ECLI:NL:RBMNE:2022:5494

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
19 december 2022
Zaaknummer
UTR 22/1881
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht bij hernieuwd bevel tot betaling; beroep gegrond

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door N. Voorbach, beroep ingesteld tegen een hernieuwd bevel tot betaling dat op 1 november 2021 aan haar is betekend. Dit bevel volgde op een eerder dwangbevel van 12 december 2017. Eiseres maakte bezwaar tegen het hernieuwd bevel, maar dit bezwaar werd op 18 februari 2022 door de invorderingsambtenaar van de gemeente ongegrond verklaard. Eiseres stelde dat zij niet voldoende in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord, zoals vereist door artikel 7:3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank oordeelde dat verweerder onvoldoende inspanningen heeft geleverd om een hoorzitting te organiseren, aangezien eiseres pas op 14 februari 2022 werd uitgenodigd voor een hoorzitting op 17 of 18 februari, terwijl zij op 16 februari aangaf verhinderd te zijn en een alternatieve datum voorstelde. De rechtbank concludeerde dat de hoorplicht was geschonden, omdat de hoorzitting pas na de beslissing op het bezwaar had plaatsgevonden. Hierdoor werd het beroep gegrond verklaard, de uitspraak op bezwaar vernietigd en de zaak terugverwezen naar verweerder, die eiseres opnieuw in de gelegenheid moet stellen om te worden gehoord. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.787,-, en moest het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1881

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

(gemachtigde: N. Voorbach)
en

de invorderingsambtenaar van de gemeente [plaats] , verweerder

(gemachtigde: A. Teunisse).

Inleiding

Op 1 november 2021 is aan eiseres een hernieuwd bevel tot betaling betekend, vanwege het niet voldoen aan het dwangbevel van 12 december 2017.
Tegen het hernieuwd bevel tot betaling heeft eiseres op 13 december 2021 bezwaar gemaakt.
Bij uitspraak op bezwaar van 18 februari 2022 (de bestreden uitspraak) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is behandeld op de digitale zitting van 27 september 2022. De gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder hebben deelgenomen aan de zitting.

Beoordeling van het geschil

Schending van de hoorplicht
1. Eiseres stelt dat zij door verweerder niet (voldoende) in de gelegenheid is gesteld te worden gehoord. Hierbij wijst eiseres op artikel 7:3 Awb. Volgens eiseres heeft zij nadrukkelijk aangegeven gehoord te willen worden. Omdat de beslistermijn op 24 januari 2022 afliep, heeft eiseres op 6 februari 2022 verweerder in gebreke gesteld. Om het verbeuren van een dwangsom te voorkomen, moest verweerder binnen 14 dagen (uiterlijk 18 februari 2022) een besluit nemen. Verweerder heeft daarom eiseres per mail op 14 februari 2022 uitgenodigd voor een hoorzitting op donderdag 17 februari 2022 tussen 10.00 uur en 12.00 uur of vrijdag 18 februari 2022 tussen 10.00 uur en 12.00 uur. Bij e-mail van 16 februari 2022 heeft eiseres gereageerd dat zij verhinderd is en heeft hierbij een voorstel gedaan voor 3 maart 2022. Op 18 februari 2022 heeft verweerder over het bezwaar van eiseres een besluit genomen, zonder eiseres te hebben gehoord. Verweerder heeft eiseres op 3 maart 2022 telefonisch gehoord.
2. De rechtbank is van oordeel dat verweerder na de ontvangst van de ingebrekestelling onvoldoende inspanningen heeft geleverd om een hoorzitting mogelijk te maken met het noemen van twee data en tijdstippen voor het houden daarvan. Van verweerder mag immers een inspanning worden gevergd om tot een redelijke oplossing te komen. [1] De rechtbank legt dit hierna uit. Na de ingebrekestelling van 6 februari 2022 nodigt verweerder eiseres pas op 14 februari 2022 (om 17:14 uur) uit voor een hoorzitting op donderdag 17 februari 2022 (tussen 10.00 uur en 12.00 uur) of vrijdag 18 februari 2022 (tussen 10.00 uur en 12.00 uur). Bij email van 16 februari 2022 heeft eiseres aangeven verhinderd te zijn. Hierbij heeft eiseres een voorstel voor een andere datum gedaan. Omdat eiseres heeft aangegeven verhinderd te zijn, was verweerder in beginsel gehouden om met alternatieven te komen of contact met eiseres op te nemen om een nieuwe datum in te plannen. Verweerder heeft geen moeite gedaan om binnen deze twee weken termijn (of vlak daarna) alternatieve data te vinden door bijvoorbeeld telefonisch contact op te nemen met eiseres. De beroepsgrond slaagt.
3. Voor wat betreft het standpunt van verweerder dat op 3 maart 2022, na de uitspraak op bezwaar van 18 februari 2022, (alsnog) een ‘hoorzitting’ heeft plaatsgevonden, geldt het volgende. De rechtbank volgt het standpunt van verweerder niet. Een dergelijke ‘hoorzitting’ kan niet worden gekwalificeerd als een hoorzitting in de zin van de Awb. Op grond van art. 7:2 lid 1 Awb dient een bestuursorgaan voordat het op het bezwaar beslist, de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord. Hier is dat pas achteraf gebeurd.
4. De rechtbank overweegt nog ten overvloede het volgende. De rechtbank constateert dat de onderhavige zaak door deze uitspraak terug gaat naar de bezwaarfase waarin eiseres in de gelegenheid wordt gesteld te worden gehoord. Voorstelbaar is dat het bezwaar van eiseres, ook nadat zij is gehoord, ongegrond zal worden verklaard en dat eiseres na de uitspraak op bezwaar weer beroep instelt. Mede gezien de lange duur die deze procedure in beslag neemt, waarbij mede wordt betrokken het lange tijdsverloop tussen het dwangbevel op 12 december 2017 en het hernieuwd bevel tot betaling op 1 november 2021, afgezet tegen het relatief geringe financiële belang, geeft de rechtbank verweerder in overweging de invordering van de kosten van het (hernieuwd) dwangbevel en de invorderingsrente te beeindigen.
Conclusie en bijkomende beslissingen
5. Dit betekent dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt de uitspraak op bezwaar wegens strijd met art. 7:3 Awb en verwijst de zaak terug naar verweerder. Verweerder dient eiseres, alvorens opnieuw uitspraak op het bezwaar van eiseres te doen, deugdelijk in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € ‭1.787‬,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift met een waarde per punt van € 269,-, 1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 759,- en een wegingsfactor 1). Daarbij is de rechtbank voor de beroepsfase gelet op het arrest van de Hoge Raad van 27 mei 2022 (ECLI:NL:HR:2022:752) in afwijking van het Besluit proceskosten bestuursrecht uitgegaan van een waarde per punt van € 759,-.‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬‬
7. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt de uitspraak op bezwaar;
  • wijst de zaak terug naar verweerder om eiseres in de gelegenheid te stellen om te worden gehoord,
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 1.787,-;
  • draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 50,- aan eiseres te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.A. Schuman, rechter, in aanwezigheid van A. Kasi, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 20 december 2022.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt u binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Deze uitspraak is verzonden op de stempeldatum die hierboven staat.

Voetnoten

1.Zie de uitspraak van Gerechtshof Den Haag van 25 januari 2022, ECLI:NL:GHDHA:2022:74.