4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:
feit 1, primair
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard:
Ik was in een steegje met een groep vrienden en daar was ook [slachtoffer 1] . Ik heb [slachtoffer 1] in haar gezicht geslagen en gespuugd. Ik ben begonnen met slaan. [slachtoffer 1] vroeg meerdere keren aan mij of ze weg mocht, maar dat mocht niet van mij. Ik heb haar later gedwongen op haar knieën te gaan zitten. Vervolgens duwde ik haar en door deze duw is ze met haar hoofd tegen de muur aan gekomen. Mensen uit mijn groepje stonden er tijdens dit incident omheen. Deze mensen hebben op [slachtoffer 1] gespuugd en ze hebben haar gefilmd.
Proces-verbaal van aangifte [aangever] d.d. 2 april 2021
Aangeefster [aangever] heeft namens haar dochter [slachtoffer 1] bij de politie aangifte gedaan en [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 19 maart 2021 was ik in een steegje ter hoogte van mijn woning aan de [Straat 1] te [plaats] . [verdachte] was daar met een groep en zij renden achter mij en mijn vriend aan. [verdachte] kwam op mij af, pakte mij bij mijn hals vast en kneep mijn hals dicht. Dit deed zij tot drie keer toe. Vervolgens moest ik van [verdachte] op mijn knieën gaan zitten en ik voelde dat zij mij een klap in mijn gezicht gaf. Daarna sloeg ze mij nog een keer met haar vuist op de rechterkant van mijn hoofd. Door deze harde klap op mijn hoofd, sloeg mijn hoofd achterover tegen de muur. Ik heb hier letsel aan overgehouden, te weten een hoofdwond waar bloed uitkwam.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 1 december 2021
Getuige [getuige 1] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
We zijn met een groepje achter [slachtoffer 1] en haar vriend aan gerend. Het werd eerst agressief tussen [slachtoffer 1] en [Naam 1] , daarna kwam [verdachte] er bij. Ik heb gezien dat [verdachte] [slachtoffer 1] bij haar hals pakte en vervolgens haar hals dichtkneep. Ik heb ook gezien dat [slachtoffer 1] van [verdachte] op haar knieën moest gaan zitten. Vervolgens zag ik dat [verdachte] het hoofd van [slachtoffer 1] vastpakte en het achterhoofd van [slachtoffer 1] hard tegen de muur sloeg. Ik zag dat er een stukje vel van haar hoofdhuid weg was en dat er allemaal bloed op haar hoofd zat. Terwijl [verdachte] [slachtoffer 1] mishandelde, heb ik gezien dat [Naam 2] [slachtoffer 1] in het gezicht heeft gespuugd.
feit 2, primair
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard:
Ik stond met een groepje voor de deur van de stiefmoeder van [Naam 3] . Iemand uit onze groep gooide een blikje tegen de voordeur. Ik kwam met haar in gevecht. Ik heb aan haar haren getrokken en ik heb haar geslagen met een vuist in haar buik. [Naam 4] , [Naam 5] en [Naam 6] bemoeiden zich er mee. [Naam 6] heeft ook geslagen en geschopt.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 27 februari 2021
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 27 februari 2021 zag ik een grote groep van ongeveer 10 jongeren voor de deur van mijn woning staan. Ik hoorde ineens een loeiharde klap tegen het raam aan, ik ben naar buiten gegaan en ik ben naar de groep gelopen. Een meisje dat bij de groep hoorde maakte een slaande beweging naar mijn gezicht . Ik voelde een harde klap tegen mijn hoofd, door deze klap werd mijn bril van mijn gezicht geslagen. Op een gegeven moment hebben we elkaar bij de haren gepakt en terwijl wij elkaar vasthadden bij de haren, voelde ik een harde klap op mijn rechterzij. Deze klap kwam van iemand anders uit de groep. Later hoorde ik van mijn stiefdochter dat dit [verdachte] was.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 27 februari 2021
Getuige [getuige 2] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de jongeren en mijn buren ter hoogte van mijn woning aan [adres 2] te [plaats] elkaar fysiek te lijf gingen. Ik zag dat de buurvrouw en een meid uit de groep elkaar vast pakten en ik zag ze allebei duwen en trekken. Terwijl ik hen uit elkaar probeerde te halen zag ik dat er meer jongeren bij kwamen, zij begonnen de buurvrouw te schoppen.
feit 3
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 8 maart 2021
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 februari 2021 parkeerde ik mijn auto in de [Straat 2] te [plaats] . Op enig moment zag en voelde ik dat [verdachte] haar fiets opzettelijk meerdere malen met kracht tegen mij aan duwde. Ik voelde daarna een loeiharde klap aan de rechterkant van mijn hoofd. Vervolgens vlogen [verdachte] en ik elkaar in de haren en we begonnen aan elkaars haren te trekken.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 19 november 2021
Getuige [getuige 3] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat het meisje herhaaldelijk en met kracht met haar fiets tegen de benen van mijn moeder aan stond te beuken. Daarna zag ik dat ze mijn moeder een klap in haar gezicht gaf. Vervolgens zag ik dat zede haren van mijn moeder vastpakte en aan haar haren begon te trekken.
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 december 2021
Verdachte heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb de moeder van [Naam 7] twee keer getrapt.
feit 4
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 26 november 2021
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 februari 2021 fietste ik samen met [Naam 7] in Amersfoort. Ik zag en voelde dat [verdachte] met haar beide handen, mijn haar vastpakte en met kracht aan mijn haren trok. Ik voelde direct pijn aan mijn hoofd. Op het moment dat ik voorover gebogen over het stuur van mijn fiets hing, zag en voelde ik dat [verdachte] mij met één gebalde vuist in mijn buik stompte.
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 24 november 2021
Getuige [getuige 4] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 februari 2021 fietste ik samen met [Naam 8] in Amersfoort. Ik heb gezien dat [verdachte] met kracht aan [Naam 8] haar haren trok.
Bewijsmiddelen ten aanzien van parketnummer 16.226613.22:
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard:
Op 7 september 2022 heb ik te Amersfoort mijn oom [slachtoffer 5] bedreigd. Ik ben met een hamer in mijn hand naar hem toe gelopen en ik heb gezegd: “Ik sla je dood met deze hamer” en “Ik sla je de kanker in”.
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 7 september 2022
Aangever [slachtoffer 5] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 7 september 2022 was ik in Amersfoort in de woning van mijn zus, de moeder van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] met een hamer in haar handen op mij af kwam lopen en ik hoorde haar zeggen: “Ik sla je dood met deze hamer”.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:
feit 1, primair
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat er geen sprake is van openlijke geweldpleging. Immers, [slachtoffer 1] zegt zelf in haar verhoor bij de politie dat de anderen uit de groep niks deden. Iedereen verklaart eveneens dat [slachtoffer 1] en haar vriend weg konden, want ze stonden bij een trap die zou leiden tot de woning van [slachtoffer 1] . Het is niet zo dat er een hele groep omheen stond en [slachtoffer 1] daardoor niet weg kon.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt echter dat de groep waartoe verdachte behoorde in eerste instantie achter [slachtoffer 1] is aangerend. Vervolgens heeft verdachte de meeste geweldshandelingen verricht, maar is een deel van de groep er omheen blijven staan, is er door een ander gespuugd en is er gefilmd. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee gesproken worden van openlijk geweld, in vereniging gepleegd.
Het verweer wordt verworpen en de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
feit 3 – noodweerverweer
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Daartoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
[slachtoffer 3] , een volwassen vrouw, is voor verdachte gaan staan en - onder de stelling van een burgeraanhouding - heeft zij geprobeerd te voorkomen dat verdachte weg zou gaan. Verdachte probeerde niettemin weg te komen, maar zag geen uitweg. [slachtoffer 3] heeft verdachte vastgepakt. Verdachte heeft daar op gereageerd.
De rechtbank verwerpt het verweer. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 3] na een telefoontje van haar dochter, haar dochter is gaan zoeken en op een bepaalde plek haar dochter, vriendin van dochter en verdachte met twee mannen aantreft. Zij belde 2 minuten na haar aankomst de politie. Verdachte probeerde weg te komen, maar [slachtoffer 3] wilde dat ze zou blijven staan om een en ander met de politie er bij af te handelen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat ze weg wilde omdat ze ‘niet zoveel zin heeft in de politie’, en omdat ze ‘niks met de politie heeft’. [slachtoffer 3] pakte, om te voorkomen dat verdachte weg zou gaan, verdachte vast. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze gedraging, het tegen houden van verdachte in afwachting van de politie, niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed.
feit 3 – partiële vrijspraak medeplegen
Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook niet bewezen en zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
feit 4
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat verdachte niet aangeefster [slachtoffer 4] zou hebben mishandeld, maar de getuige [getuige 4] . Verdachte verklaart dat immers zelf en aan getuige [getuige 5] is niet gevraagd wie door verdachte is mishandeld.
De rechtbank verwerpt dit verweer omdat dit wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van parketnummer 16.226613.22:
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake kan zijn van een bedreiging als bedoeld in art. 285 Sr., omdat onvoldoende is gebleken dat bij aangever, de oom, de redelijke vrees zou zijn ontstaan. Dit blijkt uit het feit dat de oom de aangifte heeft ingetrokken. Hij heeft in deze intrekking aangegeven dat hij de aangifte enkel heeft gedaan om een uithuisplaatsing van verdachte te bewerkstellingen.
De rechtbank oordeelt als volgt. Niet vereist is dat bij de bedreigde daadwerkelijk vrees voor de aantasting van de persoonlijke vrijheid is ontstaan. Het is voldoende dat de bedreiging in het algemeen geschikt is om de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen (zie HR 3 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9309). De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde uitlatingen en de gedraging van verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [slachtoffer 5] opleveren. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.