ECLI:NL:RBMNE:2022:5360

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
16.311091, 16.245212.20 (gev. ttz) en 16.245212.20 (vord. tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor gewelddadige woningoverval en mishandeling

Op 13 december 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2003, die zich schuldig heeft gemaakt aan een gewelddadige woningoverval en mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een jeugddetentie van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) met een proeftijd van 2 jaar. De zaak betreft een woningoverval op 11 november 2021, waarbij de verdachte samen met anderen de woning van [slachtoffer 1] binnendrong, haar bedreigde en beroofde van waardevolle spullen. Daarnaast heeft de verdachte zijn vriendin, [slachtoffer 2], meerdere keren mishandeld en bedreigd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte een leidende rol had in de overval en dat zijn gedrag ernstige gevolgen had voor de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de psychische problemen van de verdachte en de noodzaak voor behandeling om recidive te voorkomen. De vordering van de benadeelde partij, [slachtoffer 1], tot schadevergoeding werd gedeeltelijk toegewezen, met een totaalbedrag van €250.207,30, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op, waaronder een contactverbod met de slachtoffers en een locatieverbod.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16.311091.21, 16.245212.20 (gev. ttz) en 16.245212.20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum 1] 2003 te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [woonplaats] ,
hierna te noemen: verdachte.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek achter gesloten deuren op de terechtzitting van 29 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. M.M. Lemstra, en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. S. Plas, advocaat te Amsterdam, alsmede hetgeen mr. F. ten Berge, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [slachtoffer 1] naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van wat de deskundigen H. Drost, jeugdreclasseringswerker van Jeugdbescherming Gelderland en R.J. Verhoek, raadsonderzoeker van de Raad voor de Kinderbescherming, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De rechtbank nummert de bij de dagvaardingen met de parketnummers 16.311091.21 en 16.245212.20 ten laste gelegde feiten respectievelijk als de feiten 1 en 2 en de feiten 3 t/m 5.
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt erop neer dat verdachte:
feit 1
op 11 november 2021 in [plaats 1] uit de woning gelegen aan de [adres 2] samen met anderen 1.000 euro, een autosleutel, een paspoort, een ID-kaart, diverse horloges, diverse sieraden, een mobiele telefoon (iPhone), een laptop (MacBook), een creditcard, bankpassen (ING en ABN AMRO) en een Securitas beveiligingskaart van [slachtoffer 1] heeft gestolen, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] ;
feit 2
op 11 november 2021 in [plaats 1] samen met anderen [slachtoffer 1] in haar woning gelegen aan de [adres 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden;
feit 3
in de periode van 1 februari 2021 tot en met 15 mei 2021 te Huizen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door tegen haar gezicht en rug te slaan en aan haar haren te trekken;
feit 4 primair
op 18 juni 2021 te Huizen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met onder meer de dood;
subsidiairten laste gelegd als dwang;
feit 5
in de periode van 23 augustus 2021 tot en met 24 augustus 2021 te Blaricum opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing, inhoudende dat hij zich dient te onthouden van direct en indirect contact met [slachtoffer 2] , door met haar te praten en met haar bij zijn woning te zitten.

3.VOORVRAGEN

Geldige dagvaarding
De raadsvrouw heeft verzocht de dagvaarding voor wat betreft het onder 3 tenlastegelegde nietig te verklaren nu dit deel van de tenlastelegging niet voldoet aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). Zo is volgens de raadsvrouw het onder 3 tenlastegelegde onvoldoende duidelijk feitelijk omschreven en is daardoor onvoldoende duidelijk waartegen de verdediging zich diende te verweren.
De rechtbank stelt vast dat onder 3 ten laste is gelegd dat verdachte op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode 1 februari tot en met 15 mei 2021 te Huizen
[slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2] ) heeft mishandeld door haar, kort gezegd, tegen haar gezicht en rug te slaan en aan haar haren te trekken. De rechtbank oordeelt in de eerste plaats dat de tenlastelegging in het licht van het dossier moet worden gelezen. In dat verband stelt de rechtbank vast dat in de verklaring van [slachtoffer 2] een aantal specifieke incidenten wordt genoemd, waarbij telkens concrete data worden vermeld. De geweldshandelingen die zich bij die incidenten zouden hebben voorgedaan, zijn allemaal, behoudens het slaan in de zij van [slachtoffer 2] , vermeld in de tenlastelegging. Gelet hierop oordeelt de rechtbank dat het onder 3 tenlastegelegde voldoende feitelijk is omschreven en het daarmee voor de verdediging voldoende duidelijk was waar zij zich tegen diende te verweren.
De rechtbank verwerpt aldus het verweer van de raadsvrouw en acht de dagvaarding (in haar geheel) geldig.
Verder is de rechtbank bevoegd tot kennisneming van het tenlastegelegde, de officier van justitie ontvankelijk in de vervolging van verdachte en zijn er geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 tenlastegelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het onder 1 en 2 tenlastegelegde. Verder heeft de raadsvrouw (integrale) vrijspraak verzocht van het onder 3 en 4 tenlastegelegde. Ten aanzien van het onder 5 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat tot een bewezenverklaring kan worden gekomen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 1 en 2 [1]
De feiten 1 en 2 zijn door verdachte begaan. Verdachte heeft deze feiten bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor de feiten 1 en 2 bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte door mevrouw [slachtoffer 1] van 11 november 2021 [2] ;
- het proces-verbaal van verhoor aangeefster van 12 november 2021 [3] , met bijlage;
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 29 november 2022.
Elk bewijsmiddel wordt - ook in zijn onderdelen - slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezen verklaarde feit, of die bewezen verklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 3 [4]
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 1 februari 2021 was ik met [verdachte] in [plaats 2] . [verdachte] gaf een klap met zijn vuist op mijn hoofd. Dat deed pijn. Op 4 maart 2021 heeft [verdachte] aan mijn haren getrokken. Ik viel hierdoor op de grond. Hij heeft toen ook een klap in mijn gezicht gegeven. Op 14 april 2021 gaf [verdachte] een klap richting mijn gezicht. Hierdoor kreeg ik een bloedneus. Dit was in het bos. [verdachte] heeft op 16 april 2021 met zijn vuist op mijn rug geslagen. Dit deed pijn. Op 14/15 mei 2021 zou [verdachte] bij mij in [plaats 2] slapen. [verdachte] raakte geïrriteerd omdat ik zo moe was en steeds in slaap viel. We zijn toen naar mijn slaapkamer gegaan. Ik viel weer in slaap. Hier werd [verdachte] zo boos van dat hij een klap in mijn oog gaf. Ik had veel pijn aan mijn oog. Het bloedde ook behoorlijk. [5]
Het
proces-verbaal van aangifte met bijlage, houdende de verklaring van aangever [aangever] namens [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik zag op 15 mei 2021 een bebloed gezicht van mijn dochter [slachtoffer 2] . Ik hoorde [slachtoffer 2] zeggen dat [verdachte] haar had geslagen omdat zij hem irriteerde. [slachtoffer 2] zei dat ze moe was en wilde gaan slapen. Ineens voelde ze een dreun op haar hoofd. [slachtoffer 2] had nog geen wond of blauw oog toen zij met [verdachte] naar bed ging. Alleen [verdachte] is bij haar geweest. Ik hoorde van [slachtoffer 2] dat zij vaker is geslagen door [verdachte] . Mijn vrouw en ik hebben aan het begin van het jaar [slachtoffer 2] eens zien thuiskomen met allemaal krassen in haar gezicht. Zij heeft nu verteld dat dit kwam doordat zij was geslagen door [verdachte] . [6]
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [getuige 1] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik weet dat [verdachte] [slachtoffer 2] een paar keer heeft geslagen, bijvoorbeeld in het bos. [slachtoffer 2] heeft meerdere keren gezegd dat hij haar heeft geslagen. Zij had soms blauwe plekken of schrammen. [7]
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [getuige 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] vertelde mij dat zij en [verdachte] naar het bos gingen en dat hij haar toen sloeg. [slachtoffer 2] had vaak krassen en rode en blauwe plekken in haar nek. Ook had zij krassen en plekken op haar rug, borst of benen. [slachtoffer 2] vertelde dan dat [verdachte] dat had gedaan. [8]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 november 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in de aula haar hoofd naar beneden getrokken. Die avond/nacht op 14/15 mei 2021 heb ik haar in haar zij geslagen.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht de onder 3 ten laste gelegde mishandeling wettig en overtuigend bewezen en overweegt hiertoe als volgt.
De rechtbank stelt vast dat het bewijs voor de verweten gedragingen voornamelijk vanuit één bron komen, namelijk van [slachtoffer 2] . Bij partnergeweld dan wel geweld in de huiselijke sfeer zijn er veelal geen andere (oog)getuigen. Niettemin dient om tot een bewezenverklaring te komen de verklaring van [slachtoffer 2] op specifieke punten steun te vinden in ander bewijsmateriaal, zodat de verklaring niet op zichzelf staat, maar is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt in een of meerdere andere bron(nen).
De rechtbank is van oordeel dat daar in het onderhavige geval sprake van is. Naast het feit dat de ouders van [slachtoffer 2] en haar vriendinnen [getuige 1] en [getuige 2] (belastende) de auditu-verklaringen hebben afgelegd aangaande de vermeende mishandelingen door verdachte, hebben zij zelf waargenomen dat [slachtoffer 2] weleens krassen of blauwe/rode plekken op haar lichaam had. Dit letsel zou dan door [verdachte] zijn aangebracht, aldus [slachtoffer 2] . Daarnaast heeft [verdachte] zelf verklaard dat hij weleens hardhandig is geweest tegen [slachtoffer 2] . Zo heeft hij haar naar eigen zeggen in de aula aan haar haren naar beneden getrokken en op 14/15 mei 2021 in haar zij geslagen. Wat betreft deze laatste (overigens niet ten laste gelegde) geweldshandeling merkt de rechtbank op dat verdachte aanvankelijk (ook op zitting) heeft verklaard dat hij haar die avond/nacht helemaal niet had aangeraakt. Dit bleek later – naar verdachtes zeggen – toch anders te zijn, hetgeen de geloofwaardigheid van verdachte naar het oordeel van de rechtbank niet ten goede komt. Voorts acht de rechtbank het onvoldoende aannemelijk geworden dat [slachtoffer 2] haar beschuldigingen zou aandikken dan wel dat zij deze verzon in opdracht van haar ouders, zoals verdachte heeft gesteld.
Gelet op vorenstaande ondersteunende bewijsmiddelen acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 2] voldoende betrouwbaar en acht zij alle ten laste gelegde gedragingen bewezen.
De rechtbank wordt in haar overtuiging gesterkt door de zich in het dossier bevindende
app-berichten tussen aangeefster en een persoon genaamd ‘ [verdachte] ’ waarvan aangeefster verklaart dat dit verdachte is. In deze app-berichten erkent de persoon ‘ [verdachte] ’ aangeefster te hebben geslagen. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij niet de persoon [verdachte] is met wie aangeefster appt, maar die verklaring acht de rechtbank volstrekt onaannemelijk. De inhoud van de app-berichten past, mede qua tijdsverloop, precies bij wat er is gebeurd. Zo appt ‘ [verdachte] ’ precies rond het tijdstip waarop verdachte is aangehouden dat de politie hem komt ophalen.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 4
Het
proces-verbaal van aangifte met bijlage, houdende de verklaring van aangeefster [slachtoffer 2] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Op 17 juni 2021 te Huizen sprak ik met [verdachte] . Ik zag dat hij steeds bozer werd. Hij kwam steeds dichterbij en werd agressiever. Ik zag dat [verdachte] zijn rechterarm omhoog tilde, alsof hij mij wilde slaan. Ik wilde niet zo dicht bij hem staan, omdat ik bang was dat hij mij zou slaan. Het viel mij op dat hij de hele tijd met zijn hand naar zijn broeksband greep. Ik was daardoor bang dat hij daar mogelijk een wapen had zitten. [verdachte] heeft mij weleens eerder dingen verteld over wapens. [verdachte] zei dat ik mijn verklaring moest intrekken en dat ik mijn vader moest overtuigen dat hij zijn aangifte moest intrekken. Hij zei daarbij dat als ik dit niet zou doen hij uit zou zijn op wraak. Mijn vader had dan ook een groot probleem. Hij zei dat hij mannetjes op mijn ouders af zou sturen. Hij zou zorgen dat ons huis leeggeroofd zou worden. Ik voelde mij erg angstig en erg bedreigd. [verdachte] rende in mijn richting. Ik was doodsbang. [verdachte] heeft mij vastgepakt. Hij trok mij naar de grond. Hij hield met zijn hand mijn mond dicht. Ook kneep hij mijn keel dicht. Ik kreeg geen adem. Ik was doodsbang. [verdachte] sloeg in mijn gezicht. Ik ben erg bang voor [verdachte] . Ik heb hem al eerder boos gezien, maar hij was nu echt doorgedraaid. Ik ben bang dat hij gaat zorgen dat ik en mijn ouders niet meer veilig zijn. Ik denk dat [verdachte] connecties heeft die er niet voor terugschrikken geweld te gebruiken. Ik denk dat hij daar zelf ook niet bang voor is. Hij is uit op wraak. [9]
Een
proces-verbaal van verhoor getuige, houdende de verklaring van getuige [getuige 3] , onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
[slachtoffer 2] vertelde mij dat [verdachte] zei dat hij sowieso wraak zou nemen en dat hij zijn criminele vrienden op hen af zou sturen om ons te overvallen. [slachtoffer 2] vertelde mij dat [verdachte] steeds met een hand in zijn zak zat en op een gegeven moment een voorwerp uit zijn zak haalde. [slachtoffer 2] kon niet zien wat het was en vertelde dat ze dacht dat het een wapen was. Ze is toen hard weggerend. [verdachte] is een heel stuk achter haar aangerend en dat heeft [slachtoffer 2] als bedreigend ervaren. [10]
De
verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 29 november 2022, onder meer inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik heb in juni 2021 een gesprek gevoerd met [slachtoffer 2] . Ik was heel kalm toen. Daar was zij blijkbaar heel angstig door. Zij begon weg te rennen. Zij wilde dat ik op tien meter afstand bleef. Zij was aan het hyperventileren. Ik begreep dat ze angstig was. Ik heb mijn hand over haar mond gehouden.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank acht de onder 4 ten laste gelegde bedreiging wettig en overtuigend bewezen en overweegt hiertoe als volgt.
Evenals ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde komt het bewijs voor de verweten gedragingen voornamelijk vanuit één bron, [slachtoffer 2] . Haar verklaring wordt evenwel op essentiële onderdelen ondersteund door zowel de verklaring van haar zus [getuige 3] als die van verdachte zelf.
Ook ten aanzien van dit feit acht de rechtbank het onvoldoende aannemelijk geworden dat [slachtoffer 2] haar beschuldigingen zou aandikken dan wel dat zij deze verzon in opdracht van haar ouders, zoals verdachte heeft gesteld.
Gelet op de hiervoor genoemde bewijsmiddelen en het hiervoor overwogene, acht de rechtbank alle onder 4 ten laste gedragingen bewezen, behoudens de eerste drie gedachtestreepjes nu deze handelingen niet zien op een bedreiging. Hiervan spreekt de rechtbank verdachte vrij.
Bewijsmiddelen ten aanzien van feit 5
Feit 5 is door verdachte begaan. Verdachte heeft dit feit bekend. De raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor feit 5 bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van bevindingen van verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van 24 augustus 2021 [11] ;
- een geschrift, te weten een gedragsaanwijzing van 21 juni 2021 [12] ;
- de bekennende verklaring van verdachte zoals afgelegd ter terechtzitting van 29 november 2022.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 1
op 11 november 2021 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen uit de woning gelegen aan de [adres 2] , 1.000,- euro, een autosleutel, een paspoort, een ID-kaart, diverse horloges, diverse sieraden, een mobiele telefoon (iPhone), een laptop (MacBook), een creditcard, bankpassen (ING en ABNAMRO), een Securitas beveiligingskaart,
die aan [slachtoffer 1] toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door (in het zwart gekleed en met bedekt gelaat)
- onverhoeds die woning binnen te lopen, en
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouders en richting een stoel te duwen,

en

- die [slachtoffer 1] met de benen vast te tapen aan die stoel en haar polsen kruislings

over elkaar vast te tapen, en

- dreigend tegen die [slachtoffer 1] te schreeuwen/zeggen “ik steek je”, “nu je
pincode anders wordt het anders”, dat het niet uitgemaakt had als de deur
dicht had gezeten want ze zouden haar toch wel pakken, dat ze haar
telefoon moest geven en moest vertellen waar de kluis zich bevond en wat
haar wachtwoorden van de laptop waren;
feit 2
op 11 november 2021 te [plaats 1] tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 1] in haar woning gelegen aan de [adres 2] wederrechtelijk van de vrijheid hebben beroofd en beroofd gehouden, door (in het zwart gekleed en met bedekt gelaat, bij die [slachtoffer 1] bleven, haar in de gaten hielden en die woning doorzochten) die [slachtoffer 1] enkele uren, met haar benen vast getaped aan een stoel en met haar polsen kruislings over elkaar vast getaped, op een stoel te laten zitten;
feit 3
op meerdere tijdstippen in de periode van 1 februari 2021 tot en met 15 mei 2021 te Huizen, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- meerdere malen in het gezicht of hoofd, te slaan/stompen,

en

- tegen haar rug te slaan/stompen,

en

- (met kracht) aan de haren te trekken;
feit 4 primair
omstreeks 18 juni 2021 te Huizen [slachtoffer 2] heeft bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, en
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat, en
- enig misdrijf tegen het leven gericht, en
- zware mishandeling,

door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:

- als zij dit –allemaal- niet doet, hij wraak neemt, dat haar vader een groot
probleem heeft, dat hij mannetjes op haar ouders afstuurt en het huis laat
leeghalen,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en door (daarbij)
- op die [slachtoffer 2] af te lopen en/of te achtervolgen, en
- zijn arm richting haar op te heffen (alsof hij haar zou slaan), en
- meermalen naar zijn broeksband te grijpen/reiken (alsof daar een wapen zat),

en

- haar vast te pakken, naar de grond te trekken, (vervolgens) zijn hand op

haar mond te houden en (gelijktijdig) haar keel dicht te knijpen, en

- haar in het gezicht te slaan;
feit 5
op 23 augustus 2021 en 24 augustus 2021 te Blaricum, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het
Wetboek van Strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing van 21 juni 2021 gegeven door de officier van justitie te arrondissement Midden-Nederland, inhoudende, kort weergegeven, dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van direct en indirect contact met [slachtoffer 2] door met die [slachtoffer 2] te praten en (met haar) in zijn woning te zitten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3, 4 primair en 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 1
diefstal, voorafgegaan, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, die diefstal gemakkelijk te maken en bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers van het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
feit 2
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven en beroofd houden;
feit 3
mishandeling, meermalen gepleegd;
feit 4
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling, openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of goederen ontstaat;
feit 5
overtreding van het bepaalde in artikel 184a Wetboek van Strafrecht, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF EN MAATREGEL

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
  • een jeugddetentie voor de duur van achttien maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden dat verdachte geen (in)direct contact zoekt of heeft met het slachtoffer mw. [slachtoffer 1] en dat verdachte zich niet begeeft binnen een straal van vijfhonderd meter rondom de woning van voornoemd slachtoffer;
  • een plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel), geheel voorwaardelijk onder de voorwaarden zoals de jeugdreclassering en Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) hebben geadviseerd, met dien verstande dat er een alcoholcontrole in plaats van een alcoholverbod als bijzondere voorwaarde dient te worden opgelegd.
Daarnaast heeft de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het daaraan gekoppelde toezicht gevorderd.
Indien de rechtbank geen voorwaardelijke jeugddetentie oplegt dan wel geen bijzondere voorwaarde koppelt aan de gevorderde (gedeeltelijke) voorwaardelijke jeugddetentie, heeft de officier van justitie gevorderd de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen, te weten een (in)direct contact- en locatieverbod ten aanzien van (de woning van) het slachtoffer [slachtoffer 1] voornoemd.
De officier van justitie heeft in dat geval de dadelijke uitvoerbaarheid van deze maatregel gevorderd.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd.
Het onderzoeksteam van de politie heeft bij het onderzoek naar de woningoverval een grote focus gehad op de rol van verdachte in het geheel. Hierbij is onder meer ten aanzien van de verhoren van de medeverdachten een ondervraging door de politie toegepast, waarbij nadrukkelijk is gestuurd in de richting van verdachte als leider of bedenker van de overval. Ondanks deze sturende ondervraging, blijkt uit de verklaringen van de medeverdachten niet dat verdachte een dergelijke rol had. Ook uit de rest van het dossier blijkt onvoldoende dat verdachte de bedenker van de overval is geweest of een leidende rol heeft gehad waarbij hij de medeverdachten heeft aangestuurd. Dit is van belang voor de strafmaat.
Daarnaast dient er rekening te worden gehouden met de conclusies van de deskundigen dat de feiten verdachte in verminderde mate moeten worden toegerekend.
Vooropgesteld dient te worden dat verdachte inziet dat hij hulp nodig heeft en gemotiveerd is voor behandeling. De raadsvrouw heeft de rechtbank in overweging meegegeven een gedragsbeïnvloedende maatregel (hierna: GBM) in plaats van een voorwaardelijke PIJ-maatregel op te leggen aan verdachte.
De raadsvrouw heeft voorts te kennen gegeven dat zij zich kan vinden in door de jeugdreclassering en de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden, met dien verstande dat als bijzondere voorwaarden (mede) worden opgelegd een alcoholcontrole in plaats van een alcoholverbod en een straatverbod in plaats van een locatieverbod.
Tot slot heeft de raadsvrouw met klem verzocht geen langere onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Hierbij heeft de raadsvrouw verwezen naar de adviezen van de jeugdreclassering en de Raad.
Bij verdachte zijn de nodige stoornissen vastgesteld. Van belang is dat verdachte zo snel mogelijk wordt behandeld. Gelet op de aanwezige problematiek en de jonge leeftijd van verdachte is het belangrijkste strafdoel het voorkomen van recidive. Dit strafdoel wordt niet gediend met het terugsturen van verdachte naar de jeugdgevangenis. Voorts zal verdachte dan niet zijn vervolgopleiding kunnen vervolgen.
Als alternatief heeft de raadsvrouw verzocht naast een onvoorwaardelijke jeugddetentie die gelijk is aan het voorarrest een flinke voorwaardelijke jeugddetentie aan verdachte op te leggen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van de feiten 1 en 2
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben samen een overval beraamd en (met anderen) op 11 november 2021 gepleegd in de woning van [slachtoffer 1] , bij wie die [medeverdachte 1] al geruime tijd over de vloer kwam om computerles te geven. Voor de feitelijke uitvoering van de woningoverval hebben verdachte en [medeverdachte 1] twee andere personen benaderd, namelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . In de dagen voor de overval hebben zij in het kader van voorverkenningen allen contact gehad met elkaar, waarbij onder meer is gesproken over het kopen van ducttape en waarbij [medeverdachte 1] een plattegrond van de woning heeft getekend en heeft aangegeven waar de waardevolle spullen lagen.
Niets vermoedend, had [slachtoffer 1] op 11 november 2021 een afspraak met haar computerdocent [medeverdachte 1] . De twee uitvoerende medeverdachten zijn in het zwart gekleed en met hun gelaat bedekt, op voormelde datum op het afgesproken tijdstip naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan nadat verdachte en [medeverdachte 1] hen met de auto hadden afgezet. Zij hebben [slachtoffer 1] bij de voordeur overrompeld, zijn haar huis binnengedrongen en hebben haar in de keuken op een stoel vastgebonden met ducttape. Medeverdachte [medeverdachte 2] is direct begonnen met het doorzoeken van het huis, terwijl medeverdachte [medeverdachte 3] bij [slachtoffer 1] is gebleven. [medeverdachte 2] , die de buit, bestaande uit onder meer dure sieraden en bankpasjes, heeft vergaard, heeft het huis na korte tijd verlaten. Verdachte en [medeverdachte 1] zaten in de auto vlakbij de woning op hem te wachten, waarna zij ervandoor zijn gegaan. Medeverdachte [medeverdachte 3] is bij [slachtoffer 1] gebleven, zodat zij haar bankpasjes niet kon blokkeren en verdachte genoeg tijd had om met haar geld cryptovaluta aan te schaffen.
Nadat bleek dat verdachte het geld van de bankrekening van [slachtoffer 1] niet via haar (tevens buitgemaakte) mobiel kon omzetten in cryptovaluta, is [medeverdachte 1] samen met verdachte en [medeverdachte 2] naar Utrecht gereden om het daar op één of andere wijze te proberen. Toen ook dat niet lukte is verdachte, na verschillende omzwervingen met de buit, door [medeverdachte 1] thuis afgezet.
Terwijl [slachtoffer 1] nog altijd in haar eigen woning werd gegijzeld door de andere uitvoerende medeverdachte, heeft zij de mogelijkheid gezien naar het toilet te gaan, een telefoon mee te smokkelen en de politie te bellen. Toen de medeverdachte dit ontdekte, is ook hij gevlucht.
Medeverdachte [medeverdachte 1] is een dag na de woningoverval, op 12 november 2021, aangehouden. Medeverdachte [medeverdachte 3] verkeerde in gewetensnood en heeft zich een aantal dagen later bij de politie gemeld. Medeverdachte [medeverdachte 2] is op 25 november aangehouden en verdachte op 29 november 2021.
Het is onduidelijk gebleven wat er met de buit, en dan met name met de sieraden, is gebeurd. Diezelfde avond is de buit verstopt in, maar ook weer opgehaald uit, de tuin van de oma van verdachte in Leersum. Op enig moment is bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] het gevoel ontstaan dat zij gevolgd werden, waarna zij langs de weg telkens delen van de buit zouden hebben weggegooid, aldus [medeverdachte 1] . Feit is dat van de collectie sieraden slechts één horloge is teruggevonden.
Door aldus te handelen heeft verdachte veel leed en verdriet veroorzaakt bij [slachtoffer 1] , hetgeen onder meer blijkt uit de verklaring die in het kader van het spreekrecht naar voren is gebracht en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort ernstige delicten nog lange tijd nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De rechtbank heeft ter terechtzitting vernomen dat de gebeurtenissen tot op de dag van vandaag hevige emoties bij [slachtoffer 1] oproepen en nog steeds van grote invloed zijn op haar leven. Verdachte en zijn medeverdachten hebben in het geheel niet stilgestaan bij het persoonlijke leed dat zij bij het slachtoffer hebben teweeggebracht en hebben hun persoonlijke en financiële belangen vooropgesteld. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank rekent verdachte voorts aan dat dergelijke feiten doorgaans grote onrust in de gemeenschap veroorzaken en bovendien een grote inbreuk vormen op het gevoel van veiligheid van de (buurt)bewoners. Immers, een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen. De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met het gewelddadige karakter van deze feiten, waardoor ook de rechtsorde ernstig is geschokt en in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg worden gebracht.
Tot slot overweegt de rechtbank dat verdachte, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, één van de leidende figuren is geweest bij de gewelddadige woningoverval. Dit volgt uit de actieve rol die verdachte heeft gehad in de voorbereidende fase van de woningoverval, in de uitvoering daarvan en naderhand. Zo volgt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onder meer dat verdachte al dan niet samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de feitelijke uitvoerders heeft ingeschakeld voor de ‘klus’, met [medeverdachte 1] overleg voerde over de overval en daarna informatie doorspeelde aan de uitvoerders. Verder zou verdachte een essentieel onderdeel met betrekking tot de (gekwalificeerde) diefstal uitvoeren, namelijk het omzetten van het geld op de bankrekening van [slachtoffer 1] naar cryptovaluta en het (tijdelijk) stallen van de buit (met sieraden) bij zijn oma. Weliswaar is in de verhoren van de medeverdachten veel doorgevraagd naar de rol van verdachte in het geheel, maar verdachte dichtte zich zelf aanvankelijk een aanzienlijk kleinere rol toe dan de rol die de medeverdachten zichzelf toedichtten in hun verhoren. Het doorvragen naar de rol van verdachte was onder die omstandigheden gerechtvaardigd. De rechtbank oordeelt voorts dat er geen aanwijzingen zijn dat de wijze van ondervraging heeft geleid tot onbetrouwbare verklaringen.
De rechtbank acht de leidende rol van verdachte bij de gewelddadige woningoverval strafverzwarend.
Aard en ernst van de feiten 3, 4 en 5
Naast de door de verdachte in vereniging gepleegde woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het meermaals mishandelen van zijn vriendin [slachtoffer 2] , het bedreigen van haar met onder meer de dood, en het overtreden van een gedragsaanwijzing, te weten een contactverbod met [slachtoffer 2] .
De mishandelingen van zijn vriendin hebben zich in een periode van enkele maanden voorgedaan. Hierbij heeft verdachte meerdere malen in het gezicht van het slachtoffer geslagen en heeft hij ook eenmaal tegen haar rug gestompt. Verder heeft hij met kracht aan de haren van slachtoffer getrokken. De laatste mishandeling, namelijk die op 15 mei 2021, waarbij verdachte tegen het oog van zijn vriendin heeft geslagen, leidde tot een bebloed gezicht en een blauw oog bij het slachtoffer. Naar aanleiding van dit incident heeft het slachtoffer verklaard over eerdere mishandelingen die verdachte heeft gepleegd.
Toen verdachte vanwege mishandeling op 17 juni 2021 is opgehouden voor verhoor, heeft hij direct nadat hij weer in vrijheid is gesteld zijn vriendin bedreigd, omdat haar vader aangifte tegen hem had gedaan en ook zij belastend over hem had verklaard. Verdachte heeft daarbij onder meer tegen het slachtoffer gezegd dat hij wraak zou nemen en mannetjes op haar ouders zou afsturen. Ook heeft hij haar gedreigd te slaan (en haar ook daadwerkelijk geslagen), achtervolgd, meermalen naar zijn broeksband gegrepen alsof daar een wapen zat, haar vastgepakt, naar de grond getrokken, zijn hand op haar mond gehouden en haar keel dicht geknepen.
Vervolgens is verdachte een gedragsaanwijzing opgelegd, onder meer inhoudende een contactverbod met het slachtoffer. Deze gedragsaanwijzing heeft verdachte overtreden door met het slachtoffer te praten, haar de woning binnen te laten en met haar in zijn woning te zitten.
De door de verdachte gepleegde mishandelingen kunnen worden aangemerkt als huiselijk geweld. Vaak vonden de mishandelingen plaats op plekken waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig had moeten voelen en waarbij er geen getuigen aanwezig waren. Dergelijk geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers hiervan meestal nog geruime tijd klachten kunnen ondervinden als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. Hier blijkt ook in het onderhavige geval sprake van te zijn geweest, nu het slachtoffer de mishandelingen door verdachte aanvankelijk heeft verzwegen en later heeft verklaard dat zij bang is voor verdachte. De rechtbank acht het bovendien strafverzwarend dat de mishandelingen gedurende een langere periode hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van de bedreiging van zijn vriendin overweegt de rechtbank dat deze bedreiging bij het slachtoffer serieuze gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt, zoals ook uit haar aangifte naar voren is gekomen.
Voorts heeft een contactverbod verdachte er niet van weerhouden om met het slachtoffer te praten en met haar in zijn woning te zitten. Ondanks het feit dat het slachtoffer het initiatief tot contact zou hebben genomen, diende verdachte haar te vermijden en de deur te wijzen. Dit heeft hij niet gedaan. Een contactverbod is er niet voor niets. Door zijn handelen heeft verdachte laten merken geen respect te hebben voor het verbod dat hem door de officier van justitie is opgelegd.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
  • een Pro Justitia-rapport van 22 september 2022, opgemaakt door F.M.J. Bruggeman, psychiater;
  • een Pro Justitia-rapport van 25 september 2022, opgemaakt door R.M. Smits, kinder- en jeugdpsycholoog;
  • een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 21 oktober 2022, waaruit volgt dat verdachte op 22 maart 2021 door de kinderrechter in deze rechtbank wegens, kort gezegd, het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, onder meer is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden met een proeftijd van twee jaren;
  • een rapport van de Raad van 15 november 2022, opgemaakt door R.J. Verhoek, raadsonderzoeker;
  • een rapport van Jeugdreclassering en Jeugdbescherming Gelderland van 25 november 2022, opgemaakt door H. Drost, jeugdreclasseringswerker.
Het advies van de deskundigen
Uit voormelde Pro Justitia-rapportages volgt dat bij verdachte sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische persoonlijkheidskenmerken, een ongespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- en gedragsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Daarnaast is er sprake van een ouder-kindrelatieprobleem en antisociaal gedrag bij een adolescent. Deze stoornissen en gebrekkige ontwikkeling waren aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten.
Volgens de psychiater levert verdachte zijn aandeel in de woning overval, indien dit bewezen wordt geacht, vanuit de behoefte om snel veel geld te verdienen.
De hoogoplopende conflicten met zijn moeder, de afwijzingen en de dreigende verlating maakten dat hij gevoelens van afhankelijkheid en kwetsbaarheid afweert door het creëren van een vlucht voorwaarts in de zin van het streven naar financiële onafhankelijkheid. Op deze wijze kan hij niet meer gekrenkt worden en beschermt hij zijn opgeblazen zelfgevoel.
Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling, bedreiging en overtreding van het contactverbod rapporteert de psychiater het volgende.
Verdachtes relatie met zijn vriendin wordt gekenmerkt door enerzijds dominantie en anderzijds aversie van verdachte. Ondanks de wispelturige verhouding, maakt
verdachte geen aanstalten om de verkering te beëindigen. Hij blijft haar - ondanks het contactverbod - ontvangen en naar eigen zeggen opvangen en beschermen tegen haar ouders. Zij vervult bij verdachte een functie in de zin dat hij haar domineert en beschermt. Op het moment dat zij echter aangifte doet van geweld en geen openheid van zaken geeft, veroorzaakt dit bij verdachte woede op basis van (narcistische) krenking en wordt zijn zelfgevoel bedreigd. Verdachte is zich tijdens het bedreigingsincident bewust van zijn kalme houding en het effect van zijn gedrag op het slachtoffer. Verdachte lijkt zijn kalme gedrag te gebruiken om haar te dwingen tot het aanbieden van excuses. Verdachte is niet in staat om zich te verplaatsen in haar en wat zijn gedrag bij haar aan gevoelens kan oproepen. Hij is gefixeerd op eigen behoeftebevrediging en het ongedaan maken van de krenking. Deze wijze van relatievorming, de gebruikmakende component in de relatievorming en het afweren van intimiteit door dominantie en aversie komt voort uit een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling waarbij verdachte niet verdraagt dat zij niet doet
wat hij zegt. Dit roept woede op en vanuit zijn slechte impulsregulatie en antisociaal gedrag slaat hij haar op het moment dat zij niet reageert zoals hij wenst.
Gelet op het voorgaande adviseert de psychiater verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
Blijkens de Pro Justitia-rapportages is er verder sprake van hoog tot zeer hoog recidiverisico indien verdachte geen behandeling ondergaat. Om de kans op recidive te verkleinen en voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte is het volgens de psycholoog van groot belang dat de bedreigde en zeer zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling afgewend wordt. Daarnaast zal de impulscontrole, de agressiehantering en het problematische middelengebruik onderdeel moeten zijn van de individuele behandelgesprekken, evenals de onderliggende dynamiek in de (gezins)relatie(s). Verplichte individuele en systemische behandeling (zowel op de ouder-kind- als de partnerrelatie gericht) is aldus aangewezen. In dat kader wordt gedacht aan het ambulante en ‘outreachende’ Topzorgprogramma van de Waag. Ondanks het feit dat verdachte geen veelpleger is of verscheidene maatschappelijke problemen heeft, wordt verdachte wel verdacht van (onder andere) een ‘High Impact Crime’ en wordt de noodzaak gezien voor intensieve behandeling wegens het hoge tot zeer hoge recidiverisico. Binnen het Topzorgprogramma bestaat de mogelijkheid om een systeemtherapeut te betrekken om zich te richten op de verstoorde gezinsrelatie(s). De eerdere schendingen van voorwaarden en de laconieke en zelfbepalende houding van verdachte, zowel thuis als in justitiële zin, vragen om een stevige stok achter de deur.
Indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht wordt door de psychiater en de kinder- en jeugdpsycholoog een voorwaardelijke Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) als meest passende maatregel gezien om de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling te behandelen en verder crimineel gedrag te voorkomen. Ook biedt een voorwaardelijke PIJ-maatregel een belangrijke motivatie voor verdachte om zich te richten op zijn toekomst en pro-sociale activiteiten, zoals school en een gestructureerde vrijetijdsbesteding. Een GBM achten de deskundigen te licht en van te korte duur om het recidivegevaar terug te dringen.
Het advies van de Raad
De Raad kan zich grotendeels vinden in de adviezen zoals die zijn beschreven in de Pro Justitia-rapportages.
Er is vanaf september 2020 sprake van een verplicht kader in de vorm van jeugdreclasseringsbegeleiding. Binnen dit kader heeft verdachte zich meermaals niet aan de regels en voorwaarden gehouden. Het kader heeft in ieder geval herhaling niet kunnen voorkomen, gelet op de ten laste gelegde feiten. Gezien de behandelnoodzaak prefereert de Raad (conform het advies van de deskundigen) het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel boven een voorwaardelijke jeugddetentie of GBM. Aangezien verdachte negen maanden in voorarrest heeft gezeten, adviseert de Raad geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Verdachte gaat thans naar school en probeert ‘het normale leven’ weer op te pakken. Bovendien wordt verdachte door de jeugdreclassering aangemeld voor behandeling. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie zou deze belangrijke en noodzakelijke ontwikkelingen kunnen dwarsbomen.
Ten aanzien van de voorwaardelijke PIJ-maatregel adviseert de Raad om de in het rapport genoemde bijzondere voorwaarden op te leggen en daarbij te bevelen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het advies van de jeugdreclassering
De jeugdreclassering kan zich vinden in de geadviseerde voorwaarden van de Raad, met dien verstande dat, gelet op zijn aanstaande verhuizing terug naar [plaats 1] , verdachte zich onder behandeling laat stellen bij De Waag in Amersfoort in plaats van Transfore in Doetinchem (dit geldt eveneens voor de verslavingszorgorganisatie), het locatieverbod geldt voor de straat waarin het slachtoffer [slachtoffer 1] woont, het elektronisch toezicht voor maximaal de duur van drie maanden is en verdachte geen alcoholverbod wordt opgelegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij behandeling nodig heeft en dat hij wil meewerken aan de (bijzondere) voorwaarden die aan de geadviseerde PIJ-maatregel zijn gekoppeld.
De op te leggen maatregel en straf
PIJ-maatregel
Om de door de officier van justitie gevorderde PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s Sr worden genoemd. Ten eerste moet verdachte een gebrekkige ontwikkeling of stoornis hebben. Ten tweede moet het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd een misdrijf zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld of het feit moet behoren tot één van de misdrijven omschreven in onder andere artikel 285 Sr. Ten derde moet de PIJ-maatregel volgens de wet noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Als laatste moet de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van verdachte zijn.
Gelet op de misdrijven waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt en de conclusies van de gedragskundige rapportages over verdachte, is aan deze voorwaarden voldaan. Bij verdachte is immers vastgesteld dat ten tijde van het plegen van de strafbare feiten sprake was van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische persoonlijkheidskenmerken, een ongespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- en gedragsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een misdrijf zoals in artikel 285 Sr is beschreven en misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Er is een hoge tot zeer hoge kans aanwezig dat verdachte opnieuw delinquent (gewelddadig) gedrag zal vertonen en de PIJ-maatregel is in het belang van de ontwikkeling van verdachte, aldus de bevindingen van de deskundigen.
Nu aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is voldaan, en met inachtneming van de hiervoor besproken adviezen van de psychiater en psycholoog, zal de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte opleggen met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de jeugdreclassering, met dien verstande dat de rechtbank verder als bijzondere voorwaarde een alcoholcontrole oplegt. De rechtbank zal een proeftijd van twee jaren verbinden aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel opgelegd wordt ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Derhalve kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, zoals bedoeld in artikel 77t, derde lid Sr. In het geval dat een betrokkene na afloop van die maximale termijn van zeven jaar en na terugplaatsing niet uitbehandeld is, en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting van de PIJ-maatregel in TBS eist, voorziet het bepaalde in artikel 77tc Sr in omzetting in die maatregel.
De rechtbank zal Jeugdbescherming Gelderland te Arnhem de opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verdachte heeft strafbare feiten gepleegd die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van
personen. De deskundigen hebben de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen
ingeschat als hoog tot zeer hoog. De rechtbank neemt dat oordeel over. Om die reden beveelt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Jeugddetentie
De oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting (LOVS) zijn vastgesteld gaan bij een overval op een woning uit van een jeugddetentie voor de duur van zes maanden. Strafverzwarende omstandigheden, zoals de aard en ernst van het geweld, de aard en ernst van het letsel, het georganiseerde karakter van de groep en de kwetsbaarheid van het slachtoffer zijn hier nog niet in meegenomen. Voorts was verdachte een van de leidende figuren bij de gewelddadige woningoverval, hetgeen de rechtbank zoals reeds overwogen strafverzwarend acht.
Wat verder uit het dossier naar voren komt is dat verdachte op een kille en berekende wijze over de woningoverval met zijn moeder sprak. Zo volgt uit een tapgesprek dat verdachte “het echt super kut vind dat hij is gaan praten” [de rechtbank begrijpt: praten met de politie]. Verder zegt verdachte in het getapte gesprek dat “het enige wat ze op me hebben, is die ducttape”. Deze houding van verdachte kent overeenkomsten met hoe verdachte zich aanvankelijk maar ook later in het proces heeft opgesteld. Waar verdachte bij de politie zijn rol zo klein mogelijk heeft proberen te houden door te verklaren dat hij enkel de ducttape had gekocht, geen idee had waar dit voor diende en alleen op de uitkijk stond, heeft verdachte ter terechtzitting ook niet het achterste van zijn tong laten zien. Zo heeft hij wel toegegeven dat er woningoverval zou plaatsvinden, echter heeft hij ontkend dat hij een van de leidende figuren was, terwijl uit het dossier het tegendeel blijkt. Ook heeft verdachte op de zitting verklaard dat hij niets wist van het plan om het geld van de bankrekening van het slachtoffer in Utrecht om te zetten in cryptovaluta en om de sieraden in Duitsland te verkopen, hoewel voor deze wetenschap toch wel degelijk aanwijzingen in het dossier zijn.
Naast het feit dat verdachte aanvankelijk zijn rol heeft willen minimaliseren en later ook niet geheel openheid van zaken heeft gegeven over de woningoverval, zou verdachte volgens medeverdachte [medeverdachte 2] ook actieve handelingen hebben verricht om zijn eigen hachje te redden. Zo heeft [medeverdachte 2] verklaard dat verdachte, door hem € 25.000,- te beloven als hij verdachte zou verdedigen, hem heeft proberen om te kopen. Verdachte heeft dit ontkend, maar de rechtbank ziet bij verdachte wel een patroon in zijn handelen, waarbij het wegkomen met strafbare feiten op de voorgrond staat.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn vriendin [slachtoffer 2] gedurende een langere periode, het bedreigen van haar en het overtreden van het contactverbod met haar. Ook wat betreft deze eerste twee feiten houdt de rechtbank (in strafverzwarende zin) rekening met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft de meeste handelingen ontkend, dan wel verklaard dat [slachtoffer 2] de incidenten heeft verzonnen ofwel aangedikt. Verdachte neemt hiermee geen verantwoordelijkheid voor hetgeen hij [slachtoffer 2] heeft aangedaan. Dit acht de rechtbank uiterst kwalijk.
Ten aanzien van het overtreden van het contactverbod merkt de rechtbank op dat ook dit gedrag typerend voor hem is. Verdachte wordt een gedragsaanwijzing opgelegd, maar houdt zich daar niet aan. Ditzelfde geldt voor de voorwaardelijke jeugddetentie die verdachte door de kinderrechter in maart 2021 is opgelegd. Verdachte heeft zich gedurende de proeftijd meermaals niet aan de algemene voorwaarde gehouden door de hierboven genoemde bewezen en strafbaar verklaarde feiten te plegen. Ook dit acht de rechtbank strafverzwarend.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank een jeugddetentie voor lange duur passend en geboden. Naast het strafdoel van het voorkomen van recidive dient ook het strafdoel van vergelding en genoegdoening te worden gediend. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere (zeer) ernstige strafbare feiten. Daarnaast is er sprake van meerdere strafverzwarende elementen. Dat hij de onderhavige feiten op (zeer) jonge leeftijd heeft begaan acht de rechtbank voorts verontrustend en tamelijk schokkend. De in de rapporten genoemde beschermende factoren, zoals schoolgang en een betrokken moeder en familieleden, zijn geen beschermende factoren gebleken. Ondanks de aanwezigheid van deze factoren heeft verdachte zich immers meerdere keren schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte zal kunnen starten met zijn behandeling in het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank is echter, gelet op alles wat zij hiervoor heeft overwogen, van oordeel dat een langere jeugddetentie is geboden dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank realiseert zich dat deze beslissing rauw op verdachtes dak zal vallen, dat dit gevolgen zal hebben voor zijn studie en dat de behandeling dan nog even op zich moet laten wachten, maar de rechtbank oordeelt dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van de feiten en het leed dat de slachtoffers is toegebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, opleggen. Het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie acht de rechtbank niet opportuun gezien de op te leggen voorwaardelijke PIJ-maatregel. Aan deze voorwaardelijke PIJ-maatregel zal de rechtbank ook het gevorderde contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarden koppelen. De rechtbank zal wat betreft het locatieverbod aansluiting zoeken bij het locatieverbod zoals dat ook is opgelegd in de vonnissen die zijn gewezen in de zaken van de medeverdachten. Dat betekent dat aan verdachte een locatieverbod zal worden opgelegd voor de [straat] . Een verdergaand locatieverbod, zoals door de officier van justitie gevorderd, zou immers betekenen dat niet alleen verdachte, maar ook zijn moeder en stiefvader de facto niet terug zouden kunnen naar hun woning.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen, met daaraan verbonden de voorwaarden zoals hierna genoemd in het dictum. De voorwaarden en het daaraan gekoppelde toezicht worden dadelijk uitvoerbaar verklaard. Uit de over verdachte opgemaakte rapporten blijkt immers dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank komt onder meer tot een bewezenverklaring van een in vereniging gepleegde gewelddadige woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Gelet op de ernst van deze feiten wegen de strafvorderlijke belangen bij het hervatten van de thans geschorste voorlopige hechtenis zwaarder dan de persoonlijke belangen van de verdachte die voortduring van een schorsing zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom opheffen.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 1] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 265.911,45, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 11 november 2021.
De vordering valt uiteen in de volgende posten:
Eigen bijdrage ziektekosten € 280,-
Reiskosten € 579,-
Vervoerskosten in verband met diefstal van beide autosleutels € 1.298,30
Beveiliging huis € 8.138,15
Gestolen sieraden € 240.616,-
Immateriële schade € 15.000,-
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot hoofdelijke toewijzing van de gehele vordering, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van schadevergoedingsmaatregel, waarbij het aantal dagen gijzeling op nihil dient te worden gesteld.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de schadeposten ‘eigen bijdrage ziektekosten’, ‘gestolen sieraden’ en ‘reiskosten’ niet betwist, in zoverre dat een bedrag van € 66,- aan reiskosten die zijn gemaakt voor besprekingen met de advocaat van [slachtoffer 1] moeten worden aangemerkt als proceskosten en niet als rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit.
Ten aanzien van de schadepost ‘beveiliging van het huis’ heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit niet als rechtstreekse schade kan worden aangemerkt en dat de benadeelde partij op dit punt van de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De raadsvrouw heeft ten aanzien van de schadepost ‘vervoerskosten in verband met diefstal van de autosleutels’ eveneens aangevoerd dat deze niet voor toewijzing in aanmerking kan komen, nu het rechtstreekse verband met het bewezen verklaarde feit onvoldoende uit de vordering blijkt en daarmee onvoldoende is onderbouwd. De benadeelde partij dient op dit punt niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Ten aanzien van de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw verzocht aansluiting te zoeken bij hetgeen is toegewezen in de zaken van de medeverdachten en aldus het te vergoeden bedrag aan immateriële schade vast te stellen op een bedrag niet hoger dan
€ 7.500,-.
Tot slot heeft de raadsvrouw primair verzocht te bepalen dat verdachte aansprakelijk zal zijn voor het betalen van een vierde deel van het toegewezen schadebedrag en te bepalen dat verdachte niet hoofdelijk aansprakelijk wordt gesteld voor het gehele toe te wijzen bedrag. In dat verband heeft de raadsvrouw verzocht aansluiting te zoeken bij het vonnis inzake medeverdachte [medeverdachte 3] , waarbij ook over is gegaan tot toewijzing van een vierde deel van de gehele schade en niet tot hoofdelijke toewijzing van het gehele schadebedrag.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht de toe te wijzen onderdelen van de vordering hoofdelijk toe te wijzen, maar dat het bedrag in vieren wordt gedeeld bij de vaststelling van de verplichting tot betaling aan de Staat. Hiermee kan de staat het bedrag voor een vierde deel van de toe te wijzen vordering op verdachte verhalen en bestaat er voor de benadeelde partij de mogelijkheid om, indien de medeverdachten niet zouden betalen, via de civiele route aanspraak te maken op het geld dat haar toekomt. Op deze manier kan alsnog tegemoet worden gekomen aan het belang van de benadeelde partij bij de vergoeding van haar geleden schade en het belang van verdachte bij het kunnen focussen op zijn behandeling en toekomst.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende verband bestaat tussen het bewezen verklaarde handelen van verdachte en de door de benadeelde partij gevorderde schade om te kunnen aannemen dat de benadeelde partij door dit handelen rechtstreekse schade is toegebracht tot een bedrag van € 242.707,30.
Dit bedrag bestaat uit de volgende posten:
Eigen bijdrage ziektekosten € 280,-
Vervoerskosten in verband met diefstal van beide autosleutels € 1.298,30
Reiskosten € 513,-
Gestolen sieraden € 240.616,-
De rechtbank acht de posten ‘eigen bijdrage ziektekosten’ en ‘vervoerskosten in verband met diefstal van beide autosleutels’ volledig toewijsbaar.
De post ‘reiskosten’ valt uiteen in de volgende onderdelen:
-
Psycholoog Leiden
150 kilometer x 7 bezoeken in 2022 x € 0,30 [13] = € 315,-
-
Fysiotherapeut Ede
100 kilometer x 3 bezoeken in 2021 x € 0,26 = € 78,-
100 kilometer x 4 bezoeken in 2022 x € 0,30 = € 120,-
-
Advocaat Utrecht
40 kilometer x 3 bezoeken in 2022 x € 0,30 = € 36,-
-
Parkeerkosten Utrecht
€ 30,-
De rechtbank acht de reiskosten ten aanzien van de bezoeken aan de psycholoog en de fysiotherapeut toewijsbaar, ten bedrage van € 513,- [14] .
Ten aanzien van de reis- en parkeerkosten in verband met de bezoeken aan de advocaat geldt dat deze kosten géén rechtstreekse materiële schade ten gevolge van het strafbare feit zijn. [15] De kosten zijn wel aan te merken als proceskosten en in dat kader acht de rechtbank de gevorderde reis- en parkeerkosten (€ 66,-) toewijsbaar.
Wat betreft de post ‘gestolen sieraden’ is de rechtbank van oordeel dat de benadeelde partij haar vordering voldoende heeft onderbouwd. Deze schadepost is door de verdediging niet betwist. Deze schadepost staat daarmee vast en zal worden toegewezen.
De rechtbank acht de benadeelde partij niet-ontvankelijk voor zover de vordering ziet op de kosten die zijn gemaakt in het kader van de post ‘beveiliging van het huis’. In het algemeen geldt dat kosten van beveiliging in verband met toekomstige gebeurtenissen niet kunnen worden aangemerkt als materiële schade die het gevolg is van een eerdere gebeurtenis. Dat volgt ook uit de wetsgeschiedenis [16] . In de onderhavige casus zijn de beveiligingsmaatregelen na de bewezen verklaarde feiten aangeschaft als beveiliging tegen toekomstige soortgelijke feiten, zodat deze kosten niet voor vergoeding in aanmerking komen Dat de certificaten van de schilderijen bij de overval zijn weggenomen en dat de benadeelde partij daarom bang is dat men terug zal komen om ook de schilderijen zelf mee te nemen, doet aan het voorgaande niet af. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Immateriële schade
Wat betreft de gevorderde immateriële schadevergoeding overweegt de rechtbank als volgt.
Volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek komt in de volgende gevallen (samengevat) vergoeding van ander nadeel dan vermogensschade in aanmerking:
  • wanneer het oogmerk bestond zodanig nadeel toe te brengen;
  • bij lichamelijk letsel, aantasting in de eer of goede naam of aantasting in de persoon op andere wijze;
  • bij aantasting van de nagedachtenis van de overledene.
Uit vaste jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat van de onder b. bedoelde aantasting in de persoon ‘op andere wijze’ in ieder geval sprake is indien de benadeelde partij geestelijk letsel heeft opgelopen. Degene die zich hierop beroept, zal voldoende concrete gegevens moeten aanvoeren waaruit kan volgen dat in verband met de omstandigheden van het geval psychische schade is ontstaan. Daartoe is vereist dat naar objectieve maatstaven het bestaan van geestelijk letsel kan worden vastgesteld.
Op basis van het onderzoek ter terechtzitting is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks nadeel is toegebracht dat niet uit vermogensschade bestaat, te weten lichamelijk letsel ontstaan door de toepassing van ducttape, een verergering van tinnitusklachten en een (voorlopige) diagnose van een posttraumatische stressstoornis. Tevens gebruikt het slachtoffer sinds het bewezenverklaarde medicatie, te weten antidepressiva en kalmeringstabletten. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank is derhalve van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding onder het bereik van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
De rechtbank begroot de immateriële schade naar billijkheid op een bedrag van € 7.500,-. Daarbij heeft zij gelet op de beslissingen in soortgelijke zaken. Het overige deel van de gevorderde immateriële schade (€ 7.500,-) zal worden afgewezen.
Wettelijke rente
De ingangsdatum van de wettelijke rente wordt gesteld op 11 november 2021, zijnde de datum waarop de bewezen verklaarde feiten zich hebben voorgedaan.
Proceskosten
De rechtbank zal verdachte, die als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij kan worden aangemerkt, tevens veroordelen in de proceskosten aan de zijde van de benadeelde partij. Zoals hiervoor is weergegeven acht de rechtbank de gevorderde reis- en parkeerkosten
(€ 66,-), gemaakt ten behoeve van de bezoeken aan de advocaat, in dit kader toewijsbaar.
Hoofdelijkheid
De rechtbank stelt vast dat verdachte de bewezen verklaarde feiten samen met anderen heeft gepleegd, wat betekent dat voor verdachte een wettelijke verplichting bestaat tot vergoeding van schade aan de benadeelde partij ter hoogte van een bedrag van in totaal € 250.207,30, waarbij verdachte hoofdelijk verbonden is met de medeplegers van het misdrijf. De rechtbank ziet geen reden om van dit uitgangspunt af te wijken. De redenen om de schadevergoedingsverplichting bij medeverdachte [medeverdachte 3] te matigen gelden niet in de zaak van verdachte. Ook de overige door de raadsvrouw aangevoerde redenen vormen geen aanleiding om af te wijken van de hoofdregel van hoofdelijke aansprakelijkheid.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om aan de verdachte de maatregel tot schadevergoeding op te leggen ter hoogte van € 250.207,30, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2021 tot aan de dag der algehele voldoening
,nu de rechtbank het wenselijk acht dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert.
De rechtbank zal daarbij, conform de vordering van de officier van justitie, het aantal dagen gijzeling dat kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt op nihil stellen.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

10.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter op 22 maart 2021 opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden toe te wijzen.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen, gelet op hetgeen zij heeft betoogd ten aanzien van de strafmaat. Als alternatief heeft de raadsvrouw verzocht de jeugddetentie om te zetten in een werkstraf dan wel de proeftijd met een jaar te verlengen.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 22 maart 2021 (parketnummer 16.311091.21) is verdachte een jeugddetentie voor de duur van twee maanden voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan strafbare feiten. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden. Gelet op hetgeen de rechtbank ten aanzien van de strafmaat heeft overwogen, ziet de rechtbank geen reden om de vordering af te wijzen, de proeftijd te verlengen met een jaar, dan wel de jeugddetentie om te zetten in een werkstraf.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77s, 77x, 77y, 77z, 77aa, 184a, 282, 285, 300, 312 en 77gg van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
  • verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
  • verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
  • verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf en maatregel
  • veroordeelt verdachte tot
  • bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
  • legt aan verdachte op
  • bepaalt dat de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen
  • stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
  • als voorwaarden gelden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte:
* zich in het kader van Toezicht en Begeleiding, waarvan maximaal zes maanden zullen bestaan uit de maatregel ITB Harde Kern, zich daarna gedurende een door de Jeugdbescherming Gelderland te Arnhem te bepalen periode en door deze jeugdreclassering te bepalen tijdstippen meldt bij voornoemde jeugdreclassering, zo frequent en zolang de jeugdreclassering dat gedurende de proeftijd noodzakelijk acht, en zijn medewerking verleent aan de daaruit voortvloeiende afspraken;
* meewerkt aan behandeling van De Waag (ambulante forensische zorg; module Topzorg te Amersfoort) of een soortgelijke instelling en/of Phase 01 (Hilversum), Jellinek Gooi & Vechtstreek (verslavingszorg) of een soortgelijke instelling, zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
* gedurende de proeftijd onderwijs of een andere passende dagbesteding volgt;
* zich niet bevindt op de [straat] te [plaats 1] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt, waarbij de politie wordt opgedragen toezicht te houden op de naleving van het locatieverbod;
* zich voor de maximale duur van drie maanden (bij ingang van invrijheidsstelling) ter controle van het locatieverbod onder elektronisch toezicht stelt;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met de medeverdachten [medeverdachte 1] (geboren op [geboortedatum 2] 2002), [medeverdachte 3] (geboren op [geboortedatum 3] 2002) en [medeverdachte 2] (geboren op [geboortedatum 4] 2005), zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht, waarbij de politie wordt opgedragen toezicht te houden op de naleving van het contactverbod;
* op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zal opnemen, zoeken of hebben met het slachtoffer [slachtoffer 1] , tenzij het herstelbemiddeling op uitdrukkelijk verzoek van het slachtoffer betreft, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig acht;
* zich zal onthouden van het gebruik van drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal meewerken aan controles ten aanzien van het gebruik van alcohol door middel van ademonderzoek en/of urineonderzoek;
waarbij aan de gecertificeerde instelling, te weten Jeugdbescherming Gelderland te Arnhem, opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn;
Voorlopige hechtenis
- heft op de schorsing van de voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • wijst de vordering van de benadeelde partij toe tot een bedrag van
  • veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan de benadeelde partij van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
  • wijst de vordering van de benadeelde partij voor een bedrag van
  • verklaart de benadeelde partij voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
  • veroordeelt verdachte ook hoofdelijk in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken, tot op dit moment begroot op
  • legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van de benadeelde partij aan de Staat € 250.207,30 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 november 2021 tot de dag van volledige betaling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.311091.21
-
wijstde vordering
toe;
-
gelast de tenuitvoerleggingvan de door de kinderrechter in deze rechtbank bij vonnis van 22 maart 2021 opgelegde
voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 2 (twee) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. den Haan, voorzitter, mrs. M.C. Danel en N. van Esch, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.N. Aalders, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 december 2022.
Mrs. Danel en Van Esch zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 11 november 2021 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
in/uit de woning gelegen aan de [adres 2] ,
1000 Euro, althans enig geldgedrag en/of een autosleutel en/of een paspoort en/of
een ID-kaart en/of diverse horloges en/of diverse sieraden en/of een mobiele
telefoon (iPhone) en/of een laptop (MacBook) en/of een creditcard en/of
bankpassen (ING en/of ABN-AMRO) en/of een Securitas beveiligingskaart,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een
ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n)
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om die
diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
(terwijl hij/zij in het zwart was/waren gekleed en/of zijn/hun gelaat had(den)
bedekt)
- onverhoeds die woning binnen te rennen/lopen en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken bij de schouders en richting een stoel te duwen,

althans te geleiden en/of

- die [slachtoffer 1] met de benen vast te tapen aan die stoel en/of haar polsen kruislings

over elkaar vast te tapen en/of

- dreigend tegen die [slachtoffer 1] te schreeuwen/zeggen “ik steek je” en/of “nu je
pincode anders wordt het anders” en/of dat het niet uitgemaakt had als de deur
dicht had gezeten want ze zouden haar toch wel pakken en/of en/of dat ze haar
telefoon moest geven en/of moest vertellen waar de kluis zich bevond en/of wat
haar wachtwoorden van de laptop waren, althans woorden van gelijke dreigende
aard of strekking;
2
hij op of omstreeks 11 november 2021 te [plaats 1]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
[slachtoffer 1]
In haar woning gelegen aan de [adres 2]
wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door
(terwijl hij/zij in het zwart was/waren gekleed en/of zijn/hun gelaat had(den)
bedekt en/of bij die [slachtoffer 1] bleef/bleven en/of haar in de gaten hield(en) en/of
die woning doorzocht(en))
die [slachtoffer 1] enkele uren, althans gedurende langere tijd, met haar benen vast
getaped aan een stoel en/of met haar polsen kruislings over elkaar vast getaped op
een stoel te laten zitten;
3
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 februari 2021 tot
en met 15 mei 2021 te Huizen, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft mishandeld
door die [slachtoffer 2]
- een of meerdere malen in het gezicht, althans tegen het hoofd, te slaan/stompen,

en/of

- een of meerdere malen tegen haar rug, althans het lichaam, te slaan/stompen,

en/of

- (met kracht) aan de haren te trekken;
4
hij, op of omstreeks 18 juni 2021 te Huizen, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft
bedreigd met
- openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en/of goederen, en/of
- enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen of

goederen, en/of

- enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of
- zware mishandeling,

door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:

- dat zij een snitch en een verrader is, en/of
- dat zij haar verklaring moet intrekken en haar vader moet bewegen de aangifte in

te trekken, en/of

- dat zij sorry moet zeggen, en/of
- als zij dit –allemaal- niet doet, hij wraak neemt, dat haar vader een groot
probleem heeft, dat hij mannetjes op haar ouders afstuurt en het huis laat
leeghalen,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of door (daarbij)
- op die [slachtoffer 2] af te lopen en/of te achtervolgen, althans achter haar aan te

rennen, en/of

- zijn arm richting haar op te heffen (alsof hij haar zou slaan), en/of
- meermalen naar zijn broeksband te grijpen/reiken (alsof daar een wapen zat),

en/of

- haar vast te pakken en/of naar de grond te trekken en/of (vervolgens) zijn hand op

haar mond te houden en/of (gelijktijdig) haar keel dicht te knijpen, en/of

- haar in het gezicht te slaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 juni 2021 te Huizen, althans in Nederland, een ander, te
weten [slachtoffer 2] , door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging
met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander en/of derden, te
weten de ouders van die [slachtoffer 2] wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen,
niet te doen en/of te dulden, te weten:
- sorry te zeggen, en/of
- haar aangifte in te trekken, en/of
- haar vader de aangifte in te laten trekken,

door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen:

- dat zij een snitch en een verrader is, en/of
- dat zij haar verklaring moet intrekken en haar vader moet bewegen de aangifte in

te trekken, en/of

- dat zij sorry moet zeggen, en/of
- als zij dit –allemaal- niet doet, hij wraak neemt, dat haar vader een groot
probleem heeft, dat hij mannetjes op haar ouders afstuurt en het huis laat
leeghalen,
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking, en/of door (daarbij)
- op die [slachtoffer 2] af te lopen en/of te achtervolgen, althans achter haar aan te

rennen, en/of

- zijn arm richting haar op te heffen (alsof hij haar zou slaan), en/of
- meermalen naar zijn broeksband te grijpen/reiken (alsof daar een wapen zat),

en/of

- haar vast te pakken en/of naar de grond te trekken en/of (vervolgens) zijn hand op

haar mond te houden en/of (gelijktijdig) haar keel dicht te knijpen, en/of

- haar in het gezicht te slaan;
5
hij in of omstreeks 23 augustus 2021 tot en met 24 augustus 2021 te Blaricum,
althans in Nederland, opzettelijk heeft gehandeld in strijd met de
gedragsaanwijzing gegeven krachtens artikel 509hh, eerste lid, onderdeel b van het
Wetboek van strafvordering, te weten de gedragsaanwijzing d.d. 21 juni 2021
gegeven door de officier van justitie te arrondissement Midden-Nederland kort
weergegeven inhoudende dat hij, verdachte, zich dient te onthouden van direct en
indirect contact met [slachtoffer 2] door met die [slachtoffer 2] te praten en/of (met
haar) bij zijn woning te zitten.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Die processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 januari 2022, doorgenummerde dossierpagina’s 1 t/m 714, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Gooi en Vechtstreek, onderzoek 14Nool / MD1R021045. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
2.Pagina’s 31 t/m 33.
3.Pagina’s 59 t/m 64.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreffen dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Die processen-verbaal zijn als bijlage opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 26 augustus 2021, genummerd 2021209031, opgemaakt door de politie Eenheid Midden-Nederland, Districtsrecherche Gooi en Vechtstreek, doorgenummerde dossierpagina’s 1 t/m 111. Alle te noemen processen-verbaal zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde verbalisanten en alle verklaringen zijn, voor zover nodig, zakelijk weergegeven.
5.Pagina’s 20 t/m 22.
6.Pagina’s 11 t/m 13.
7.Pagina’s 32 en 33.
8.Pagina 36.
9.Pagina’s 55 t/m 57.
10.Pagina’s 64 en 65.
11.Pagina’s 89 en 90.
12.Pagina 101.
13.In de berekening is rekening gehouden met een vergoeding van € 0,26 per kilometer in 2021 en
14.€ 315,00 + € 78,00 + € 120,00 = € 513,00
16.Artikel 6:96, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek (MvA II, Parl. Gesch. Boek 6, p. 336)