Uitspraak
RECHTBANK Midden-Nederland
1.De procedure
- de akte van [gedaagde] ,
2.De feiten
. Maar heb het heel druk op het moment dus vandaar.
- Contract is signed for purchase obligation of four full-time Splunk power users for a rate of € 500 per day per person. The total contract will be € 520.000 + VAT
- We hired four people in February 2020 for you, you have agreed their profiles per mail on 02-03-2020. You replied that since it is managed, you trust us 100% with that. Those people were recruited for [gedaagde] specifically. [A (voornaam)] sent those CV’s to you on the 2nd of march 2020.
- [eiser] made costs for [gedaagde] without the proper financial compensation which means the financial damage made is up for discussion as well and is separate from the contract value.
- The startdate of the contract does not influence the length of the contract, this is 12 months with minimal four Splunk power users. Contract article 13.2 ( page 17).
- The people who did training with [E (voornaam)] had to do the official Splunk training as well as [gedaagde] is not certified to exame people. We agreed to this training before the start. In order to comply with the expected certification, we had to still officially train en certify those four people on our own cost. (…)”
3.Het geschil
4.De beoordeling
“startdatum”voor de vier junior Splunk Power Users: 2 maart 2020. Tussen partijen staat vast dat deze datum niet de start van de inzet van de vier medewerkers bij [gedaagde] markeert, maar het moment dat [eiser] begon met het selecteren en opleiden van deze mensen. In de overeenkomsten komt niet tot uitdrukking hoe lang de opleiding zou duren en vanaf welke datum de medewerkers zouden starten met het uitvoeren van werkzaamheden voor [gedaagde] . Wel staat onbetwist vast dat [eiser] vier medewerkers heeft aangenomen en opgeleid met het oog op inzet bij [gedaagde] en dat zij in mei 2020 allemaal de benodigde opleiding tot junior Splunk Power User hadden afgerond.
“een concreet voorstel wanneer de overeenkomst van 1 jaar start”. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat [eiser] er op dat moment - net als [gedaagde] - niet van uitging dat de termijn van twaalf maanden al was gaan lopen. Wel blijkt dat [eiser] bij [gedaagde] steeds steviger aandringt op een start van de inzet van de vier medewerkers. Uiteindelijk schrijft [B] in zijn antwoord van 8 september 2020:
“Mooi verhaal. Bedankt voor de input en veel succes verder.”Uit deze afwijzende tekst blijkt dat [gedaagde] niet met [eiser] verder wilde.
Wanneer wij de eerste klant optekenen zal het contract effectief worden (…)”in de e-mail van 2 maart 2020, hiermee instemde. De rechtbank acht in dit verband relevant dat in diezelfde zin staat: “
uiteraard hebben wij een pijplijn opgebouwd en voorzie ik geen tot weinig uitdagingen.” Om die reden is het verklaarbaar dat [eiser] niet expliciet heeft geprotesteerd. Daarnaast heeft [B] meermaals de verwachting uitgesproken dat [gedaagde] op korte termijn een klant zou binnenhalen in antwoord op de vraag van [eiser] wanneer de termijn van twaalf maanden zou ingaan. [eiser] mocht er op basis van de toezeggingen van [gedaagde] van uitgaan dat de inzet op korte termijn zou beginnen.
Opdrachtgever gaat een afnameverplichting aan met [eiser] voor het inschakelen van de 4 medewerkers voor een periode van minimaal één jaar, waarbij wordt gerekend met een uren totaal opgesomd van alle werkdagen van de betreffende maand.”Uit Bijlage I volgt dat voor Splunk Power Users op het junior niveau een bedrag van € 500,00 per dag in rekening wordt gebracht. Uit Bijlage III bij de deelovereenkomst volgt dat [gedaagde] vier junior Splunk Power Users zou afnemen voor een periode van twaalf maanden.
“Als boetebeding wordt aangemerkt ieder beding waarbij is bepaald dat de schuldenaar, indien hij in de nakoming van zijn verbintenis tekortschiet, gehouden is een geldsom of een andere prestatie te voldoen, ongeacht of zulks strekt tot vergoeding van schade of enkel tot aansporing om tot nakoming over te gaan.”De rechtbank constateert dat artikel 13.10 van de mantelovereenkomst een boetebeding is zoals bedoeld in artikel 6:91 BW. Uit artikel 6:94 BW volgt dat de rechter op verlangen van de schuldenaar een dergelijke boete kan matigen. Volgens vaste jurisprudentie komt een boete pas voor matiging in aanmerking als sprake is een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat (ECLI:NL:HR:2007:AZ6638 (Intrahof/Bart Smit)). Hierbij speelt de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, de aard van de overeenkomst, de inhoud en strekking van het beding, de omstandigheid waaronder het beding is ingeroepen en de omstandigheden van de totstandkoming van het beding een rol.
dat de overeenkomsten tussen partijen op grond van artikel 2:258 BW ontbonden zijn vanaf de datum van 2 maart 2020 c.q. dat deze overeenkomsten geen rechtsgevolgen meer zullen hebben”.
“dat [eiser] in onderhandeling moet treden met [gedaagde] omtrent een nieuw contract onder ontbinding van de huidige contracten”en nog meer subsidiair
“de overeenkomsten temporeel te ontbinden tot na het einde van de pandemie”.