8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf en maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte zoals die uit het dossier en tijdens de behandeling ter terechtzitting naar voren zijn gekomen.
Aard en ernst van de feiten 1 en 2
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] hebben samen een overval beraamd en (met anderen) op 11 november 2021 gepleegd in de woning van [slachtoffer 1] , bij wie die [medeverdachte 1] al geruime tijd over de vloer kwam om computerles te geven. Voor de feitelijke uitvoering van de woningoverval hebben verdachte en [medeverdachte 1] twee andere personen benaderd, namelijk [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . In de dagen voor de overval hebben zij in het kader van voorverkenningen allen contact gehad met elkaar, waarbij onder meer is gesproken over het kopen van ducttape en waarbij [medeverdachte 1] een plattegrond van de woning heeft getekend en heeft aangegeven waar de waardevolle spullen lagen.
Niets vermoedend, had [slachtoffer 1] op 11 november 2021 een afspraak met haar computerdocent [medeverdachte 1] . De twee uitvoerende medeverdachten zijn in het zwart gekleed en met hun gelaat bedekt, op voormelde datum op het afgesproken tijdstip naar de woning van [slachtoffer 1] gegaan nadat verdachte en [medeverdachte 1] hen met de auto hadden afgezet. Zij hebben [slachtoffer 1] bij de voordeur overrompeld, zijn haar huis binnengedrongen en hebben haar in de keuken op een stoel vastgebonden met ducttape. Medeverdachte [medeverdachte 2] is direct begonnen met het doorzoeken van het huis, terwijl medeverdachte [medeverdachte 3] bij [slachtoffer 1] is gebleven. [medeverdachte 2] , die de buit, bestaande uit onder meer dure sieraden en bankpasjes, heeft vergaard, heeft het huis na korte tijd verlaten. Verdachte en [medeverdachte 1] zaten in de auto vlakbij de woning op hem te wachten, waarna zij ervandoor zijn gegaan. Medeverdachte [medeverdachte 3] is bij [slachtoffer 1] gebleven, zodat zij haar bankpasjes niet kon blokkeren en verdachte genoeg tijd had om met haar geld cryptovaluta aan te schaffen.
Nadat bleek dat verdachte het geld van de bankrekening van [slachtoffer 1] niet via haar (tevens buitgemaakte) mobiel kon omzetten in cryptovaluta, is [medeverdachte 1] samen met verdachte en [medeverdachte 2] naar Utrecht gereden om het daar op één of andere wijze te proberen. Toen ook dat niet lukte is verdachte, na verschillende omzwervingen met de buit, door [medeverdachte 1] thuis afgezet.
Terwijl [slachtoffer 1] nog altijd in haar eigen woning werd gegijzeld door de andere uitvoerende medeverdachte, heeft zij de mogelijkheid gezien naar het toilet te gaan, een telefoon mee te smokkelen en de politie te bellen. Toen de medeverdachte dit ontdekte, is ook hij gevlucht.
Medeverdachte [medeverdachte 1] is een dag na de woningoverval, op 12 november 2021, aangehouden. Medeverdachte [medeverdachte 3] verkeerde in gewetensnood en heeft zich een aantal dagen later bij de politie gemeld. Medeverdachte [medeverdachte 2] is op 25 november aangehouden en verdachte op 29 november 2021.
Het is onduidelijk gebleven wat er met de buit, en dan met name met de sieraden, is gebeurd. Diezelfde avond is de buit verstopt in, maar ook weer opgehaald uit, de tuin van de oma van verdachte in Leersum. Op enig moment is bij verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] het gevoel ontstaan dat zij gevolgd werden, waarna zij langs de weg telkens delen van de buit zouden hebben weggegooid, aldus [medeverdachte 1] . Feit is dat van de collectie sieraden slechts één horloge is teruggevonden.
Door aldus te handelen heeft verdachte veel leed en verdriet veroorzaakt bij [slachtoffer 1] , hetgeen onder meer blijkt uit de verklaring die in het kader van het spreekrecht naar voren is gebracht en de toelichting op de vordering tot schadevergoeding. De ervaring leert dat slachtoffers van dit soort ernstige delicten nog lange tijd nadelige psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. De rechtbank heeft ter terechtzitting vernomen dat de gebeurtenissen tot op de dag van vandaag hevige emoties bij [slachtoffer 1] oproepen en nog steeds van grote invloed zijn op haar leven. Verdachte en zijn medeverdachten hebben in het geheel niet stilgestaan bij het persoonlijke leed dat zij bij het slachtoffer hebben teweeggebracht en hebben hun persoonlijke en financiële belangen vooropgesteld. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De rechtbank rekent verdachte voorts aan dat dergelijke feiten doorgaans grote onrust in de gemeenschap veroorzaken en bovendien een grote inbreuk vormen op het gevoel van veiligheid van de (buurt)bewoners. Immers, een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig en geborgen moet kunnen voelen. De rechtbank heeft tevens rekening gehouden met het gewelddadige karakter van deze feiten, waardoor ook de rechtsorde ernstig is geschokt en in de maatschappij gevoelens van onrust en onveiligheid teweeg worden gebracht.
Tot slot overweegt de rechtbank dat verdachte, anders dan de raadsvrouw heeft bepleit, één van de leidende figuren is geweest bij de gewelddadige woningoverval. Dit volgt uit de actieve rol die verdachte heeft gehad in de voorbereidende fase van de woningoverval, in de uitvoering daarvan en naderhand. Zo volgt uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting onder meer dat verdachte al dan niet samen met medeverdachte [medeverdachte 1] de feitelijke uitvoerders heeft ingeschakeld voor de ‘klus’, met [medeverdachte 1] overleg voerde over de overval en daarna informatie doorspeelde aan de uitvoerders. Verder zou verdachte een essentieel onderdeel met betrekking tot de (gekwalificeerde) diefstal uitvoeren, namelijk het omzetten van het geld op de bankrekening van [slachtoffer 1] naar cryptovaluta en het (tijdelijk) stallen van de buit (met sieraden) bij zijn oma. Weliswaar is in de verhoren van de medeverdachten veel doorgevraagd naar de rol van verdachte in het geheel, maar verdachte dichtte zich zelf aanvankelijk een aanzienlijk kleinere rol toe dan de rol die de medeverdachten zichzelf toedichtten in hun verhoren. Het doorvragen naar de rol van verdachte was onder die omstandigheden gerechtvaardigd. De rechtbank oordeelt voorts dat er geen aanwijzingen zijn dat de wijze van ondervraging heeft geleid tot onbetrouwbare verklaringen.
De rechtbank acht de leidende rol van verdachte bij de gewelddadige woningoverval strafverzwarend.
Aard en ernst van de feiten 3, 4 en 5
Naast de door de verdachte in vereniging gepleegde woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het meermaals mishandelen van zijn vriendin [slachtoffer 2] , het bedreigen van haar met onder meer de dood, en het overtreden van een gedragsaanwijzing, te weten een contactverbod met [slachtoffer 2] .
De mishandelingen van zijn vriendin hebben zich in een periode van enkele maanden voorgedaan. Hierbij heeft verdachte meerdere malen in het gezicht van het slachtoffer geslagen en heeft hij ook eenmaal tegen haar rug gestompt. Verder heeft hij met kracht aan de haren van slachtoffer getrokken. De laatste mishandeling, namelijk die op 15 mei 2021, waarbij verdachte tegen het oog van zijn vriendin heeft geslagen, leidde tot een bebloed gezicht en een blauw oog bij het slachtoffer. Naar aanleiding van dit incident heeft het slachtoffer verklaard over eerdere mishandelingen die verdachte heeft gepleegd.
Toen verdachte vanwege mishandeling op 17 juni 2021 is opgehouden voor verhoor, heeft hij direct nadat hij weer in vrijheid is gesteld zijn vriendin bedreigd, omdat haar vader aangifte tegen hem had gedaan en ook zij belastend over hem had verklaard. Verdachte heeft daarbij onder meer tegen het slachtoffer gezegd dat hij wraak zou nemen en mannetjes op haar ouders zou afsturen. Ook heeft hij haar gedreigd te slaan (en haar ook daadwerkelijk geslagen), achtervolgd, meermalen naar zijn broeksband gegrepen alsof daar een wapen zat, haar vastgepakt, naar de grond getrokken, zijn hand op haar mond gehouden en haar keel dicht geknepen.
Vervolgens is verdachte een gedragsaanwijzing opgelegd, onder meer inhoudende een contactverbod met het slachtoffer. Deze gedragsaanwijzing heeft verdachte overtreden door met het slachtoffer te praten, haar de woning binnen te laten en met haar in zijn woning te zitten.
De door de verdachte gepleegde mishandelingen kunnen worden aangemerkt als huiselijk geweld. Vaak vonden de mishandelingen plaats op plekken waar het slachtoffer zich bij uitstek veilig had moeten voelen en waarbij er geen getuigen aanwezig waren. Dergelijk geweld maakt niet alleen inbreuk op de lichamelijke integriteit en de gezondheid van slachtoffers, maar de ervaring leert dat de slachtoffers hiervan meestal nog geruime tijd klachten kunnen ondervinden als gevolg van gevoelens van schaamte, angst en onveiligheid. Hier blijkt ook in het onderhavige geval sprake van te zijn geweest, nu het slachtoffer de mishandelingen door verdachte aanvankelijk heeft verzwegen en later heeft verklaard dat zij bang is voor verdachte. De rechtbank acht het bovendien strafverzwarend dat de mishandelingen gedurende een langere periode hebben plaatsgevonden.
Ten aanzien van de bedreiging van zijn vriendin overweegt de rechtbank dat deze bedreiging bij het slachtoffer serieuze gevoelens van angst en onveiligheid heeft veroorzaakt, zoals ook uit haar aangifte naar voren is gekomen.
Voorts heeft een contactverbod verdachte er niet van weerhouden om met het slachtoffer te praten en met haar in zijn woning te zitten. Ondanks het feit dat het slachtoffer het initiatief tot contact zou hebben genomen, diende verdachte haar te vermijden en de deur te wijzen. Dit heeft hij niet gedaan. Een contactverbod is er niet voor niets. Door zijn handelen heeft verdachte laten merken geen respect te hebben voor het verbod dat hem door de officier van justitie is opgelegd.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft ten aanzien van de persoon van verdachte kennis genomen van:
- een Pro Justitia-rapport van 22 september 2022, opgemaakt door F.M.J. Bruggeman, psychiater;
- een Pro Justitia-rapport van 25 september 2022, opgemaakt door R.M. Smits, kinder- en jeugdpsycholoog;
- een de verdachte betreffend uittreksel justitiële documentatie van 21 oktober 2022, waaruit volgt dat verdachte op 22 maart 2021 door de kinderrechter in deze rechtbank wegens, kort gezegd, het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, onder meer is veroordeeld tot een voorwaardelijke jeugddetentie van twee maanden met een proeftijd van twee jaren;
- een rapport van de Raad van 15 november 2022, opgemaakt door R.J. Verhoek, raadsonderzoeker;
- een rapport van Jeugdreclassering en Jeugdbescherming Gelderland van 25 november 2022, opgemaakt door H. Drost, jeugdreclasseringswerker.
Het advies van de deskundigen
Uit voormelde Pro Justitia-rapportages volgt dat bij verdachte sprake is van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische persoonlijkheidskenmerken, een ongespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- en gedragsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Daarnaast is er sprake van een ouder-kindrelatieprobleem en antisociaal gedrag bij een adolescent. Deze stoornissen en gebrekkige ontwikkeling waren aanwezig ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten.
Volgens de psychiater levert verdachte zijn aandeel in de woning overval, indien dit bewezen wordt geacht, vanuit de behoefte om snel veel geld te verdienen.
De hoogoplopende conflicten met zijn moeder, de afwijzingen en de dreigende verlating maakten dat hij gevoelens van afhankelijkheid en kwetsbaarheid afweert door het creëren van een vlucht voorwaarts in de zin van het streven naar financiële onafhankelijkheid. Op deze wijze kan hij niet meer gekrenkt worden en beschermt hij zijn opgeblazen zelfgevoel.
Ten aanzien van de ten laste gelegde mishandeling, bedreiging en overtreding van het contactverbod rapporteert de psychiater het volgende.
Verdachtes relatie met zijn vriendin wordt gekenmerkt door enerzijds dominantie en anderzijds aversie van verdachte. Ondanks de wispelturige verhouding, maakt
verdachte geen aanstalten om de verkering te beëindigen. Hij blijft haar - ondanks het contactverbod - ontvangen en naar eigen zeggen opvangen en beschermen tegen haar ouders. Zij vervult bij verdachte een functie in de zin dat hij haar domineert en beschermt. Op het moment dat zij echter aangifte doet van geweld en geen openheid van zaken geeft, veroorzaakt dit bij verdachte woede op basis van (narcistische) krenking en wordt zijn zelfgevoel bedreigd. Verdachte is zich tijdens het bedreigingsincident bewust van zijn kalme houding en het effect van zijn gedrag op het slachtoffer. Verdachte lijkt zijn kalme gedrag te gebruiken om haar te dwingen tot het aanbieden van excuses. Verdachte is niet in staat om zich te verplaatsen in haar en wat zijn gedrag bij haar aan gevoelens kan oproepen. Hij is gefixeerd op eigen behoeftebevrediging en het ongedaan maken van de krenking. Deze wijze van relatievorming, de gebruikmakende component in de relatievorming en het afweren van intimiteit door dominantie en aversie komt voort uit een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling waarbij verdachte niet verdraagt dat zij niet doet
wat hij zegt. Dit roept woede op en vanuit zijn slechte impulsregulatie en antisociaal gedrag slaat hij haar op het moment dat zij niet reageert zoals hij wenst.
Gelet op het voorgaande adviseert de psychiater verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren.
Blijkens de Pro Justitia-rapportages is er verder sprake van hoog tot zeer hoog recidiverisico indien verdachte geen behandeling ondergaat. Om de kans op recidive te verkleinen en voor een zo gunstig mogelijke verdere ontwikkeling van verdachte is het volgens de psycholoog van groot belang dat de bedreigde en zeer zorgelijke persoonlijkheidsontwikkeling afgewend wordt. Daarnaast zal de impulscontrole, de agressiehantering en het problematische middelengebruik onderdeel moeten zijn van de individuele behandelgesprekken, evenals de onderliggende dynamiek in de (gezins)relatie(s). Verplichte individuele en systemische behandeling (zowel op de ouder-kind- als de partnerrelatie gericht) is aldus aangewezen. In dat kader wordt gedacht aan het ambulante en ‘outreachende’ Topzorgprogramma van de Waag. Ondanks het feit dat verdachte geen veelpleger is of verscheidene maatschappelijke problemen heeft, wordt verdachte wel verdacht van (onder andere) een ‘High Impact Crime’ en wordt de noodzaak gezien voor intensieve behandeling wegens het hoge tot zeer hoge recidiverisico. Binnen het Topzorgprogramma bestaat de mogelijkheid om een systeemtherapeut te betrekken om zich te richten op de verstoorde gezinsrelatie(s). De eerdere schendingen van voorwaarden en de laconieke en zelfbepalende houding van verdachte, zowel thuis als in justitiële zin, vragen om een stevige stok achter de deur.
Indien de ten laste gelegde feiten bewezen worden geacht wordt door de psychiater en de kinder- en jeugdpsycholoog een voorwaardelijke Plaatsing in een Inrichting voor Jeugdigen (hierna: PIJ-maatregel) als meest passende maatregel gezien om de bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling te behandelen en verder crimineel gedrag te voorkomen. Ook biedt een voorwaardelijke PIJ-maatregel een belangrijke motivatie voor verdachte om zich te richten op zijn toekomst en pro-sociale activiteiten, zoals school en een gestructureerde vrijetijdsbesteding. Een GBM achten de deskundigen te licht en van te korte duur om het recidivegevaar terug te dringen.
Het advies van de Raad
De Raad kan zich grotendeels vinden in de adviezen zoals die zijn beschreven in de Pro Justitia-rapportages.
Er is vanaf september 2020 sprake van een verplicht kader in de vorm van jeugdreclasseringsbegeleiding. Binnen dit kader heeft verdachte zich meermaals niet aan de regels en voorwaarden gehouden. Het kader heeft in ieder geval herhaling niet kunnen voorkomen, gelet op de ten laste gelegde feiten. Gezien de behandelnoodzaak prefereert de Raad (conform het advies van de deskundigen) het kader van een voorwaardelijke PIJ-maatregel boven een voorwaardelijke jeugddetentie of GBM. Aangezien verdachte negen maanden in voorarrest heeft gezeten, adviseert de Raad geen onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen. Verdachte gaat thans naar school en probeert ‘het normale leven’ weer op te pakken. Bovendien wordt verdachte door de jeugdreclassering aangemeld voor behandeling. Een onvoorwaardelijke jeugddetentie zou deze belangrijke en noodzakelijke ontwikkelingen kunnen dwarsbomen.
Ten aanzien van de voorwaardelijke PIJ-maatregel adviseert de Raad om de in het rapport genoemde bijzondere voorwaarden op te leggen en daarbij te bevelen dat deze voorwaarden dadelijk uitvoerbaar zijn.
Het advies van de jeugdreclassering
De jeugdreclassering kan zich vinden in de geadviseerde voorwaarden van de Raad, met dien verstande dat, gelet op zijn aanstaande verhuizing terug naar [plaats 1] , verdachte zich onder behandeling laat stellen bij De Waag in Amersfoort in plaats van Transfore in Doetinchem (dit geldt eveneens voor de verslavingszorgorganisatie), het locatieverbod geldt voor de straat waarin het slachtoffer [slachtoffer 1] woont, het elektronisch toezicht voor maximaal de duur van drie maanden is en verdachte geen alcoholverbod wordt opgelegd.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij behandeling nodig heeft en dat hij wil meewerken aan de (bijzondere) voorwaarden die aan de geadviseerde PIJ-maatregel zijn gekoppeld.
De op te leggen maatregel en straf
PIJ-maatregel
Om de door de officier van justitie gevorderde PIJ-maatregel op te kunnen leggen, moet zijn voldaan aan de verschillende voorwaarden die in artikel 77s Sr worden genoemd. Ten eerste moet verdachte een gebrekkige ontwikkeling of stoornis hebben. Ten tweede moet het feit waarvoor de maatregel wordt opgelegd een misdrijf zijn waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld of het feit moet behoren tot één van de misdrijven omschreven in onder andere artikel 285 Sr. Ten derde moet de PIJ-maatregel volgens de wet noodzakelijk zijn voor de veiligheid van andere personen of goederen. Als laatste moet de PIJ-maatregel in het belang van de ontwikkeling van verdachte zijn.
Gelet op de misdrijven waaraan verdachte zich schuldig heeft gemaakt en de conclusies van de gedragskundige rapportages over verdachte, is aan deze voorwaarden voldaan. Bij verdachte is immers vastgesteld dat ten tijde van het plegen van de strafbare feiten sprake was van een bedreigde persoonlijkheidsontwikkeling met narcistische persoonlijkheidskenmerken, een ongespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- en gedragsstoornis en een stoornis in cannabisgebruik. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan een misdrijf zoals in artikel 285 Sr is beschreven en misdrijven waarop een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld. Er is een hoge tot zeer hoge kans aanwezig dat verdachte opnieuw delinquent (gewelddadig) gedrag zal vertonen en de PIJ-maatregel is in het belang van de ontwikkeling van verdachte, aldus de bevindingen van de deskundigen.
Nu aan de voorwaarden voor het opleggen van een PIJ-maatregel is voldaan, en met inachtneming van de hiervoor besproken adviezen van de psychiater en psycholoog, zal de rechtbank een voorwaardelijke PIJ-maatregel aan verdachte opleggen met daarbij de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de jeugdreclassering, met dien verstande dat de rechtbank verder als bijzondere voorwaarde een alcoholcontrole oplegt. De rechtbank zal een proeftijd van twee jaren verbinden aan de voorwaardelijke PIJ-maatregel.
De rechtbank stelt vast dat de maatregel opgelegd wordt ter zake van een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van één of meer personen. Derhalve kan de maatregel verlengd worden, telkens met ten hoogste twee jaren en tot een maximum van zeven jaren, zoals bedoeld in artikel 77t, derde lid Sr. In het geval dat een betrokkene na afloop van die maximale termijn van zeven jaar en na terugplaatsing niet uitbehandeld is, en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen de omzetting van de PIJ-maatregel in TBS eist, voorziet het bepaalde in artikel 77tc Sr in omzetting in die maatregel.
De rechtbank zal Jeugdbescherming Gelderland te Arnhem de opdracht geven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verdachte heeft strafbare feiten gepleegd die gericht zijn tegen de onaantastbaarheid van
personen. De deskundigen hebben de kans dat verdachte opnieuw strafbare feiten zal plegen
ingeschat als hoog tot zeer hoog. De rechtbank neemt dat oordeel over. Om die reden beveelt de rechtbank dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Jeugddetentie
De oriëntatiepunten die landelijk voor de straftoemeting (LOVS) zijn vastgesteld gaan bij een overval op een woning uit van een jeugddetentie voor de duur van zes maanden. Strafverzwarende omstandigheden, zoals de aard en ernst van het geweld, de aard en ernst van het letsel, het georganiseerde karakter van de groep en de kwetsbaarheid van het slachtoffer zijn hier nog niet in meegenomen. Voorts was verdachte een van de leidende figuren bij de gewelddadige woningoverval, hetgeen de rechtbank zoals reeds overwogen strafverzwarend acht.
Wat verder uit het dossier naar voren komt is dat verdachte op een kille en berekende wijze over de woningoverval met zijn moeder sprak. Zo volgt uit een tapgesprek dat verdachte “het echt super kut vind dat hij is gaan praten” [de rechtbank begrijpt: praten met de politie]. Verder zegt verdachte in het getapte gesprek dat “het enige wat ze op me hebben, is die ducttape”. Deze houding van verdachte kent overeenkomsten met hoe verdachte zich aanvankelijk maar ook later in het proces heeft opgesteld. Waar verdachte bij de politie zijn rol zo klein mogelijk heeft proberen te houden door te verklaren dat hij enkel de ducttape had gekocht, geen idee had waar dit voor diende en alleen op de uitkijk stond, heeft verdachte ter terechtzitting ook niet het achterste van zijn tong laten zien. Zo heeft hij wel toegegeven dat er woningoverval zou plaatsvinden, echter heeft hij ontkend dat hij een van de leidende figuren was, terwijl uit het dossier het tegendeel blijkt. Ook heeft verdachte op de zitting verklaard dat hij niets wist van het plan om het geld van de bankrekening van het slachtoffer in Utrecht om te zetten in cryptovaluta en om de sieraden in Duitsland te verkopen, hoewel voor deze wetenschap toch wel degelijk aanwijzingen in het dossier zijn.
Naast het feit dat verdachte aanvankelijk zijn rol heeft willen minimaliseren en later ook niet geheel openheid van zaken heeft gegeven over de woningoverval, zou verdachte volgens medeverdachte [medeverdachte 2] ook actieve handelingen hebben verricht om zijn eigen hachje te redden. Zo heeft [medeverdachte 2] verklaard dat verdachte, door hem € 25.000,- te beloven als hij verdachte zou verdedigen, hem heeft proberen om te kopen. Verdachte heeft dit ontkend, maar de rechtbank ziet bij verdachte wel een patroon in zijn handelen, waarbij het wegkomen met strafbare feiten op de voorgrond staat.
Voorts heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan het mishandelen van zijn vriendin [slachtoffer 2] gedurende een langere periode, het bedreigen van haar en het overtreden van het contactverbod met haar. Ook wat betreft deze eerste twee feiten houdt de rechtbank (in strafverzwarende zin) rekening met de proceshouding van verdachte. Verdachte heeft de meeste handelingen ontkend, dan wel verklaard dat [slachtoffer 2] de incidenten heeft verzonnen ofwel aangedikt. Verdachte neemt hiermee geen verantwoordelijkheid voor hetgeen hij [slachtoffer 2] heeft aangedaan. Dit acht de rechtbank uiterst kwalijk.
Ten aanzien van het overtreden van het contactverbod merkt de rechtbank op dat ook dit gedrag typerend voor hem is. Verdachte wordt een gedragsaanwijzing opgelegd, maar houdt zich daar niet aan. Ditzelfde geldt voor de voorwaardelijke jeugddetentie die verdachte door de kinderrechter in maart 2021 is opgelegd. Verdachte heeft zich gedurende de proeftijd meermaals niet aan de algemene voorwaarde gehouden door de hierboven genoemde bewezen en strafbaar verklaarde feiten te plegen. Ook dit acht de rechtbank strafverzwarend.
Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen acht de rechtbank een jeugddetentie voor lange duur passend en geboden. Naast het strafdoel van het voorkomen van recidive dient ook het strafdoel van vergelding en genoegdoening te worden gediend. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere (zeer) ernstige strafbare feiten. Daarnaast is er sprake van meerdere strafverzwarende elementen. Dat hij de onderhavige feiten op (zeer) jonge leeftijd heeft begaan acht de rechtbank voorts verontrustend en tamelijk schokkend. De in de rapporten genoemde beschermende factoren, zoals schoolgang en een betrokken moeder en familieleden, zijn geen beschermende factoren gebleken. Ondanks de aanwezigheid van deze factoren heeft verdachte zich immers meerdere keren schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten.
De rechtbank acht het van belang dat verdachte zal kunnen starten met zijn behandeling in het kader van de voorwaardelijke PIJ-maatregel. De rechtbank is echter, gelet op alles wat zij hiervoor heeft overwogen, van oordeel dat een langere jeugddetentie is geboden dan de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank realiseert zich dat deze beslissing rauw op verdachtes dak zal vallen, dat dit gevolgen zal hebben voor zijn studie en dat de behandeling dan nog even op zich moet laten wachten, maar de rechtbank oordeelt dat een onvoorwaardelijke jeugddetentie gelijk aan de duur van het voorarrest onvoldoende recht doet aan de aard en ernst van de feiten en het leed dat de slachtoffers is toegebracht.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank aan verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden, met aftrek van het voorarrest, opleggen. Het daarnaast opleggen van een voorwaardelijke jeugddetentie acht de rechtbank niet opportuun gezien de op te leggen voorwaardelijke PIJ-maatregel. Aan deze voorwaardelijke PIJ-maatregel zal de rechtbank ook het gevorderde contact- en locatieverbod als bijzondere voorwaarden koppelen. De rechtbank zal wat betreft het locatieverbod aansluiting zoeken bij het locatieverbod zoals dat ook is opgelegd in de vonnissen die zijn gewezen in de zaken van de medeverdachten. Dat betekent dat aan verdachte een locatieverbod zal worden opgelegd voor de [straat] . Een verdergaand locatieverbod, zoals door de officier van justitie gevorderd, zou immers betekenen dat niet alleen verdachte, maar ook zijn moeder en stiefvader de facto niet terug zouden kunnen naar hun woning.
Conclusie
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van twaalf maanden met aftrek van het voorarrest. Daarnaast zal de rechtbank aan verdachte de voorwaardelijke PIJ-maatregel opleggen, met daaraan verbonden de voorwaarden zoals hierna genoemd in het dictum. De voorwaarden en het daaraan gekoppelde toezicht worden dadelijk uitvoerbaar verklaard. Uit de over verdachte opgemaakte rapporten blijkt immers dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat hij wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank komt onder meer tot een bewezenverklaring van een in vereniging gepleegde gewelddadige woningoverval en wederrechtelijke vrijheidsberoving. Gelet op de ernst van deze feiten wegen de strafvorderlijke belangen bij het hervatten van de thans geschorste voorlopige hechtenis zwaarder dan de persoonlijke belangen van de verdachte die voortduring van een schorsing zouden kunnen rechtvaardigen. De rechtbank zal de schorsing van de voorlopige hechtenis daarom opheffen.