ECLI:NL:RBMNE:2022:5383

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
20 december 2022
Publicatiedatum
14 december 2022
Zaaknummer
22/1601
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring handhavingsverzoek wegens belanghebbendheid in omgevingsrechtelijke kwestie

In deze zaak heeft eiseres, eigenaar van een kadastraal perceel in [woonplaats], een handhavingsverzoek ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Dit verzoek was gericht tegen vermeende overtredingen met betrekking tot een erfafscheiding en een uitrit op een aangrenzend perceel. Het college heeft eiseres echter niet als belanghebbende aangemerkt, waardoor haar verzoek niet in behandeling werd genomen. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit bezwaar werd door het college niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 15 november 2022 behandeld. De rechtbank oordeelt dat eiseres ten onrechte niet als belanghebbende is aangemerkt. Volgens de rechtbank is eiseres in beginsel belanghebbende, omdat haar perceel grenst aan de percelen waar de vermeende overtredingen plaatsvinden. De rechtbank stelt vast dat eiseres feitelijke gevolgen van enige betekenis kan ondervinden door de situatie op het aangrenzende perceel. Dit betekent dat het college het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van het college en draagt het college op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij het college inhoudelijk moet beoordelen of er sprake is van overtredingen. Daarnaast moet het college het griffierecht en de proceskosten aan eiseres vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam en is openbaar uitgesproken op 20 december 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/1601

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2022 in de zaak tussen

[eiseres], uit [woonplaats], eiseres

(gemachtigde: mr. F.K. van Wijk),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug(het college)
(gemachtigde: mr. K. van der Veen).

Inleiding

Eiseres woont aan de [adres] in [woonplaats] en is eigenaar van de kadastrale percelen geregistreerd onder [nummer]. Eiseres heeft op 8 oktober 2021 een handhavingsverzoek ingediend bij het college vanwege vermeende overtredingen ten aanzien van een erfafscheiding en een uitrit op het adres [adres] in [woonplaats]. Volgens eiseres is de erfafscheiding te hoog en is de uitrit gerealiseerd zonder een daartoe vereiste vergunning.
Het college heeft per brief van 3 december 2021 aan eiseres medegedeeld dat zij geen belanghebbende is en dat haar handhavingsverzoek daarom niet aangemerkt kan worden als een aanvraag. Het bezwaar dat eiseres tegen deze brief heeft ingediend is door het college niet-ontvankelijk verklaard in het bestreden besluit van 24 februari 2022.
Eiseres is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.

Overwegingen

Het beoordelingskader
Op grond van artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt onder belanghebbende verstaan: degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. Alleen een belanghebbende kan een aanvraag indienen zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Awb.
Om als belanghebbende in de zin van de Awb te kunnen worden aangemerkt, dient een persoon een voldoende objectief, actueel, eigen, persoonlijk belang te hebben dat rechtstreeks wordt geraakt door het bestreden besluit. Er moet daarbij wel sprake zijn van gevolgen van enige betekenis. Gevolgen van enige betekenis ontbreken indien de gevolgen wel zijn vast te stellen, maar de gevolgen van de activiteit voor de woon-, leef- of bedrijfssituatie van betrokkene dermate gering zijn dat een persoonlijk belang bij het besluit ontbreekt. Bij het ontbreken van gevolgen van enige betekenis is een persoon geen belanghebbende.
Het geschil
Volgens het college is eiseres geen belanghebbende bij haar handhavingsverzoek omdat haar belang niet rechtstreeks is betrokken bij het verzoek. Dat betekent dat eiseres ook geen verzoek kan indienen om een handhavingsbesluit te nemen. Daarom kan de brief van 3 december 2021 niet als besluit worden aangemerkt en moet het bezwaar daartegen niet-ontvankelijk worden verklaard omdat een bezwaar alleen ontvankelijk kan zijn als het gericht is tegen een besluit. Weliswaar grenst het kadastrale perceel van eiseres met nummer [nummer] aan de kadastrale percelen waarvoor eiseres handhavend optreden verzoekt. Dit kadastrale perceel is echter gedeeltelijk een openbare weg die ook gebruikt kan worden door andere personen. Eiseres onderscheidt zich volgens het college niet voldoende van deze andere personen die ook gebruik kunnen maken van de openbare weg.
Eiseres is van mening dat zij wel belanghebbende is omdat het perceel met nummer [nummer] in haar eigendom is en dit kadastrale perceel grenst aan de percelen waar de vermeende overtredingen plaatsvinden. Ter onderbouwing van dit standpunt verwijst eiseres naar de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 15 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1671. Daarnaast ondervindt eiseres ook gevolgen van enige betekenis door de vermeende overtredingen.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat het college eiseres onterecht niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling volgt dat belanghebbendheid in beginsel wordt aangenomen bij besluiten krachtens de Wabo [1] bij een perceel dat grenst aan het perceel waarop het betrokken besluit ziet. Bij dergelijke aangrenzende percelen wordt ervan uitgagaan dat feitelijke gevolgen, indien die zich voordoen, in beginsel van enige betekenis zijn. [2] Voor het aannemen van belanghebbendheid is het niet noodzakelijk dat de eigenaar van het aangrenzende perceel ook op dat perceel woont. [3] Als niet is uitgesloten dat een eigenaar van een aangrenzend perceel op dat perceel feitelijke gevolgen van enige betekenis kan ondervinden, dan heeft de eigenaar van het aangrenzende perceel een rechtstreeks betrokken belang in de zin van artikel 1:2, eerste lid, van de Awb. [4]
6. Het kadastrale perceel met nummer [nummer] grenst aan de percelen waar volgens eiseres de overtredingen plaatsvinden en waar het verzoek om handhaving op ziet. Dat betekent dat eiseres in beginsel belanghebbende is, tenzij is uitgesloten dat eiseres feitelijke gevolgen van enige betekenis ervaart. De rechtbank vindt dat dit niet is uitgesloten. Het kadastrale perceel met nummer [nummer] is een gedeeltelijk openbare weg die door eiseres wordt gebruikt ter ontsluiting van haar woning en haar kadastrale perceel met nummer [nummer]. Daardoor onderscheidt eiseres zich in voldoende mate van andere weggebruikers die ook gebruik maken van deze weg. De rechtbank vindt het daardoor niet uitgesloten dat eiseres feitelijke gevolgen van enige betekenis ervaart. Het college heeft eiseres dus onterecht niet als belanghebbende aangemerkt. De beroepsgrond slaagt.
7. Het beroep is gegrond. De rechtbank zal in de conclusie uitleggen wat dat betekent voor het vervolg van deze procedure.

Conclusie

8. Het beroep is gegrond omdat het college eiseres ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Dat betekent dat het college het bezwaar van eiseres onterecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het college had inhoudelijk moeten beoordelen of er sprake is van een overtreding op het adres [adres] in [woonplaats]. Het college moet dit nu alsnog doen. De rechtbank vernietigt daarom het bestreden besluit en draagt de rechtbank op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
9. In het verweerschrift is het college nader ingegaan op de vraag of er sprake is van een overtreding. De rechtbank ziet geen aanleiding om zelf in de zaak te voorzien omdat de zaak tot nu toe alleen ging over de ontvankelijkheid van het bezwaar en eiseres ter zitting heeft aangegeven haar inhoudelijke standpunt op een ander moment nader te willen toelichten.
10. Omdat het beroep gegrond is moet het college het griffierecht aan eiseres vergoeden en krijgt eiseres ook een vergoeding van haar proceskosten. Het college moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.518,- omdat de gemachtigde van eiseres een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit van 24 februari 2022;
- draagt het college op binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar met inachtneming van deze uitspraak;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 184,- aan eiseres moet vergoeden;
- veroordeelt het college tot betaling van € 1.518,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. T.E.G. van Heukelom, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2022.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.