4.3Het oordeel van de rechtbank
Uit de aangifte [slachtoffer] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Op zondag 5 september 2021 was ik thuis in mijn woning aan de [adres] in [woonplaats] . Het was in de middag, dat ik via mijn telefoon op een website [website] aan het surfen was. Ik kwam een jongen tegen. In dat gesprek gaf hij aan naar [woonplaats] te willen komen. Ik heb via WhatsApp mijn adres aan hem gegeven. Rond een uur of half negen werd ik geappt door hem, dat hij voor mijn deur stond. Toen wij samen op mijn slaapkamer waren, werd hij gebeld. Ik zag dat hij naar beneden liep. [...] Ik kwam uit de keuken. Ik zag de jongen bij mijn voordeur staan. Ik zag dat hij de deur opende. Ik zag vervolgens twee personen staan. Wat ik nog wel weet, dat ik direct heel veel klappen heb gekregen en dit behoorlijk veel pijn veroorzaakte.
Mijn letsel is:
- Gebroken neus
- Blauw oog aan de linker zijde
- Bloeduitstorting mijn linker oor
- Rechter lichaamsdeel zijkant een wond
- Rechter kaak pijn
- Linker ringvinger uit de kom. Misschien operatie nodig voor herstel.
- Hersenschudding.
Uit het verhoor van aangever [slachtoffer] blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
V: Ik heb van u begrepen dat u wat spullen kwijt bent. De politie en buurtbewoners hebben een aantal goederen gevonden die ik u graag wil laten zien om te kijken of ze van u zijn. Eerst laat ik uw mobiele telefoon zien. Is deze van u?
A: Ja, alleen zat er geen barst in. Er zat bescherming omheen maar die hebben de daders er vanaf gehaald.
V: Wat voor telefoon is dit?
A: Samsung.
V: Ik toon u een ring met streep, wat is daarvan de inscriptie?
A: [A] , [B] , [C] , [D] , [E] . ik herken deze ring als mijn ring, ik heb hem van mijn dochter [D] gekregen.
V: Ik toon u een ring met een zegel, wat is hiervan de inscriptie?
A: [woonplaats] [F] en zijn sterfdag is [2012] . ik herken deze ring als mijn ring. Dit was de ring van mijn overleden vader. Ik heb hem na zijn overlijden van mijn moeder gekregen.
Uit het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 1] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
O: [verdachte] heeft tegenover de politie verklaard dat jij tegen hem gezegd zou hebben dat je langs een bekende in [woonplaats] wilde gaan.
V: Wat kun je hierover vertellen?
A: Nee heb ik nooit gezegd. Wij alle drie wisten er van wat we zouden doen voordat we in [woonplaats] waren. Het is vooraf allemaal besproken. Iedereen wist ervan wat er ging gebeuren.
V: Wanneer heb je dit besproken?
A: Die zaterdag.
A: We hebben het met z’n drieën besproken en de risico's ook.
V: Was er een plan.
A: Ja.
A:. Iedereen wist eigenlijk al wat er moest gebeuren.
A: [medeverdachte 2] is in de woning geweest en is een paar keer naar boven en beneden gelopen om spullen te gaan zoeken. [verdachte] is naar binnen gekomen en heeft de man ook van de trap getrokken. Er is een mes gepakt door één van hun.
Uit het verhoor van medeverdachte [medeverdachte 2] blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Toen zag ik gelijk dat die man in elkaar geslagen werd. Dit gebeurde in de woonkamer. Ik zag dat [medeverdachte 1] die man stompen gaf. Hij deed dit met zijn vuist op het gezicht van die man. Terwijl ik naar boven liep hoorde ik [medeverdachte 1] roepen "pak mes, pak mes". Daarna hoorde ik [medeverdachte 1] roepen "pincode". Ik hoorde dat die man zijn pincode zei. […] Ik zag toen dat er een mes op de keel van die man gezet werd door [medeverdachte 1] . Die andere jongen drukte met zijn knie op het been van die man.
Uit een proces-verbaal bevindingen, inhoudende het ter plaatse komen, blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
De twee verdachte personen zouden het pand zijn ingegaan waarvan de deur open stond. Vervolgens zouden de gordijnen direct zijn dichtgedaan.[...] Ik hoorde dat de meldster toen verklaarde dat ik samen met collega [verbalisant 1] bij de juiste woning stond. Ik zag dat de gordijnen aan de voorzijde van de woning dicht zaten. Ook de gordijnen bij de voordeur zaten dicht. Vervolgens klopte ik op het raam aan de voorzijde. Ik hoorde vervolgens luide geluiden vanuit de woning komen.
Uit een proces-verbaal bevindingen, inhoudende onderzoek aan de telefoon van [verdachte] , blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op 16 september 2021 werd verdachte [verdachte] aangehouden. Bij zijn aanhouding had hij een iPhone 11 in de zak van zijn spijkerbroek zitten. Ik heb gezocht op het woord " [woord] ". Dit woord werd in de telefoon aangetroffen bij de webapplicatie van Google Maps. Er komen 9 treffers op de zoekterm [adres] op 12 september 2021 tussen 19.53 uur en 20.19 uur. Ambtshalve is mij bekend dat de data die wordt weergegeven 7 dagen later is dan de daadwerkelijke datum. In dit geval zijn deze Google Maps treffers gemaakt op de dag van de woningoverval.
Uit een proces-verbaal forensisch onderzoek woning blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Op maandag 6 september 2021 kwamen wij voor forensisch onderzoek aan op de locatie [adres] , [woonplaats] . De volgende sporen en sporendragers werden in het belang van de bewijsvoering en/of nader onderzoek veiliggesteld. In de achtertuin zagen wij bij de afscheiding van de heg een mes. Door mij, [verbalisant 2] , werd het mes veiliggesteld. Wij zagen dat het merk van het mes hetzelfde merk was als de messen in de keukenlade van het slachtoffer. Het slachtoffer vertelde ons dat hij zelf het mes daar niet had achtergelaten.
Sporendragers
Goednummer: PL0900-2021283884-2874181
SIN:
AAPH1808NL
Object: Mes
Inhoud/specificatie: Aangetroffen in de achtertuin.
Uit een rapport van het NFI blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Overzicht te onderzoeken materialen
SIN:
AAPH1808NL
Object: Mes
Omschrijving volgens het aanvraagformulier/ toelichting: Mes
Overzicht van aangetroffen dactyloscopische sporen
Spoornummer:
AAPH1808NL#D01 tot en met AAPH1808NL#D06, AAPH1808NL#D07.
Uit een proces-verbaal individualisatie dactyloscopisch spoor blijkt - zakelijk weergegeven - het volgende:
Betrokkene
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [voornamen]
Geboren: [2004]
Geboorteplaats: [geboorteplaats] in Somalië
Spoor
SIN: AANZ7823NL
Spoortype: Dacty
Spooromschrijving: Vingerafdruk
Bijzonderheden : NFI referentie
AAPH1808NL#D02
Uit een rapport van het NFI blijkt – zakelijk weergegeven – het volgende:
Mes
AAPH1808NL
Bemonstering spoormateriaal
AAPH1808NL#01 dactyloscopische sporen #D01 en #D07 op het lemmet van het mes
Resultaten, interpretatie en conclusie van het DNA-onderzoek
SIN DNA kan afkomstig zijn van Bewijskracht
AAPH1808NL#01minimaal twee personen
- [verdachte] - meer dan 1 miljard
- minimaal één andere persoon - niet van toepassing
Bewijskracht van het vergelijkend DNA-onderzoek
DNA-mengprofiel
AAPH1808NL#01is meer dan 1 miljard keer waarschijnlijker wanneer de bemonstering DNA bevat van [verdachte] en één willekeurige onbekende persoon, dan wanneer de bemonstering DNA bevat van twee willekeurige onbekende personen.
Vast staat dat [verdachte] op 5 september 2021 samen met [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] in de woning van aangever [slachtoffer] is geweest. Dit heeft [verdachte] ook bekend. Ook het volgende staat op basis van de bewijsmiddelen vast. In die woning is toen veel geweld gebruikt tegen [slachtoffer] , als gevolg waarvan hij fors letsel heeft opgelopen. [slachtoffer] is met een mes bedreigd en uit de woning zijn spullen weggenomen. Ten slotte zijn de drie jongens, toen de politie voor de deur stond en aanklopte, weggevlucht. Aangever [slachtoffer] is, kort gezegd, in zijn woning beroofd, mishandeld en bedreigd.
[verdachte] heeft als volgt verklaard over zijn eigen rol. Toen de drie jongens vanuit Utrecht naar [woonplaats] reisden, wist [verdachte] niet waar zij heen gingen in [woonplaats] . Bovendien wist hij niet dat zij naar de woning van [slachtoffer] gingen om hem te beroven. [medeverdachte 1] had gezegd dat hij bij een bekende langs zou gaan om iets op te halen. Toen hij in de woning was, zag [verdachte] dat [slachtoffer] klappen op zijn hoofd kreeg van [medeverdachte 1] en buiten bewustzijn raakte. [verdachte] heeft zelf niets gedaan in de woning, geen geweld gebruikt tegen [slachtoffer] een geen mes aangeraakt of zelfs maar gezien. [verdachte] had op enig moment weg kunnen gaan, maar deed dat niet.
De verklaring van [verdachte] dat hij niet wist dat hij, [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] naar de woning van [slachtoffer] gingen om hem te beroven, vindt de rechtbank ongeloofwaardig.
[medeverdachte 1] heeft hierover verklaard dat hij nooit heeft gezegd dat hij langs een bekende wilde gaan en dat alle drie de jongens wisten wat ze gingen doen. Dat hebben ze met zijn drieën vooraf allemaal besproken en iedereen wist wat er ging gebeuren, aldus [medeverdachte 1] . De rechtbank ziet geen aanleiding om aan deze verklaring te twijfelen. [medeverdachte 1] heeft behalve [verdachte] en [medeverdachte 2] ook zichzelf belast met zijn verklaring. Dat de jongens alle drie proberen de schuld buiten zichzelf te leggen, zoals de raadsman stelt, geldt dan ook niet voor deze verklaring van [medeverdachte 1] .
Met de telefoon van [verdachte] is, voordat de drie jongens bij [slachtoffer] ’ woning aankwamen, binnen een halfuur negen keer via Google Maps gezocht naar de straat waar [slachtoffer] woont. Dit is niet te rijmen met de verklaring van [verdachte] , dat hij vooraf niet wist waar zij heen gingen en wat zij daar gingen doen. Dat [verdachte] onderweg zijn telefoon aan [medeverdachte 1] heeft uitgeleend, zoals hij ter zitting voor het eerst heeft verklaard, vindt de rechtbank niet geloofwaardig.
Ook [verdachte] verklaring over zijn rol in de woning van [slachtoffer] vindt de rechtbank ongeloofwaardig en is aantoonbaar onjuist.
Uit onderzoek naar vingerafdrukken en DNA op het in [slachtoffer] ’ tuin aangetroffen mes, afkomstig uit zijn keuken, is gebleken dat [verdachte] dit mes moet hebben aangeraakt. Dit strookt niet met het verhaal van [verdachte] , waarin hij een nietsvermoedende en passieve toeschouwer is geweest van het door [medeverdachte 1] gebruikte geweld.
Daarbij komt dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] om een mes heeft geroepen, dat [medeverdachte 1] heeft verklaard dat één van de anderen aan hem een mes gaf en dat [medeverdachte 2] heeft verklaard dat [medeverdachte 1] een mes op de keel van [slachtoffer] zette en dat de andere jongen (de rechtbank begrijpt: [verdachte] ) met zijn knie op het been van [slachtoffer] drukte. Ook die verklaring weerspreekt dat [verdachte] niets heeft gedaan in de woning en geen geweld heeft gebruikt.
[verdachte] wordt verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van het beroven, mishandelen en bedreigen van [slachtoffer] . Voor medeplegen is vereist dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking. Dat betekent dat de – intellectuele en/of materiële – bijdrage van [verdachte] aan de delicten van voldoende gewicht moet zijn geweest. Bij de beoordeling of daaraan is voldaan, houdt de rechtbank rekening met de taakverdeling, het belang van de rol van [verdachte] , zijn aanwezigheid op belangrijke momenten en de omstandigheid dat [verdachte] niet is vertrokken toen dat wel kon. De rechtbank weegt mee dat [verdachte] op enig moment het mes heeft gehanteerd, waarmee [slachtoffer] is bedreigd en [verdachte] [slachtoffer] heeft vastgehouden met zijn knie, ook heeft hij het slachtoffer van de trap getrokken. Op basis van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de bijdrage van [verdachte] aan de delicten van voldoende gewicht geweest en dat hij als medepleger kan worden aangemerkt.
Aannemelijk is dat [medeverdachte 1] het ten laste gelegde geweld heeft gebruikt en [slachtoffer] met een mes heeft bedreigd. Toch kunnen deze handelingen ook in de zaak tegen [verdachte] bewezen worden verklaard, als onderdeel van het medeplegen van de beroving, de mishandeling en de bedreiging. Het accent ligt bij medeplegen immers op de samenwerking en minder op de vraag wie welke feitelijke handelingen heeft verricht.