ECLI:NL:RBMNE:2022:5184

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 december 2022
Publicatiedatum
7 december 2022
Zaaknummer
16-246481-21
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eendaadse samenloop van diefstal, mishandeling en bedreiging met geweld door minderjarige

Op 6 december 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte, geboren in 2004, die samen met anderen op 5 september 2021 een woningoverval heeft gepleegd in [woonplaats]. De verdachte, hierna te noemen [verdachte], werd beschuldigd van diefstal in vereniging, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld, alsook van mishandeling en bedreiging. Tijdens de zitting op 22 november 2022 was [verdachte] aanwezig, en zijn advocaat, mr. V.P.J. Tuma, en de officier van justitie, mr. M. Kamper, hebben hun standpunten toegelicht. De rechtbank heeft de zaak achter gesloten deuren behandeld, gezien de minderjarigheid van de verdachte.

De tenlastelegging omvatte het overvallen van [slachtoffer] in zijn woning, waarbij geweld en bedreiging met een mes zijn gebruikt. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken was bij de overval. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor medeplegen, ondanks de verdediging die vrijspraak bepleitte. De rechtbank heeft de verklaringen van de medeverdachten als geloofwaardig beoordeeld, en de verklaring van [verdachte] als ongeloofwaardig. De rechtbank heeft vastgesteld dat [verdachte] niet alleen aanwezig was, maar ook actief heeft bijgedragen aan de geweldsdelicten.

De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de eendaadse samenloop van diefstal, mishandeling en bedreiging met geweld. De opgelegde straf bestond uit 90 dagen jeugddetentie, waarvan 53 dagen voorwaardelijk, en een werkstraf van 180 uren. De rechtbank heeft rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van [verdachte] en zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid, zoals vastgesteld in psychologische rapportages. Daarnaast is de benadeelde partij, [slachtoffer], in de gelegenheid gesteld om schadevergoeding te vorderen, welke door de rechtbank is toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16-246481-21
Vonnis van de meervoudige kamer van 6 december 2022
in de strafzaak tegen
[voornamen]Geedi,
geboren op [2004] in [geboorteplaats] (Somalië),
wonende aan de [adres] in [woonplaats] ,
hierna te noemen: [verdachte] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 22 november 2022. [verdachte] was bij deze zitting aanwezig, waardoor juridisch gezien sprake is van een vonnis op tegenspraak. Omdat [verdachte] ten tijde van de tenlastegelegde feiten minderjarig was, heeft de rechtbank de zaak achter gesloten deuren behandeld.
De rechtbank heeft tijdens de zitting gesproken met en geluisterd naar de standpunten van [verdachte] , zijn advocaat mr. V.P.J. Tuma en de officier van justitie mr. M. Kamper. Daarnaast waren aanwezig A. Oksuz, jeugdreclasseringswerker bij Samen Veilig Midden-Nederland, R.J. Verhoek, raadsonderzoeker, en Y. Ouaddouh, ambulant begeleider bij het Ontwikkelcentrum Utrecht. Ook waren aanwezig de dochter en schoonzoon van de benadeelde partij [slachtoffer] , bijgestaan door mr. R.J. Jager.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. Kort gezegd verdenkt de officier van justitie [verdachte] ervan dat hij:
1. op 5 september 2021 in [woonplaats] samen met anderen [slachtoffer] in zijn woning heeft overvallen;
2. op 5 september 2021 in [woonplaats] samen met anderen [slachtoffer] heeft mishandeld;
3. op 5 september 2021 in [woonplaats] samen met anderen [slachtoffer] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. Zij is van oordeel dat medeplegen voor alle drie de feiten kan worden aangenomen. Zo blijkt uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) dat [verdachte] , [medeverdachte 1] en medeverdachte [medeverdachte 2] (hierna: [medeverdachte 2] ) met zijn drieën het plan om de woning te overvallen hebben besproken en vervolgens met zijn drieën naar [woonplaats] zijn afgereisd. [medeverdachte 1] is als eerste bij aangever naar binnengegaan en liet vervolgens [verdachte] en [medeverdachte 2] binnen. [verdachte] en [medeverdachte 2] zagen dat [medeverdachte 1] geweld gebruikte tegen aangever en in plaats van weg te gaan, bleven zij in de woning gedurende ten minste negen minuten.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de drie ten laste gelegde feiten. Om tot medeplegen te komen, moet er sprake zijn van een nauwe en bewuste samenwerking. Het is overduidelijk dat de woningoverval door [medeverdachte 1] is geïndiceerd. Ook de spullen die zijn weggenomen uit de woning zijn bij hem teruggevonden. Met een behoorlijke mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat [verdachte] niet op de hoogte was van de plannen van [medeverdachte 1] . [verdachte] belandt ineens in een woningoverval en de verklaringen hierover wisselen. Hij is er echter heel duidelijk in dat hij niets heeft gedaan. Aldus is geen sprake van medeplegen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Uit de aangifte [slachtoffer] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende: [2]
Op zondag 5 september 2021 was ik thuis in mijn woning aan de [adres] in [woonplaats] . Het was in de middag, dat ik via mijn telefoon op een website [website] aan het surfen was. Ik kwam een jongen tegen. In dat gesprek gaf hij aan naar [woonplaats] te willen komen. Ik heb via WhatsApp mijn adres aan hem gegeven. Rond een uur of half negen werd ik geappt door hem, dat hij voor mijn deur stond. Toen wij samen op mijn slaapkamer waren, werd hij gebeld. Ik zag dat hij naar beneden liep. [...] Ik kwam uit de keuken. Ik zag de jongen bij mijn voordeur staan. Ik zag dat hij de deur opende. Ik zag vervolgens twee personen staan. Wat ik nog wel weet, dat ik direct heel veel klappen heb gekregen en dit behoorlijk veel pijn veroorzaakte.
Mijn letsel is:
- Gebroken neus
- Blauw oog aan de linker zijde
- Bloeduitstorting mijn linker oor
- Rechter lichaamsdeel zijkant een wond
- Rechter kaak pijn
- Linker ringvinger uit de kom. Misschien operatie nodig voor herstel.
- Hersenschudding.
Uit het verhoor van aangever [slachtoffer] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende: [3]
V: Ik heb van u begrepen dat u wat spullen kwijt bent. De politie en buurtbewoners hebben een aantal goederen gevonden die ik u graag wil laten zien om te kijken of ze van u zijn. Eerst laat ik uw mobiele telefoon zien. Is deze van u?
A: Ja, alleen zat er geen barst in. Er zat bescherming omheen maar die hebben de daders er vanaf gehaald.
V: Wat voor telefoon is dit?
A: Samsung.
V: Ik toon u een ring met streep, wat is daarvan de inscriptie?
A: [A] , [B] , [C] , [D] , [E] . ik herken deze ring als mijn ring, ik heb hem van mijn dochter [D] gekregen.
V: Ik toon u een ring met een zegel, wat is hiervan de inscriptie?
A: [woonplaats] [F] en zijn sterfdag is [2012] . ik herken deze ring als mijn ring. Dit was de ring van mijn overleden vader. Ik heb hem na zijn overlijden van mijn moeder gekregen.
Uit het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [4]
O: [verdachte] heeft tegenover de politie verklaard dat jij tegen hem gezegd zou hebben dat je langs een bekende in [woonplaats] wilde gaan.
V: Wat kun je hierover vertellen?
A: Nee heb ik nooit gezegd. Wij alle drie wisten er van wat we zouden doen voordat we in [woonplaats] waren. Het is vooraf allemaal besproken. Iedereen wist ervan wat er ging gebeuren.
V: Wanneer heb je dit besproken?
A: Die zaterdag.
A: We hebben het met z’n drieën besproken en de risico's ook.
V: Was er een plan.
A: Ja.
A:. Iedereen wist eigenlijk al wat er moest gebeuren.
A: [medeverdachte 2] is in de woning geweest en is een paar keer naar boven en beneden gelopen om spullen te gaan zoeken. [verdachte] is naar binnen gekomen en heeft de man ook van de trap getrokken. Er is een mes gepakt door één van hun.
Uit het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [5]
Toen zag ik gelijk dat die man in elkaar geslagen werd. Dit gebeurde in de woonkamer. Ik zag dat [medeverdachte 1] die man stompen gaf. Hij deed dit met zijn vuist op het gezicht van die man. Terwijl ik naar boven liep hoorde ik [medeverdachte 1] roepen "pak mes, pak mes". Daarna hoorde ik [medeverdachte 1] roepen "pincode". Ik hoorde dat die man zijn pincode zei. […] Ik zag toen dat er een mes op de keel van die man gezet werd door [medeverdachte 1] . Die andere jongen drukte met zijn knie op het been van die man.
Uit een proces-verbaal bevindingen, inhoudende het ter plaatse komen, blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende: [6]
De twee verdachte personen zouden het pand zijn ingegaan waarvan de deur open stond. Vervolgens zouden de gordijnen direct zijn dichtgedaan.[...] Ik hoorde dat de meldster toen verklaarde dat ik samen met collega [verbalisant 1] bij de juiste woning stond. Ik zag dat de gordijnen aan de voorzijde van de woning dicht zaten. Ook de gordijnen bij de voordeur zaten dicht. Vervolgens klopte ik op het raam aan de voorzijde. Ik hoorde vervolgens luide geluiden vanuit de woning komen.
Uit een proces-verbaal bevindingen, inhoudende onderzoek aan de telefoon van [verdachte] , blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [7]
Op 16 september 2021 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding had hij een iPhone 11 in de zak van zijn spijkerbroek zitten. Ik heb gezocht op het woord " [woord] ". Dit woord werd in de telefoon aangetroffen bij de webapplicatie van Google Maps. Er komen 9 treffers op de zoekterm [adres] op 12 september 2021 tussen 19.53 uur en 20.19 uur. Ambtshalve is mij bekend dat de data die wordt weergegeven 7 dagen later is dan de daadwerkelijke datum. In dit geval zijn deze Google Maps treffers gemaakt op de dag van de woningoverval.
Uit een proces-verbaal forensisch onderzoek woning blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [8]
Op maandag 6 september 2021 kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [woonplaats] . De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld. In de achtertuin zagen wij bij de afscheiding van de heg een mes. Door mij, [verbalisant 2] , werd het mes veiliggesteld. Wij zagen dat het merk van het mes hetzelfde merk was als de messen in de keukenlade van het slachtoffer. Het slachtoffer vertelde ons dat hij zelf het mes daar niet had achtergelaten.
Sporendragers
Goednummer: PL0900-2021283884-2874181
SIN:
AAPH1808NL
Object: Mes
Inhoud/specificatie: Aangetroffen in de achtertuin.
Uit een rapport van het NFI blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [9]
Overzicht te onderzoeken materialen
SIN:
AAPH1808NL
Object: Mes
Omschrijving volgens het aanvraagformulier/ toelichting: Mes
Overzicht van aangetroffen dactyloscopische sporen
Spoornummer:
AAPH1808NL#D01 tot en met AAPH1808NL#D06, AAPH1808NL#D07.
Uit een proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende: [10]
Betrokkene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [voornamen]
Geboren: [2004]
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Somalië
Spoor
SIN: AANZ7823NL
Spoortype: Dacty
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Bijzonderheden : NFI referentie
AAPH1808NL#D02
Uit een rapport van het NFI blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende: [11]
Mes
AAPH1808NL
Bemonstering spoormateriaal
AAPH1808NL#01 dactyloscopische sporen #D01 en #D07 op het lemmet van het mes
Resultaten, interpretatie en conclusie van het DNA-onderzoek
SIN DNA kan afkomstig zijn van Bewijskracht
AAPH1808NL#01minimaal twee personen
- [verdachte] - meer dan 1 miljard
- minimaal één andere persoon - niet van toepassing
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
DNA-mengprofiel
AAPH1808NL#01is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
Bewijsoverwegingen
Vast staat dat [verdachte] op 5 september 2021 samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de woning van aangever [slachtoffer] is geweest. Dit heeft [verdachte] ook bekend. Ook het volgende staat op basis van de bewijsmiddelen vast. In die woning is toen veel geweld gebruikt tegen [slachtoffer] , als gevolg waarvan hij fors letsel heeft opgelopen. [slachtoffer] is met een mes bedreigd en uit de woning zijn spullen weggenomen. Ten slotte zijn de drie jongens, toen de politie voor de deur stond en aanklopte, weggevlucht. Aangever [slachtoffer] is, kort gezegd, in zijn woning beroofd, mishandeld en bedreigd.
[verdachte] heeft als volgt verklaard over zijn eigen rol. Toen de drie jongens vanuit Utrecht naar [woonplaats] reisden, wist [verdachte] niet waar zij heen gingen in [woonplaats] . Bovendien wist hij niet dat zij naar de woning van [slachtoffer] gingen om hem te beroven. [medeverdachte 1] had gezegd dat hij bij een bekende langs zou gaan om iets op te halen. Toen hij in de woning was, zag [verdachte] dat [slachtoffer] klappen op zijn hoofd kreeg van [medeverdachte 1] en buiten bewustzijn raakte. [verdachte] heeft zelf niets gedaan in de woning, geen geweld gebruikt tegen [slachtoffer] een geen mes aangeraakt of zelfs maar gezien. [verdachte] had op enig moment weg kunnen gaan, maar deed dat niet.
De verklaring van [verdachte] dat hij niet wist dat hij, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer] gingen om hem te beroven, vindt de rechtbank ongeloofwaardig.
[medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat hij nooit heeft gezegd dat hij langs een bekende wilde gaan en dat alle drie de jongens wisten wat ze gingen doen. Dat hebben ze met zijn drieën vooraf allemaal besproken en iedereen wist wat er ging gebeuren, aldus [medeverdachte 1] . De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen. [medeverdachte 1] heeft behalve [verdachte] en [medeverdachte 2] ook zichzelf belast met zijn verklaring. Dat de jongens alle drie proberen de schuld buiten zichzelf te leggen, zoals de raadsman stelt, geldt dan ook niet voor deze verklaring van [medeverdachte 1] .
Met de telefoon van [verdachte] is, voordat de drie jongens bij [slachtoffer] ’ woning aankwamen, binnen een halfuur negen keer via Google Maps gezocht naar de straat waar [slachtoffer] woont. Dit is niet te rijmen met de verklaring van [verdachte] , dat hij vooraf niet wist waar zij heen gingen en wat zij daar gingen doen. Dat [verdachte] onderweg zijn telefoon aan [medeverdachte 1] heeft uitgeleend, zoals hij ter zitting voor het eerst heeft verklaard, vindt de rechtbank niet geloofwaardig.
Ook [verdachte] verklaring over zijn rol in de woning van [slachtoffer] vindt de rechtbank ongeloofwaardig en is aantoonbaar onjuist.
Uit onderzoek naar vingerafdrukken en DNA op het in [slachtoffer] ’ tuin aangetroffen mes, afkomstig uit zijn keuken, is gebleken dat [verdachte] dit mes moet hebben aangeraakt. Dit strookt niet met het verhaal van [verdachte] , waarin hij een nietsvermoedende en passieve toeschouwer is geweest van het door [medeverdachte 1] gebruikte geweld.
Daarbij komt dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] om een mes heeft geroepen, dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat één van de anderen aan hem een mes gaf en dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] een mes op de keel van [slachtoffer] zette en dat de andere jongen (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) met zijn knie op het been van [slachtoffer] drukte. Ook die verklaring weerspreekt dat [verdachte] niets heeft gedaan in de woning en geen geweld heeft gebruikt.
[verdachte] wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het beroven, mishandelen en bedreigen van [slachtoffer] . Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Dat betekent dat de – intellectuele en/of materiële – bijdrage van [verdachte] aan de delicten van voldoende gewicht moet zijn geweest. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, houdt de rechtbank rekening met de taakverdeling, het belang van de rol van [verdachte] , zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en de omstandigheid dat [verdachte] niet is vertrokken toen dat wel kon. De rechtbank weegt mee dat [verdachte] op enig moment het mes heeft gehanteerd, waarmee [slachtoffer] is bedreigd en [verdachte] [slachtoffer] heeft vastgehouden met zijn knie, ook heeft hij het slachtoffer van de trap getrokken. Op basis van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van [verdachte] aan de delicten van voldoende gewicht geweest en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Aannemelijk is dat [medeverdachte 1] het ten laste gelegde geweld heeft gebruikt en [slachtoffer] met een mes heeft bedreigd. Toch kunnen deze handelingen ook in de zaak tegen [verdachte] bewezen worden verklaard, als onderdeel van het medeplegen van de beroving, de mishandeling en de bedreiging. Het accent ligt bij medeplegen immers op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 5 september 2021 te [woonplaats] , uit een woning gelegen aan de [adres] , tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (onder meer)
- een telefoon en
- meerdere ringen,
toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden, dat verdachte en/of zijn mededader(s),
- een afspraak hebben gemaakt met die [slachtoffer] via een datingsite ( [website] ) en/of via Whatsapp en
- zich naar voornoemde woning hebben begeven en voornoemde woning hebben betreden en
- de gordijnen hebben gesloten en
- de deur op een kier hebben gezet, teneinde mededaders in de gelegenheid te stellen om de woning -ongemerkt- te betreden en
- die [slachtoffer] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, hebben gestompt en
- hebben geroepen: "pak een mes, pak een mes", en
- een mes aan die [slachtoffer] hebben getoond en op de keel van die [slachtoffer] hebben gezet en
- hebben geroepen: "de pincode".
2.
op 5 september 2021 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer] meerdere malen tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen;
3.
op 5 september 2021 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met anderen [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door een mes aan die [slachtoffer] te tonen
en op de keel van die [slachtoffer] te zetten.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Deze zaak bestaat uit één feitencomplex, waarbij de feiten zodanig met elkaar zijn verweven en zozeer in elkaar opgaan dat moet worden geoordeeld dat daar één wilsbesluit aan ten grondslag ligt. De strekking van de betreffende strafbepalingen loopt ook niet zo ver uiteen dat niet zou kunnen worden geoordeeld dat verdachte één verwijt zou kunnen worden gemaakt (vgl. HR 29 juni 2021, ECLI:NL:HR:2021:1028). De rechtbank constateert daarom dat sprake is van eendaadse samenloop.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
de eendaadse samenloop van
feit 1: diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen,
feit 2: medeplegen van mishandeling, en
feit 3: medeplegen van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte] uitsluit. [verdachte] is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd [verdachte] ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een jeugddetentie van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 53 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als (bijzondere) voorwaarden: jeugdreclasseringsbegeleiding door Samen Veilig (hierna: Save), waarvan één jaar in het kader van ITB Harde kern, een contactverbod met aangever [slachtoffer] en een contactverbod met [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ;
- een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 180 uren, indien niet of niet naar behoren verricht te vervangen door 90 dagen jeugddetentie.
De officier van justitie verzoekt rekening te houden met de adviezen van de psychiater en de
psycholoog en het tenlastegelegde in verminderde mate toe te rekenen aan [verdachte] .
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft primair vrijspraak bepleit. Subsidiair, mocht er wel tot een bewezenverklaring gekomen worden, dan verzoekt de raadsman aan te sluiten bij het advies van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van [verdachte] , zoals ter terechtzitting is gebleken.
8.3.1.
De ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan
[verdachte] heeft zich op zestienjarige leeftijd samen met anderen schuldig gemaakt aan een woningoverval. Met het slachtoffer is onder valse voorwendselen via [website] een afspraak gemaakt. [medeverdachte 1] is als eerste de woning van het slachtoffer binnengegaan en vervolgens zijn [verdachte] en [medeverdachte 2] ook naar binnengegaan. Het slachtoffer is direct zodanig mishandeld dat hij het bewustzijn even is verloren. Het huis is door de verdachten doorgezocht en er zijn goederen meegenomen. Ook is bij het slachtoffer een mes op zijn keel gezet en moest hij zijn pincode afgeven. [verdachte] stelt dat hij niets van het geweld heeft gezien en ook geen mes heeft gezien, maar zijn verklaring is aantoonbaar onjuist. Een vingerafdruk en DNA van [verdachte] zijn immers op het mes aangetroffen. De rechtbank rekent het [verdachte] aan dat hij geen openheid van zaken geeft en geen verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn aandeel in de woningoverval.
[verdachte] heeft met zijn handelen laten zien geen enkel respect te hebben voor andermans eigendommen of de lichamelijke integriteit van anderen. Bovendien heeft hij zich niets aangetrokken van het recht dat iedereen heeft om zich in de eigen woning veilig te voelen. Het slachtoffer ervaart nog altijd gevoelens van onveiligheid, zo blijkt uit de verklaring van het slachtoffer die ter terechtzitting is voorgelezen. Misdrijven zoals deze woningoverval zorgen ook in de samenleving voor een verhoogd gevoel van onveiligheid. De rechtbank rekent [verdachte] dit alles zwaar aan.
8.3.2.
De persoon van [verdachte]
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van [verdachte] van 21 september 2021, waaruit blijkt dat hij eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten, onder andere voor een diefstal met bedreiging met geweld gepleegd op 17 januari 2019.
Pro Justitia rapportages
De rechtbank heeft kennisgenomen van het psychiatrisch onderzoek Pro Justitia, opgesteld op 4 januari 2022 door M.L. van Steenderen (kinder- en jeugd) psychiater. Hieruit blijkt dat [verdachte] laagbegaafd is en dat hij, als er geen sturing van buitenaf is, de neiging heeft tot gedragsproblemen. Ook groeit hij op in ongunstige omstandigheden. De ouders van [verdachte] zijn onvoldoende in staat hem de begeleiding en structuur te bieden die hij nodig heeft. [verdachte] kan door zijn beperkte cognitieve vaardigheden oorzaak en gevolg niet altijd goed overzien. Hij heeft veel sturing, ondersteuning en begeleiding nodig. [verdachte] kan situaties niet goed inschatten en is beïnvloedbaar. Het advies is dan ook het ten laste gelegde in verminderde mate aan hem toe rekenen. Als [verdachte] niet wordt begeleid en aangestuurd zoals dat nu gebeurt, dan is het risico op recidive matig tot hoog.
Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van het psychologisch onderzoek Pro Justitia, opgesteld op 9 februari 2022 door A.I. de Zwart, GZ-psycholoog. Hieruit blijkt dat [verdachte] zwakbegaafd is en een lichte normoverschrijdende gedragsstoornis heeft. De combinatie van de zwakbegaafdheid en de stoornis was van invloed op het gedrag van [verdachte] en zijn keuzes bij het plegen van de feiten. Op basis hiervan adviseert de psycholoog om [verdachte] de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen. De psycholoog schat de kans op een toekomstig gewelddadig delict in op matig.
Het advies van de Raad voor de Kinderbescherming
De Raad adviseert [verdachte] een onvoorwaardelijke taakstraf op te leggen in de vorm van een werkstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie met bijzondere voorwaarden. Als bijzondere voorwaarde adviseert de Raad onder andere Toezicht en Begeleiding, waarvan twaalf maanden ITB Harde kern. Ook adviseert de Raad een contactverbod met de medeverdachten en met aangever.
De heer Verhoek heeft het advies van de Raad op de zitting toegelicht en aangevuld. [verdachte] komt van ver. In 2019 ging het niet zo goed met hem en heeft hij tegen zijn zin in op meerdere plekken gewoond. De Raad is blij dat het inmiddels binnen zijn mogelijkheden goed gaat. Er is nu veel ondersteuning en begeleiding voor [verdachte] en dat heeft duidelijk een positieve invloed.
Het advies van Samen Veilig
De heer Oksuz heeft het advies van Save op de zitting toegelicht en aangevuld. [verdachte] was een hele gesloten jongen, maar sinds de schorsing en het ITB Harde kern traject is hij meer open. Hij heeft meegewerkt aan het dubbele persoonlijkheidsonderzoek. Hij heeft veel in te halen qua opvoeding en ondanks zijn bereidheid om goed mee te werken moet hij wel aan de hand genomen worden. Dat hij afgelopen jaar zijn diploma heeft gehaald, is een bevestiging dat het beter gaat.
8.3.3.
Conclusie
De rechtbank is op basis van de rapportages van de psycholoog en de psychiater tot het oordeel gekomen dat ten tijde van het plegen van de feiten bij [verdachte] sprake is geweest van een stoornis en dat deze stoornis gedeeltelijk zijn handelen bepaalde. De rechtbank is van mening dat de conclusies van de deskundigen op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en neemt deze conclusies over. De rechtbank acht [verdachte] verminderd toerekeningsvatbaar.
Gelet op de ernst van de feiten, kan in beginsel niet met een andere strafmodaliteit worden volstaan dan een vrijheidsbenemende straf. Het is zeer zorgwekkend dat [verdachte] zich op zo’n jonge leeftijd schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank zal echter rekening houden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van [verdachte] en met zijn jeugdige leeftijd. De rechtbank zal dan ook geen onvoorwaardelijke jeugddetentie opleggen die langer duurt dan het voorarrest. De rechtbank acht het echter wel van belang dat [verdachte] op het juiste pad blijft en zal daarom ook een voorwaardelijke jeugddetentie opleggen. De rechtbank zal daarnaast, gelet op de ernst van de feiten en het belang dat [verdachte] de gevolgen van zijn handelen ervaart, aan hem een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen. De rechtbank komt tot dezelfde straf als door de officier van justitie geëist.
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat de volgende straf passend en geboden is: een jeugddetentie van 90 dagen, waarvan 53 dagen voorwaardelijk, met aftrek van de tijd die [verdachte] in voorarrest heeft doorgebracht (namelijk 37 dagen), met een proeftijd van 2 jaar en een taakstraf in de vorm van een werkstraf van 180 uren, te vervangen door 90 dagen jeugddetentie. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke jeugddetentie de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 11.080,30. Dit bedrag bestaat uit € 3.580,30 materiële schade en € 7.500 immateriële schade, ten gevolge van de aan [verdachte] onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vordert de vordering hoofdelijk toe te wijzen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij afgewezen dient te worden gelet op de bepleite vrijspraak. Subsidiair refereert hij zich aan het oordeel van de rechtbank.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij materiële schade heeft geleden als rechtstreeks gevolg van de bewezen verklaarde feiten. De hoogte van de gevorderde schadevergoeding is niet betwist. De rechtbank zal daarom de gevorderde materiële schade geheel toewijzen.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat aan de benadeelde partij door het bewezen
verklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht, nu de aard en de ernst van de
normschending meebrengen dat de lichamelijke en geestelijke integriteit van de benadeelde
partij is aangetast. De benadeelde partij heeft verklaard dat hij bij de huisarts is geweest voor traumaverwerking en dat hij angstig en schrikachtig is geworden. Hij heeft moeite met het aangaan van nieuwe sociale contacten en is nu – een jaar na het gebeuren – nog steeds onder behandeling voor zijn psychische klachten. De rechtbank acht genoegzaam aangetoond dat sprake is van een zodanige inbreuk dat de immateriële schade voor vergoeding in aanmerking komt. Gelet op de schadevergoedingen die doorgaans in vergelijkbare gevallen worden toegewezen en de gevolgen die de benadeelde partij van de woningoverval heeft ondervonden, acht de rechtbank de gevorderde immateriële schadevergoeding van € 7.500,00 redelijk en billijk. De rechtbank zal dan ook het gehele bedrag toewijzen.
De rechtbank zal de vordering van € 11.080,30 dus geheel toewijzen, bestaande uit € 3.580,30 materiële schade en € 7.500,00 immateriële schade, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 september 2021 tot de dag van volledige betaling.
De rechtbank veroordeelt [verdachte] hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Dit betekent dat [verdachte] tegenover de benadeelde partij voor het hele bedrag aansprakelijk is. Zijn verplichting tot het vergoeden van deze schade vervalt, als en voor zover (een van) zijn mededader(s) de schade aan de benadeelde heeft/hebben vergoed.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van de benadeelde partij aan [verdachte] de hoofdelijke verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het toegewezen bedrag van € 11.080,30, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 5 september 2021, tot de dag van volledige betaling. Als [verdachte] niet betaalt, zal deze verplichting niet worden aangevuld met gijzeling omdat [verdachte] nog minderjarig was ten tijde van het plegen van de feiten.
Een betaling die [verdachte] doet aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien [verdachte] betaalt aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 55, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 285, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
jeugddetentie van 90 dagen;
- bepaalt dat de tijd door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht (te weten: 37 dagen) op de tenuitvoerlegging van de jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat een gedeelte van
53 dagenvan de jeugddetentie
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een
proeftijd van twee jaarvast;
- als voorwaarden gelden dat verdachte:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
 medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in 77aa, eerste tot en met het vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden:
 dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen in het kader van de maatregel Toezicht en Begeleiding gegeven door Samen Veilig Midden-Nederland, te Utrecht, waarvan maximaal twaalf maanden bestaan uit het meewerken aan ITB Harde Kern;
 dat verdachte zich houdt aan het contactverbod met de medeverdachten [medeverdachte 2] , geboren op [2005] in [geboorteplaats] en [medeverdachte 1] , geboren op [2006] in [geboorteplaats] , zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
 dat verdachte zich houdt aan het contactverbod met aangever [slachtoffer] , geboren op [1961] in [geboorteplaats] , zolang als de jeugdreclassering dit nodig acht;
waarbij aan de Samen Veilig Midden-Nederland opdracht wordt gegeven als bedoeld in artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstraf in de vorm van een werkstraf voor de duur van 180 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 90 dagen jeugddetentie;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van [slachtoffer] toe tot een bedrag van
€ 11.080,30, bestaande voor een bedrag van € 7.500,00 uit immateriële schade en voor een bedrag van
€ 3.580,30 uit materiële schade;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2021 tot de dag van volledige betaling;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer] van het toegewezen bedrag, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer] aan de Staat € 11.080,30 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 september 2021 tot de dag van volledige betaling. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt deze verplichting aangevuld met 0 dagen gijzeling;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd
als hij of een ander op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
Voorlopige hechtenis
- heft op het – reeds geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Ourahma, voorzitter, mr. L.M.G. de Weerd, rechter, tevens kinderrechter, en mr. S.M. Schothorst, rechter, tevens kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. T.T. van den Dool, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 december 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1
hij, op of omstreeks 5 september 2021 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ), tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen te weten (onder meer)
- een of meerdere telefoon(s) en/of
- een of meerdere ring(en),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat verdachte en/of zijn mededader(s),
- een afspraak heeft/hebben gemaakt met die [slachtoffer] via een datingsite ( [website] ) en/of via Whatsapp en/of
- zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of voornoemde woning heeft/hebben betreden en/of
- de gordijnen in de (slaap)kamer heeft/hebben gesloten en/of
- de deur op een kier heeft/hebben gezet (teneinde mededaders in de gelegenheid te stellen om de woning-ongemerkt- te betreden) en/of
- die [slachtoffer] één of meerdere malen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/te slaan en/of
- heeft/hebben geroepen: "pak een mes, pak een mes", althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of op de keel en/of nek van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of heeft/hebben gehouden en/of
- heeft/hebben geroepen: "de pincode", althans woorden van gelijke aard en/of strekking,
en/of
hij, op of omstreeks 5 september 2021, te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van een of meerdere telefoon(s) en/of een of meerdere ring(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en)
dat verdachte en/of zijn mededader(s)
- een afspraak heeft/hebben gemaakt met die [slachtoffer] via een datingsite ( [website] ) en/of via Whatsapp en/of
- zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven en/of voornoemde woning
heeft/hebben betreden en/of
- de gordijnen in de (slaap)kamer heeft/hebben gesloten en/of
- de deur op een kier heeft/hebben gezet (teneinde mededaders in de gelegenheid te stellen om de woning-ongemerkt- te betreden) en/of
- die [slachtoffer] één of meerdere malen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te stompen/te slaan en/of
- heeft/hebben geroepen: "pak een mes, pak een mes", althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] heeft/hebben getoond en/of op de keel en/of nek van die [slachtoffer] heeft/hebben gezet en/of heeft/hebben gehouden en/of
- heeft/hebben geroepen: "de pincode", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 5 september 2021 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een
of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door die [slachtoffer]
één of meerdere malen in/tegen het gezicht/het hoofd, althans het lichaam, te
stompen/te slaan;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)
3
hij op of omstreeks 5 september 2021 te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer] te tonen en/of op de keel en/of nek van die [slachtoffer] te zetten en/of te houden;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn, tenzij anders vermeld, als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 17 maart 2022, genaamd MD5R021044 / 09MABOLO21, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 312 tot en met 863. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van aangifte van 6 september 2021, opgesteld door [verbalisant 3] , p. 500-503.
3.Proces-verbaal van verhoor aangever van 17 september 2021, opgesteld door [verbalisant 4] en [verbalisant 5] , p. 504-509.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] van 29 september 2021, opgesteld door [verbalisant 6] en [verbalisant 7] , p. 432.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] van 6 september 2021, opgesteld door [verbalisant 7] en [verbalisant 8] , p. 377-384.
6.Proces-verbaal bevindingen van 5 september 2021, opgemaakt door [verbalisant 9] , p. 531-533.
7.Proces-verbaal bevindingen van 21 september 2021, opgemaakt door [verbalisant 5] , p. 628-631.
8.Proces-verbaal forensisch onderzoek woning van 2 december 2021, opgemaakt door [verbalisant 2] en [verbalisant 10] , p. 736-742.
9.Een geschrift, te weten een NFI-rapportage van 9 december 2021, p. 805-807.
10.Proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor van 24 januari 2022, opgemaakt door [verbalisant 11] , p. 808-809.
11.Een geschrift, te weten een NFI-rapportage van 18 januari 2022, p. 815-820.