ECLI:NL:RBMNE:2022:5392

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
22 december 2022
Publicatiedatum
15 december 2022
Zaaknummer
C/16/542046 / FO RK 22-784
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het verzoek tot adoptie van een meerderjarige door de stiefmoeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 22 december 2022 een verzoek tot adoptie van een meerderjarige, ingediend door de stiefmoeder, afgewezen. De stiefmoeder verzocht om adoptie van [belanghebbende 1 (voornaam)], die op het moment van indiening van het verzoek 23 jaar oud was. De rechtbank oordeelde dat niet voldaan was aan de wettelijke vereisten voor adoptie, zoals vastgelegd in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek, die vereisen dat het kind minderjarig moet zijn op het moment van indiening van het verzoek. De rechtbank benadrukte dat adoptie een kinderbeschermingsmaatregel is en dat het recht op adoptie niet is beschermd onder het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

De rechtbank overwoog dat, hoewel de stiefmoeder en [belanghebbende 1 (voornaam)] een sterke emotionele band hebben, dit niet voldoende was om een uitzondering te maken op de wettelijke vereisten. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van de minderjarigheidsvereiste rechtvaardigden. De stiefmoeder en [belanghebbende 1 (voornaam)] hebben niet langdurig in gezinsverband geleefd, en de moeder van [belanghebbende 1 (voornaam)] verzet zich tegen de adoptie. De rechtbank gaf aan dat de oplossing voor de psychische klachten van [belanghebbende 1 (voornaam)] niet in adoptie moet worden gezocht, maar in andere vormen van ondersteuning.

De rechtbank wees het verzoek tot adoptie af, met de opmerking dat het aan de wetgever is om te beoordelen of er behoefte is aan wetswijzigingen op dit gebied. De beslissing werd genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter, en mr. A. Verouden, griffier, en is openbaar uitgesproken op 22 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer: C/16/542046 / FO RK 22-784
adoptie
Beschikking van 22 december 2022
in de zaak van:
[verzoekster],
wonende in [woonplaats 1] ,
hierna te noemen: de stiefmoeder,
advocaat mr. E.P.J. Appelman,
met als belanghebbenden
[belanghebbende 1],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: [belanghebbende 1 (voornaam)] ,
[belanghebbende 2],
wonende in [woonplaats 2] ,
hierna te noemen: de vader,
[belanghebbende 3],
wonende in [woonplaats 3] , België,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. D.M. Cats.

1.De procedure

1.1.
De rechtbank heeft de volgende stukken ontvangen:
  • het verzoekschrift van de stiefmoeder, met bijlagen, ingediend op 14 juli 2022;
  • het F-formulier van 21 november 2022 van de stiefmoeder, met bijlagen.
1.2.
Het verzoek is besproken tijdens de mondelinge behandeling (zitting) van 24 november 2022. Daarbij waren aanwezig:
  • de stiefmoeder met haar advocaat,
  • [belanghebbende 1 (voornaam)] ,
  • de vader,
  • de moeder met haar advocaat.
Tijdens de zitting heeft de rechtbank nog de spreekaantekeningen van mr. Cats ontvangen.

2.Waar de procedure over gaat

2.1.
De vader en de moeder zijn met elkaar getrouwd geweest.
2.2.
Uit het huwelijk van de vader en de moeder zijn geboren:
[A], geboren op [1994] in [geboorteplaats 1] ,
[belanghebbende 1], geboren op [1999] in [geboorteplaats 2] .
2.3.
Vervolgens zijn de vader en de stiefmoeder met elkaar getrouwd geweest.
2.4.
Uit het huwelijk van de vader en de stiefmoeder zijn geboren:
[B], geboren op [2006] in [geboorteplaats 3] ,
[C], geboren op [2007] in [geboorteplaats 3] .
2.5.
Na het uiteengaan van de vader en de moeder woonde [belanghebbende 1 (voornaam)] eerst bij de moeder. Vanaf 2010 heeft [belanghebbende 1 (voornaam)] in het gezin van de vader en de stiefmoeder gewoond. In de periode van 2011 tot 2015 heeft [belanghebbende 1 (voornaam)] circa 2,5 jaar in een gesloten instelling verbleven. Daarna woonde [belanghebbende 1 (voornaam)] weer in het gezin van de vader en de stiefmoeder.
Na de echtscheiding van de vader en de stiefmoeder eind 2018 is [belanghebbende 1 (voornaam)] bij de vader blijven wonen. [belanghebbende 1 (voornaam)] heeft regelmatig contact met de stiefmoeder.
[belanghebbende 1 (voornaam)] heeft circa twee jaar geleden voor het laatst contact gehad met de moeder.
2.6.
De stiefmoeder en de belanghebbenden hebben de Nederlandse nationaliteit.
2.7.
De stiefmoeder verzoekt de (stiefouder)adoptie van de meerderjarige [belanghebbende 1 (voornaam)] .

3.De beoordeling

3.1.
De rechtbank zal het verzoek afwijzen. Hierna zal de rechtbank uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
3.2.
De rechtbank stelt voorop dat adoptie een kinderbeschermingsmaatregel is.
Het verzoek tot adoptie moet worden getoetst aan de voorwaarden die zijn opgenomen in de artikelen 1:227 en 1:228 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
[belanghebbende 1 (voornaam)] was op de dag van de indiening van het verzoekschrift 23 jaar oud. Dit betekent dat niet is voldaan aan de in artikel 1:228 lid 1 onder a BW gestelde voorwaarde dat het kind op de dag van de indiening van het verzoekschrift minderjarig is. Adoptie van [belanghebbende 1 (voornaam)] door de stiefmoeder is daarom op grond van de nationale wetgeving niet mogelijk.
3.3.
Volgens vaste jurisprudentie van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens is het recht op adoptie niet één van de door het EVRM beschermde rechten. Dat een feitelijk gezinsverband niet wordt omgezet in een juridisch gezinsverband is op zichzelf niet in strijd met artikel 8 EVRM. Het enkele feit dat adoptie niet mogelijk is wanneer niet wordt voldaan aan de in de nationale wetgeving vastgestelde voorwaarden, kan daarom in beginsel niet worden aangemerkt als een ongeoorloofde inbreuk op het recht op family life.
Ook de Hoge Raad heeft beslist dat aan artikel 8 EVRM weliswaar het recht op bescherming van family life tussen de ouders en een door hen geadopteerd kind kan worden ontleend, maar niet het recht om een kind te adopteren zonder dat wordt voldaan aan de eisen voor adoptie volgens de nationale wet. [1]
3.4.
Het weigeren van een adoptie kan onder zeer bijzondere omstandigheden zo’n inbreuk maken op het bestaande gezinsleven dat toch voorbij kan worden gegaan aan het minderjarigheidsvereiste van artikel 1:228 lid 1 onder a BW. Het gaat dan om uitzonderlijke gevallen, waarin de weigering van de adoptie vanwege enkel de meerderjarigheid bij de indiening van het verzoek een ongeoorloofde inbreuk op het door artikel 8 EVRM beschermde gezins- en familieleven met zich mee zou brengen.
3.5.
De rechtbank vindt dat er in dit geval geen sprake is van zo’n uitzonderlijke situatie. Zij zal dit hierna toelichten.
3.6.
[belanghebbende 1 (voornaam)] en de stiefmoeder hebben niet heel lang feitelijk in gezinsverband geleefd met elkaar. Tijdens haar minderjarigheid heeft [belanghebbende 1 (voornaam)] circa 4,5 jaar in gezinsverband geleefd met de stiefmoeder. [belanghebbende 1 (voornaam)] is toen zij elf jaar oud was in het gezin van de vader en de stiefmoeder gaan wonen, maar zij heeft in die periode ook circa 2,5 jaar in een gesloten instelling verbleven. Sinds de echtscheiding van de vader en de stiefmoeder wonen [belanghebbende 1 (voornaam)] en de stiefmoeder niet meer in gezinsverband.
Daarnaast was de moeder niet uit beeld tijdens de minderjarigheid van [belanghebbende 1 (voornaam)] . Het contact tussen [belanghebbende 1 (voornaam)] en de moeder is pas twee jaar geleden verbroken, toen [belanghebbende 1 (voornaam)] al meerderjarig was. De moeder verzet zich tegen de adoptie. Zij geeft toe dat zij fouten heeft gemaakt in het verleden, maar zij vindt dit onvoldoende reden om haar moederschap van [belanghebbende 1 (voornaam)] te beëindigen. De moeder wil graag in gesprek met [belanghebbende 1 (voornaam)] om alles uit te praten en de pijn bij [belanghebbende 1 (voornaam)] te verminderen. Volgens haar is het verzoek tot adoptie niet de oplossing voor de klachten van [belanghebbende 1 (voornaam)] .
Vaststaat dat [belanghebbende 1 (voornaam)] last heeft van psychische klachten, waaronder PTSS. [belanghebbende 1 (voornaam)] is hiervoor onder behandeling geweest bij het [instelling 1] en zij is nu nog onder behandeling bij mw. [D] , psycholoog bij het [instelling 2] . Volgens [belanghebbende 1 (voornaam)] zijn haar klachten ontstaan door de onveiligheid en mishandelingen die zij heeft meegemaakt binnen het gezin van de moeder. De psycholoog van [belanghebbende 1 (voornaam)] gunt haar dat ze zelf de regie mag houden over haar leven en zelf de mensen mag uitkiezen die daar een belangrijke rol in spelen.
3.7.
[belanghebbende 1 (voornaam)] ziet de stiefmoeder als haar moeder, omdat zij altijd met alles bij haar terecht kan. Dit heeft [belanghebbende 1 (voornaam)] niet ervaren bij de moeder. Daarom is het voor [belanghebbende 1 (voornaam)] belangrijk om door de stiefmoeder te worden geadopteerd.
Het is echter in deze tijd – waarin stiefouders en samengestelde gezinnen steeds vaker voorkomen – niet uitzonderlijk dat iemand een betere band heeft met zijn of haar ‘sociale’ ouder dan met zijn of haar juridische (en biologische) ouder. Volgens de rechtbank is er daarom geen sprake van zeer bijzondere omstandigheden die kunnen leiden tot een uitzondering op het minderjarigheidsvereiste bij adoptie.
De rechtbank ziet in de psychische klachten van [belanghebbende 1 (voornaam)] – hoe naar dit ook is voor [belanghebbende 1 (voornaam)] – ook geen reden om anders te oordelen. De oplossing hiervoor moet niet worden gezocht in een maatregel van kinderbescherming.
De rechtbank zal daarom het verzoek tot adoptie van [belanghebbende 1 (voornaam)] door de stiefmoeder afwijzen.
3.8.
De rechtbank begrijpt dat de adoptie uit emotioneel oogpunt belangrijk is voor [belanghebbende 1 (voornaam)] en de stiefmoeder (en de vader, [B (voornaam)] en [C (voornaam)] ) en dat de afwijzing van het verzoek een teleurstelling zal zijn.
[belanghebbende 1 (voornaam)] houdt, zoals haar psycholoog voor haar wenst, wel zelf de regie over haar leven en mag zelf de mensen uitkiezen die daar een belangrijke rol in spelen. In dat opzicht is vooral de feitelijke band tussen [belanghebbende 1 (voornaam)] en de stiefmoeder belangrijk.
3.9.
De rechtbank ziet het spanningsveld tussen juridisch ouderschap en sociaal ouderschap en de maatschappelijke ontwikkelingen op dit gebied.
De wet biedt op dit moment geen mogelijkheden voor een meerderjarige om zijn of haar juridische ouders te laten wijzigen. Het is aan de wetgever om dit spanningsveld te beoordelen en de noodzaak voor een wetswijziging te onderzoeken.
3.10.
De rechtbank overweegt dat het overigens onzeker is of de adoptie wel zou zijn toegewezen als [belanghebbende 1 (voornaam)] nog minderjarig was, vanwege de tegenspraak door de moeder en de omstandigheid dat de vader en de moeder nog gezamenlijk gezag hadden over [belanghebbende 1 (voornaam)] . Ook is de stiefmoeder niet meer de echtgenote van de vader en is onduidelijk of zij als ‘andere levensgezel’ van de vader kan worden beschouwd. Verder zou het de vraag zijn of voldaan is aan de vereiste periodes van samenleving en gezamenlijke verzorging en opvoeding, direct voorafgaand aan het verzoek.

4.Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek af.
Dit is de beslissing van de rechtbank, genomen door mr. E.A.A. van Kalveen, rechter, in samenwerking met mr. A. Verouden, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2022.
Tegen deze beschikking kan - voor zover er definitief is beslist - door tussenkomst van een advocaat hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden. De verzoekende partij en verschenen belanghebbenden dienen het hoger beroep binnen de termijn van drie maanden na de dag van de uitspraak in te stellen. Andere belanghebbenden dienen het beroep in te stellen binnen drie maanden na de betekening van deze beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.

Voetnoten

1.HR 30 juni 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6339