ECLI:NL:RBMNE:2022:5348

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 december 2022
Publicatiedatum
13 december 2022
Zaaknummer
16.343579.21; 16.226613.22 (gev. ttz) en 16.187468.20 (vord tul)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een minderjarige verdachte voor meerdere geweldsdelicten en bedreiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 december 2022 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2005. De verdachte is veroordeeld voor vijf strafbare feiten, waaronder openlijk geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op verschillende data openlijk geweld heeft gepleegd tegen meerdere slachtoffers in Amersfoort. Bij de feiten is door de verdachte een beroep op noodweer gedaan, maar dit werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank heeft de verklaringen van de slachtoffers en getuigen als bewijs gebruikt om tot de conclusie te komen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 120 uren opgelegd, waarvan 80 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast zijn er schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, waaronder immateriële schade voor de slachtoffers. De rechtbank heeft ook de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde taakstraf toegewezen, omdat de verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummers: 16.343579.21; 16.226613.22 (gev. ttz) en 16-187468-20 (vord. tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 december 2022
in de strafzaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M.S. Martherus en van hetgeen verdachte en haar raadsvrouw, mr. S. Wortel, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van 16.343579.21
feit 1
op 19 maart 2021 te Amersfoort openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] (primair) dan wel op 19 maart 2021 te Amersfoort samen met anderen [slachtoffer 1] heeft mishandeld (subsidiair);
feit 2
op 27 februari 2021 te Amersfoort openlijk geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] (primair) dan wel op 27 februari 2021 te Amersfoort samen met anderen [slachtoffer 2] heeft mishandeld (subsidiair);
feit 3
op 25 februari 2021 te Amersfoort samen met anderen [slachtoffer 3] heeft mishandeld;
feit 4
op 25 februari 2021 te Amersfoort [slachtoffer 4] heeft mishandeld.
Ten aanzien van 16.226613.22
op 7 september 2022 [slachtoffer 5] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:
De officier van justitie acht het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van parketnummer 16.226613.22:
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair en feit 4 ten laste gelegde Voor hetgeen onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 3 bepleit dat een geslaagd beroep kan worden gedaan op noodweer.
Ten aanzien van parketnummer 16.226613.22:
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken dan wel ontslagen van alle rechtsvervolging van het ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen ten aanzien van parketnummer 16.343579.21: [1]
feit 1, primair
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard:
Ik was in een steegje met een groep vrienden en daar was ook [slachtoffer 1] . Ik heb [slachtoffer 1] in haar gezicht geslagen en gespuugd. Ik ben begonnen met slaan. [slachtoffer 1] vroeg meerdere keren aan mij of ze weg mocht, maar dat mocht niet van mij. Ik heb haar later gedwongen op haar knieën te gaan zitten. Vervolgens duwde ik haar en door deze duw is ze met haar hoofd tegen de muur aan gekomen. Mensen uit mijn groepje stonden er tijdens dit incident omheen. Deze mensen hebben op [slachtoffer 1] gespuugd en ze hebben haar gefilmd. [2]
Proces-verbaal van aangifte [aangever] d.d. 2 april 2021
Aangeefster [aangever] heeft namens haar dochter [slachtoffer 1] bij de politie aangifte gedaan en [slachtoffer 1] heeft onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 19 maart 2021 was ik in een steegje ter hoogte van mijn woning aan de [Straat 1] te [plaats] . [verdachte] was daar met een groep en zij renden achter mij en mijn vriend aan. [verdachte] kwam op mij af, pakte mij bij mijn hals vast en kneep mijn hals dicht. Dit deed zij tot drie keer toe. Vervolgens moest ik van [verdachte] op mijn knieën gaan zitten en ik voelde dat zij mij een klap in mijn gezicht gaf. Daarna sloeg ze mij nog een keer met haar vuist op de rechterkant van mijn hoofd. Door deze harde klap op mijn hoofd, sloeg mijn hoofd achterover tegen de muur. Ik heb hier letsel aan overgehouden, te weten een hoofdwond waar bloed uitkwam. [3]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] d.d. 1 december 2021
Getuige [getuige 1] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
We zijn met een groepje achter [slachtoffer 1] en haar vriend aan gerend. Het werd eerst agressief tussen [slachtoffer 1] en [Naam 1] , daarna kwam [verdachte] er bij. Ik heb gezien dat [verdachte] [slachtoffer 1] bij haar hals pakte en vervolgens haar hals dichtkneep. Ik heb ook gezien dat [slachtoffer 1] van [verdachte] op haar knieën moest gaan zitten. Vervolgens zag ik dat [verdachte] het hoofd van [slachtoffer 1] vastpakte en het achterhoofd van [slachtoffer 1] hard tegen de muur sloeg. Ik zag dat er een stukje vel van haar hoofdhuid weg was en dat er allemaal bloed op haar hoofd zat. Terwijl [verdachte] [slachtoffer 1] mishandelde, heb ik gezien dat [Naam 2] [slachtoffer 1] in het gezicht heeft gespuugd. [4]
feit 2, primair
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard:
Ik stond met een groepje voor de deur van de stiefmoeder van [Naam 3] . Iemand uit onze groep gooide een blikje tegen de voordeur. Ik kwam met haar in gevecht. Ik heb aan haar haren getrokken en ik heb haar geslagen met een vuist in haar buik. [Naam 4] , [Naam 5] en [Naam 6] bemoeiden zich er mee. [Naam 6] heeft ook geslagen en geschopt. [5]
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] d.d. 27 februari 2021
Aangeefster [slachtoffer 2] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op zaterdag 27 februari 2021 zag ik een grote groep van ongeveer 10 jongeren voor de deur van mijn woning staan. Ik hoorde ineens een loeiharde klap tegen het raam aan, ik ben naar buiten gegaan en ik ben naar de groep gelopen. Een meisje dat bij de groep hoorde maakte een slaande beweging naar mijn gezicht . Ik voelde een harde klap tegen mijn hoofd, door deze klap werd mijn bril van mijn gezicht geslagen. Op een gegeven moment hebben we elkaar bij de haren gepakt en terwijl wij elkaar vasthadden bij de haren, voelde ik een harde klap op mijn rechterzij. Deze klap kwam van iemand anders uit de groep. Later hoorde ik van mijn stiefdochter dat dit [verdachte] was. [6]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] d.d. 27 februari 2021
Getuige [getuige 2] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat de jongeren en mijn buren ter hoogte van mijn woning aan [adres 2] te [plaats] elkaar fysiek te lijf gingen. Ik zag dat de buurvrouw en een meid uit de groep elkaar vast pakten en ik zag ze allebei duwen en trekken. Terwijl ik hen uit elkaar probeerde te halen zag ik dat er meer jongeren bij kwamen, zij begonnen de buurvrouw te schoppen. [7]
feit 3
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 3] d.d. 8 maart 2021
Aangeefster [slachtoffer 3] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 februari 2021 parkeerde ik mijn auto in de [Straat 2] te [plaats] . Op enig moment zag en voelde ik dat [verdachte] haar fiets opzettelijk meerdere malen met kracht tegen mij aan duwde. Ik voelde daarna een loeiharde klap aan de rechterkant van mijn hoofd. Vervolgens vlogen [verdachte] en ik elkaar in de haren en we begonnen aan elkaars haren te trekken. [8]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] d.d. 19 november 2021
Getuige [getuige 3] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik zag dat het meisje herhaaldelijk en met kracht met haar fiets tegen de benen van mijn moeder aan stond te beuken. Daarna zag ik dat ze mijn moeder een klap in haar gezicht gaf. Vervolgens zag ik dat zede haren van mijn moeder vastpakte en aan haar haren begon te trekken. [9]
Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] d.d. 20 december 2021
Verdachte heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Ik heb de moeder van [Naam 7] twee keer getrapt. [10]
feit 4
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 4] d.d. 26 november 2021
Aangeefster [slachtoffer 4] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 februari 2021 fietste ik samen met [Naam 7] in Amersfoort. Ik zag en voelde dat [verdachte] met haar beide handen, mijn haar vastpakte en met kracht aan mijn haren trok. Ik voelde direct pijn aan mijn hoofd. Op het moment dat ik voorover gebogen over het stuur van mijn fiets hing, zag en voelde ik dat [verdachte] mij met één gebalde vuist in mijn buik stompte. [11]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] d.d. 24 november 2021
Getuige [getuige 4] heeft als getuige bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 25 februari 2021 fietste ik samen met [Naam 8] in Amersfoort. Ik heb gezien dat [verdachte] met kracht aan [Naam 8] haar haren trok. [12]
Bewijsmiddelen ten aanzien van parketnummer 16.226613.22: [13]
Ter zitting heeft verdachte het volgende verklaard:
Op 7 september 2022 heb ik te Amersfoort mijn oom [slachtoffer 5] bedreigd. Ik ben met een hamer in mijn hand naar hem toe gelopen en ik heb gezegd: “Ik sla je dood met deze hamer” en “Ik sla je de kanker in”. [14]
Proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 5] d.d. 7 september 2022
Aangever [slachtoffer 5] heeft bij de politie onder meer het volgende verklaard, zakelijk weergegeven:
Op 7 september 2022 was ik in Amersfoort in de woning van mijn zus, de moeder van [verdachte] . Ik zag dat [verdachte] met een hamer in haar handen op mij af kwam lopen en ik hoorde haar zeggen: “Ik sla je dood met deze hamer”. [15]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:
feit 1, primair
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, omdat er geen sprake is van openlijke geweldpleging. Immers, [slachtoffer 1] zegt zelf in haar verhoor bij de politie dat de anderen uit de groep niks deden. Iedereen verklaart eveneens dat [slachtoffer 1] en haar vriend weg konden, want ze stonden bij een trap die zou leiden tot de woning van [slachtoffer 1] . Het is niet zo dat er een hele groep omheen stond en [slachtoffer 1] daardoor niet weg kon.
Uit de hiervoor weergegeven bewijsmiddelen volgt echter dat de groep waartoe verdachte behoorde in eerste instantie achter [slachtoffer 1] is aangerend. Vervolgens heeft verdachte de meeste geweldshandelingen verricht, maar is een deel van de groep er omheen blijven staan, is er door een ander gespuugd en is er gefilmd. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarmee gesproken worden van openlijk geweld, in vereniging gepleegd.
Het verweer wordt verworpen en de rechtbank komt tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.
feit 3 – noodweerverweer
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Daartoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
[slachtoffer 3] , een volwassen vrouw, is voor verdachte gaan staan en - onder de stelling van een burgeraanhouding - heeft zij geprobeerd te voorkomen dat verdachte weg zou gaan. Verdachte probeerde niettemin weg te komen, maar zag geen uitweg. [slachtoffer 3] heeft verdachte vastgepakt. Verdachte heeft daar op gereageerd.
De rechtbank verwerpt het verweer. De rechtbank stelt vast dat [slachtoffer 3] na een telefoontje van haar dochter, haar dochter is gaan zoeken en op een bepaalde plek haar dochter, vriendin van dochter en verdachte met twee mannen aantreft. Zij belde 2 minuten na haar aankomst de politie. Verdachte probeerde weg te komen, maar [slachtoffer 3] wilde dat ze zou blijven staan om een en ander met de politie er bij af te handelen. Verdachte heeft ter zitting aangegeven dat ze weg wilde omdat ze ‘niet zoveel zin heeft in de politie’, en omdat ze ‘niks met de politie heeft’. [slachtoffer 3] pakte, om te voorkomen dat verdachte weg zou gaan, verdachte vast. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze gedraging, het tegen houden van verdachte in afwachting van de politie, niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed.
feit 3 – partiële vrijspraak medeplegen
Uit het dossier kan niet worden opgemaakt dat verdachte het feit samen met anderen heeft gepleegd. De rechtbank acht dit onderdeel van de tenlastelegging dan ook niet bewezen en zal verdachte hiervan partieel vrijspreken.
feit 4
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken, omdat verdachte niet aangeefster [slachtoffer 4] zou hebben mishandeld, maar de getuige [getuige 4] . Verdachte verklaart dat immers zelf en aan getuige [getuige 5] is niet gevraagd wie door verdachte is mishandeld.
De rechtbank verwerpt dit verweer omdat dit wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen.
Ten aanzien van parketnummer 16.226613.22:
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen sprake kan zijn van een bedreiging als bedoeld in art. 285 Sr., omdat onvoldoende is gebleken dat bij aangever, de oom, de redelijke vrees zou zijn ontstaan. Dit blijkt uit het feit dat de oom de aangifte heeft ingetrokken. Hij heeft in deze intrekking aangegeven dat hij de aangifte enkel heeft gedaan om een uithuisplaatsing van verdachte te bewerkstellingen.
De rechtbank oordeelt als volgt. Niet vereist is dat bij de bedreigde daadwerkelijk vrees voor de aantasting van de persoonlijke vrijheid is ontstaan. Het is voldoende dat de bedreiging in het algemeen geschikt is om de vrees voor een inbreuk op de persoonlijke vrijheid teweeg te brengen (zie HR 3 februari 2004, ECLI:NL:HR:2004:AN9309). De rechtbank is op grond hiervan van oordeel dat de aard van de ten laste gelegde uitlatingen en de gedraging van verdachte in de gegeven omstandigheden een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht van [slachtoffer 5] opleveren.
De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:
feit 1, primair
op
of omstreeks19 maart 2021 te [woonplaats] openlijk, te weten (in
/ophet steegje
/trapjebij) de [Straat 1] (ter hoogte van nr. [Nummer 1] ),
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1]
- meermaals,
althans eenmaalin het gezicht te spugen en
/of
- bij de keel vast te pakken en
/of(vervolgens) de keel dicht te knijpen en
/of
- meermaals
, althans eenmaalte slaan in het gezicht,
althans tegen het hoofden
/of
- te dwingen op de knieën te gaan zitten en
/of
- ( vervolgens) (met kracht) het hoofd tegen een muur aan te slaan
/duwen, althans bewegen;
terwijl dit door haar gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad
feit 2, primair
op
of omstreeks27 februari 2021 te [woonplaats] openlijk, te weten, op
of aan[Straat 3] (ter hoogte van nummer [Nummer 2] ),
in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2]
- meermaals
, althans eenmaalte slaan tegen
het gezicht, althanshet hoofd en
/of
- bij de haren vast te pakken en
/of(vervolgens) aan de haren te trekken en
/of
- meermaals,
althans eenmaalte schoppen tegen het lichaam
feit 3
op
of omstreeks25 februari 2021 te Amersfoort
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen[slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3]
- meermaals,
althans eenmaal(met kracht) een fiets tegen de benen van die [slachtoffer 3] aan te duwen en
/of
- die [slachtoffer 3] (met kracht) te slaan tegen het hoofd en
/of
- die [slachtoffer 3] bij de haren vast te pakken en
/of(vervolgens) aan de haren te trekken
feit 4
op
of omstreeks25 februari 2021 te Amersfoort [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4]
- ( met beide handen) bij het haar vast te pakken en
/ofvervolgens (met kracht) aan het haar te trekken en
/of
- ( met een vuist) te stompen
/slaanin de buik
, althans tegen het lichaam
Ten aanzien van parketnummer 16.226613.22:
op
of omstreeks7 september 2022 te Amersfoort,
althans in Nederland, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door met een hamer in de richting van voornoemde [slachtoffer 5] te lopen, en
/oftegen voornoemde [slachtoffer 5] te zeggen "ik sla je dood met deze hamer" en
/of"ik sla je de kanker in",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:
feit 2
Ter terechtzitting hebben de raadsvrouw en de officier van justitie aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. Gesteld is dat verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Daartoe heeft de verdediging de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
Uit de getuigenverklaringen van de buurtbewoners is gebleken dat het geweld kwam van beide kanten. Getuige [getuige 2] zegt dat aangeefster [slachtoffer 2] verdachte eerst vastpakte. Met dit vastpakken (van een kind) zegt de getuige eigenlijk dat [slachtoffer 2] begon met de agressie. Gelet op voorgaande is sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, waartegen verdachte zich mocht verdedigen.
De officier van justitie heeft aanvullend naar voren gebracht dat [slachtoffer 2] niet naar buiten had hoeven gaan nadat het blikje tegen haar voordeur werd gegooid.
De rechtbank gaat uit van de volgende, aan wettige bewijsmiddelen ontleende, feiten en omstandigheden.
Aangeefster [slachtoffer 2] wordt geconfronteerd met een groep van ongeveer 10 jongeren aan haar voordeur. Zij opent de voordeur en na een kort gesprek sluit zij de voordeur weer. Kort daarna gooit iemand een blikje tegen haar voordeur, en [slachtoffer 2] gaat naar buiten om verhaal te halen. De groep rent weg en verdachte blijft staan. Omdat [slachtoffer 2] wil weten wat er tegen haar voordeur is gegooid en waarom, pakt zij verdachte vast. Dit om te voorkomen dat verdachte, net als anderen uit de groep, weg zou rennen. Naar het oordeel van de rechtbank kan deze gedraging van [slachtoffer 2] niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen verdediging geboden of gerechtvaardigd was.
Het verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van parketnummer 16.226613.22:
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de verdachte heeft gehandeld uit noodweer, als bedoeld in artikel 41, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht. De raadsvrouw heeft gesteld dat de verdachte zich geconfronteerd zag met een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
Daartoe heeft de verdediging het volgende aangevoerd.
Er speelde meer dan enkel in de aangifte en de getuigenverklaring van moeder naar voren komt. Na een ruzie wordt verdachte opgesloten in de schuur. Zij wil eruit, dus slaat met een hamer tegen de deur. Verdachte staat vervolgens buiten en [slachtoffer 5] komt zelf naar buiten, terwijl verdachte nog boos is en met een hamer in haar handen staat. [slachtoffer 5] verklaart dat de hamer per ongeluk tegen haar hoofd is gekomen, maar dan zou de omvang van de wond kleiner zijn geweest. Verdachte verklaart over haar letsel dat [slachtoffer 5] haar eerder al een kopstoot had gegeven, nog voor de bedreiging.
De door de verdediging gegeven lezing van de gebeurtenissen is naar het oordeel van de rechtbank niet aannemelijk geworden. Over de chronologische volgorde van gebeurtenissen heeft verdachte wisselend verklaard, terwijl de overige aanwezigen anders verklaren dan verdachte, maar onderling wel eensluidend.
Het verweer wordt verworpen.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:
feit 1, primair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, terwijl het door de schuldige gepleegde geweld enig lichamelijk letsel ten gevolge heeft
feit 2, primair
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en een goed
feit 3 en 4
telkens: mishandeling
Ten aanzien van parketnummer 16.226613.22:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een taakstraf van 120 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 60 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met (bijzondere) voorwaarden zoals geadviseerd door de Raad voor de Kinderbescherming.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte niet teveel belast en overvraagd moet worden. Een taakstraf kan worden opgelegd, maar gezien de verweren stelt de verdediging dat dit een zeer lage onvoorwaardelijke taakstraf moet worden van 20 uur. Verdachte wil graag geholpen worden en zij gaat er ook aan meewerken, maar de hulpverlening loopt nog in het kader van een eerder opgelegde deels voorwaardelijke straf.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan maar liefst vijf agressieve feiten, waarvan vier fysieke en één verbale. Door het handelen van verdachte is een ontoelaatbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers. De openlijke geweldplegingen speelden zich bovendien af in het publieke domein wat voor buurtbewoners, maar ook in de samenleving, gevoelens van angst en onveiligheid op straat oplevert.
Dat er sprake is van fors geweld tegen verschillende personen, op verschillende momenten, rekent de rechtbank verdachte zwaar aan. Ook rekent de rechtbank verdachte zwaar aan dat zij steeds als zij met een groep is, de leidende rol op zich neemt en verreweg het meeste geweld pleegt.
De rechtbank vindt vooral het tegen [slachtoffer 1] gepleegde geweld ernstig en schokkend. Het moet zeer angstig en vernederend zijn geweest om in een steegje bespuugd en geslagen te worden en daarbij gedwongen te worden om op je knieën te zitten en sorry te zeggen.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 17 november 2022, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke misdrijven is veroordeeld. De rechtbank ziet verdachte dan ook als
first offender.
In het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming van 15 november 2022 wordt geadviseerd om aan verdachte een deels voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen met algemene en bijzondere voorwaarden. Mevrouw J.P.C. Smit van de Raad voor de Kinderbescherming heeft ter zitting nog aanvullend verklaard dat het advies is om de vordering TUL toe te wijzen. Mevrouw Yassar van Samen Veilig Midden-Nederland heeft ter zitting aangegeven dat bij verdachte sprake is van een disharmonisch intelligentieprofiel, waardoor verdachte snel overvraagd wordt.
Ter zitting is gebleken dat verdachte op dit moment uit huis is geplaatst en begeleid woont op een plek van [Instelling 1] in [woonplaats] , nadat zij een paar keer is gewisseld van crisis opvangplekken. Zij staat op een wachtlijst bij De Waag voor een vorm van agressieregulatie therapie.
Verdachte heeft ter zitting, kort samengevat, verklaard dat zij in het verleden in de steek is gelaten door de hulpverlening en nu klaar is met hulpverlening. Ze wil graag weer bij haar moeder gaan wonen.
Strafoplegging
De officier van justitie heeft een geheel voorwaardelijke taakstraf geëist vanwege de beperkte belastbaarheid van verdachte. De rechtbank stelt op basis van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting vast dat verdachte tot een paar maanden geleden nog een schildersopleiding volgde waarbij zij vier dagen werkte en één dag naar school ging. In het advies is ook naar voren gekomen dat zij een harde werker is. Daarnaast is naar voren gekomen dat verdachte op dit moment geen dagbesteding heeft. Gelet op voorgaande feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat verdachte (wellicht juist) op dit moment goed in staat is om een werkstraf te kunnen uitvoeren. Daarom zal niet worden volstaan met enkel een voorwaardelijke werkstraf. Daarmee zou ook geen recht worden gedaan aan de ernst en hoeveelheid van de feiten.
Daarnaast vindt de rechtbank het belangrijk dat verdachte de komende periode passende hulp wordt geboden. Zij wordt komend jaar 18, waardoor (verplichte) civiele ondersteuning en begeleiding komt te vervallen. Gelet op de problematiek bij verdachte, is langer toezicht en begeleiding noodzakelijk.
Gelet op de bewezenverklaringen en de ernst van de feiten ziet de rechtbank ook aanleiding voor een hogere taakstraf dan de officier van justitie, namelijk 160 uur, waarvan 80 uur voorwaardelijk. Maar gebleken is dat ten aanzien van de meeste feiten de redelijke termijn voor berechting van strafzaken als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) is overschreden. De rechtbank heeft bovendien rekening gehouden met de omstandigheid dat verdachte na de gepleegde feiten is veroordeeld voor een ander feit en het bepaalde in artikel 63 Wetboek van Strafrecht. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding de straf te verlagen.
Alles overwegende acht de rechtbank een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 120 uren waarvan 80 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar met oplegging van algemene en bijzondere voorwaarden, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
[slachtoffer 1]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van tussen de € 100,00 en de € 1000,00. Dit bedrag bestaat uit immateriële schade ten gevolge van het aan verdachte onder feit 1 ten laste gelegde feit (parketnummer 16.343579.21).
9.1.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat er sprake is van rechtstreekse schade en dat een bedrag van € 250,00 immateriële schade passend en geboden is.
9.1.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering onvoldoende onderbouwd is en dat onduidelijk is of de gestelde schade wel het gevolg is geweest van het tenlastegelegde feit. De verdediging vindt daarom dat de vordering moet worden afgewezen of niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
9.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Naar het oordeel van de rechtbank is vast komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen immateriële schade heeft geleden. De benadeelde partij heeft lichamelijk letsel opgelopen en stelt psychische klachten te ondervinden. Ten aanzien van die psychische klachten heeft de benadeelde partij geen onderbouwing gegeven. Dat maakt dat de rechtbank voor de hoogte van de schade zal kijken naar de immateriële schadevergoeding die in soortgelijke zaken wordt opgelegd. De rechtbank waardeert de geleden schade op een bedrag van € 250,- en zal de vordering tot dit bedrag toewijzen. De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 19 maart 2021 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling dient geen gijzeling te worden toegepast.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij en/of haar mededaders hebben voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
9.2.
[slachtoffer 2]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 589,00. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 ten laste gelegde feit (parketnummer 16.343579.21).
9.2.1.
Het standpunt van de officier van justitie
Gelet op het standpunt dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, dient de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.2.2.
Het standpunt van de verdediging
Gelet op het standpunt dat de verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, dient de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard dan wel te worden afgewezen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Ter onderbouwing van de vordering heeft de benadeelde partij de factuur overgelegd van de aanschaf van de bril die ten gevolge van het bewezen verklaarde feit 2 is stuk gegaan. Uit de factuur maakt de rechtbank op dat de bril in 2019, dus ongeveer twee jaar voorafgaand aan het feit, is aangeschaft. De rechtbank schat daarom de schade op € 300,-, rekening houdend met afschrijving, en zal de vordering tot het bedrag van € 300,00 toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met haar mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schadevergoedingsmaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 300,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 27 februari 2021 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling dient geen gijzeling te worden toegepast.
Verdachte is van zijn schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij en/of haar mededaders hebben voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.
9.3.
[slachtoffer 3]
heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 736,61. Dit bedrag bestaat uit € 336,61 materiële schade en € 400,00 immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 3 ten laste gelegde feit (parketnummer 16.343579.21).
9.3.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering voor wat betreft de materiële schade af te wijzen en een gedeelte van de immateriële schade toe te wijzen tot € 150,00. In de strafzaak tegen de oom van verdachte is immers de gevorderde materiële schade en een gedeelte van de immateriële schade reeds toegewezen.
9.3.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren. De vordering ziet voornamelijk op het geweld vanuit de oom richting deze benadeelde partij.
9.3.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu niet, althans onvoldoende is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en het onder feit 3 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt.

10.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de kinderrechter in de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht van 19 april 2021 (parketnummer 16.187468.20) is verdachte een taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 70 uren, waarvan 40 uren voorwaardelijk opgelegd.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om de vordering tenuitvoerlegging
toe te wijzen.
De verdediging heeft de rechtbank verzocht – gezien het vrijspraak / OVAR verweer ten aanzien van de bedreiging waarbij de vordering tot tenuitvoerlegging aanhangig is – om de vordering tenuitvoerlegging af te wijzen.
Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank zal om die reden bepalen dat deze straf alsnog ten uitvoer wordt gelegd .

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 63, 77a, 77g, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 141, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:
- verklaart het onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring ten aanzien van parketnummer 16.226613.22:
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafbaarheid ten aanzien van parketnummer 16.226613.22:
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen jeugddetentie;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van 80 uren, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 40 dagen;
- stelt daarbij een proeftijd van twee (2) jaren vast;
- als algemene voorwaarden gelden dat verdachte:
  • zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
  • ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
  • medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht..
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
  • zich in het kader van de maatregel van Toezicht en Begeleiding binnen vijf dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis meldt bij Samen Veilig Midden-Nederland (SAVE) te Amersfoort, en zich daarna gedurende een door de jeugdreclassering te bepalen periode (die loopt tot maximaal het einde van de proeftijd) en op door de jeugdreclassering te bepalen tijdstippen dient te blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zo lang die instelling dat noodzakelijk acht;
  • meewerkt aan een persoonlijkheidsonderzoek en aan de daaruit volgende hulpverlening;
  • verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang zolang de jeugdreclassering dat nodig vindt;
  • meewerkt aan het zoeken naar en behouden van een zinvolle dagbesteding en zich houdt aan de afspraken omtrent de dagbesteding;
- geeft aan de reclasseringsinstelling te weten Samen Veilig Midden Nederland (SAVE) te Amersfoort opdracht als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 250,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 250,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 maart 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling dient geen gijzeling te worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) haar mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 300,00;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan 300,00 van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2021 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 300,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 februari 2021 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling dient geen gijzeling te worden toegepast;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als zij en/of (een van) haar mededaders op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Benadeelde partij [slachtoffer 3]
- verklaart [slachtoffer 3] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16.187468.20
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de kinderrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht bij vonnis van 19 april 2021 opgelegde voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 40 uren;
- beveelt dat, als de verdachte het voorwaardelijk deel van de taakstraf bij tenuitvoerlegging niet naar behoren heeft verricht, vervangende jeugddetentie zal worden toegepast van 20 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. van Rijssen, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. G. Schnitzler en mr. P.J. Blok, rechters, in tegenwoordigheid van mr. B. Matser en mr. B. van Dam, griffiers, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 november 2022.
mr. Blok is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Ten aanzien van parketnummer 16.343579.21:
1
zij op of omstreeks 19 maart 2021 te [woonplaats] openlijk, te weten (in/op het steegje/trapje bij) de [Straat 1] (ter hoogte van nr. [Nummer 1] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon, te weten [slachtoffer 1] door die [slachtoffer 1]
- meermaals, althans eenmaal in het gezicht te spugen en/of
- bij de keel vast te pakken en/of (vervolgens) de keel dicht te knijpen en/of
- meermaals, althans eenmaal te slaan in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of
- te dwingen op de knieën te gaan zitten en/of
- ( vervolgens) (met kracht) het (achter)hoofd tegen een muur aan te slaan/duwen, althans bewegen;
terwijl dit door haar gepleegde geweld enig lichamelijk letsel, te weten een hoofdwond, voor die [slachtoffer 1] ten gevolge heeft gehad;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 19 maart 2021 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1]
- bij de keel vast te pakken en/of (vervolgens) de keel dicht te knijpen en/of
- meermaals, althans eenmaal te slaan in het gezicht, althans tegen het hoofd en/of
- te dwingen op de knieën te gaan zitten en/of (vervolgens)
- ( met kracht) het (achter)hoofd tegen een muur aan te slaan/duwen, althans bewegen;;
2
zij op of omstreeks 27 februari 2021 te [woonplaats] openlijk, te weten, op of aan [Straat 3] (ter hoogte van nummer [Nummer 2] ), in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer 2] door die [slachtoffer 2]
- meermaals, althans eenmaal te slaan tegen het gezicht, althans het hoofd en/of
- bij de haren vast te pakken en/of (vervolgens) aan de haren te trekken en/of
- meermaals, althans eenmaal te schoppen tegen het lichaam;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 27 februari 2021 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 2] heeft mishandeld door die [slachtoffer 2]
- meermaals, althans eenmaal te slaan tegen het gezicht, althans het hoofd en/of
- bij de haren vast te pakken en/of (vervolgens) aan de haren te trekkenp;
3
zij op of omstreeks 25 februari 2021 te Amersfoort tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door die [slachtoffer 3]
- meermaals, althans eenmaal (met kracht) een fiets tegen de benen van die [slachtoffer 3] aan te duwen en/of
- die [slachtoffer 3] (met kracht) te slaan tegen het hoofd en/of
- die [slachtoffer 3] bij de haren vast te pakken en/of (vervolgens) aan de haren te trekken;
4
zij op of omstreeks 25 februari 2021 te Amersfoort [slachtoffer 4] heeft mishandeld door die [slachtoffer 4]
- ( met beide handen) bij het haar vast te pakken en/of vervolgens (met kracht) aan het haar te trekken en/of
- ( met een vuist) te stompen/slaan in de buik, althans tegen het lichaam.
Ten aanzien van parketnummer 16.226613.22:
zij, op of omstreeks 7 september 2022 te Amersfoort, althans in Nederland, [slachtoffer 5] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door met een hamer in de richting van voornoemde [slachtoffer 5] te lopen, en/of tegen voornoemde [slachtoffer 5] te zeggen "ik sla je dood met deze hamer" en/of "ik sla je de kanker in", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 31 januari 2022 (hierna te noemen: einddossier), genummerd PL0900-2021395498, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 150. Tenzij anders vermeld, is dit proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.De verklaring van verdachte, zoals afgelegd op de zitting van 29 november 2022.
3.Pagina 66 en 67.
4.Pagina 77 t/m 81.
5.De verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 29 november 2022.
6.Pagina 46 en 47.
7.Pagina 56.
8.Pagina 16 en 17.
9.Pagina 33.
10.Pagina 135.
11.Pagina 116.
12.Pagina 37 en 39.
13.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 3 oktober 2022 (hierna te noemen: einddossier), genummerd PL0900-2022263995, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 43. Tenzij anders vermeld, is dit proces-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
14.De verklaring van verdachte afgelegd op de zitting van 29 november 2022.
15.Pagina 5.