In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2022 een verzoek tot adoptie van een meerderjarige, ingediend door de stiefmoeder, afgewezen. De stiefmoeder verzocht om adoptie van [belanghebbende 1 (voornaam)], die op het moment van indiening van het verzoek 23 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten voor adoptie, zoals vastgelegd in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek, die vereisen dat het kind minderjarig moet zijn op het moment van indiening van het verzoek. De rechtbank benadrukte dat adoptie een kinderbeschermingsmaatregel is en dat het recht op adoptie niet is beschermd onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
De rechtbank overwoog dat, hoewel de stiefmoeder en [belanghebbende 1 (voornaam)] een sterke emotionele band hebben, dit niet voldoende was om een uitzondering te maken op de wettelijke vereisten. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de minderjarigheidsvereiste rechtvaardigden. De stiefmoeder en [belanghebbende 1 (voornaam)] hebben niet langdurig in gezinsverband geleefd, en de moeder van [belanghebbende 1 (voornaam)] verzet zich tegen de adoptie. De rechtbank gaf aan dat de oplossing voor de psychische klachten van [belanghebbende 1 (voornaam)] niet in adoptie moet worden gezocht, maar in andere vormen van ondersteuning.
De rechtbank wees het verzoek tot adoptie af, met de opmerking dat het aan de wetgever is om te beoordelen of er behoefte is aan wetswijzigingen op dit gebied. De beslissing werd genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter, en mr. A. Verouden, griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 december 2022.