de eiser voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat het voeren van deze collectieve vordering efficiënter en effectiever is dan het instellen van een individuele vordering doordat de te beantwoorden feitelijke en rechtsvragen in voldoende mate gemeenschappelijk zijn, het aantal personen tot bescherming van wier belangen de vordering strekt, voldoende is en, indien de vordering strekt tot schadevergoeding, dat zij alleen dan wel gezamenlijk een voldoende groot financieel belang hebben, en
de vorderingen strekken tot bescherming van de belangen van de rechthebbenden op entertainmentcontent”. Uit de overige inhoud van de dagvaarding blijkt dat BREIN meer specifiek opkomt voor de belangen van rechthebbenden op werken die onderdeel zijn van de IPTV-pakketten die zijn verspreid via de domeinnamen gehouden door [gedaagde] . Gelet hierop, komt de rechtbank tot de volgende omschrijving van de groep personen wiens belangen BREIN in deze procedure behartigt:
alle rechthebbenden op de entertainmentcontent van de IPTV-pakketten die via de domeinnamen [website 1] , [website 2] , en [website 3] beschikbaar zijn gemaakt.Deze omschrijving zal ook worden opgenomen in de beslissing van de rechtbank hieronder. De afbakening is van belang, omdat de uitkomst in deze procedure bindend is voor alle personen binnen de groep, behalve voor hen die op grond van artikel 1018f Rv gebruikmaken van de hierin geboden mogelijkheid voor een opt-out.
.Om praktische redenen is de rechtbank voornemens om toe te staan dat deze brief (uitsluitend) per e-mail wordt toegestuurd.
Bovendien wordt hiervan zo spoedig mogelijk aankondiging gedaan in één of meer door de rechter aan te wijzen nieuwsbladen. Hierbij wordt telkens op een door de rechter aan te geven wijze melding gemaakt van de wijze waarop deze personen zich overeenkomstig het eerste lid van de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering kunnen bevrijden, of overeenkomstig het vijfde lid met de behartiging van hun belangen in deze collectieve vordering instemmen.”
hier(link volgt).
datum volgt).
datum volgt).”
here(link will follow).
the date will follow).
the date will follow).
”
woensdag 11 januari 2023bij akte uitlaten over de voorgenomen teksten en over het landelijk dagblad waarin de bedoelde advertentie geplaatst zou moeten worden. Het staat BREIN vrij om in die akte ook een (gemotiveerd) verzoek te doen zoals bepaald in artikel 1018f lid 5 Rv, inhoudend dat het ‘opt-out regime’ ook van toepassing is op personen die tot de nauw omschreven groep behoren en die buiten Nederland wonen/gevestigd zijn (in plaats van het ‘opt-in regime’). De rechtbank kan zich voorstellen dat het leeuwendeel van de belanghebbenden voor wie BREIN opkomt in deze procedure, in het buitenland zijn gevestigd (en dus allen op grond van de hoofdregel zouden moeten ‘opt-innen’).
4.De beslissing
alle rechthebbenden op de entertainmentcontent van de IPTV-pakketten die via de domeinnamen [website 1] , [website 2] , en [website 3] beschikbaar zijn gemaakt.
11 januari 2023voor het nemen van een akte door BREIN over hetgeen is vermeld in rechtsoverweging 3.35;