ECLI:NL:RBMNE:2022:5132

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
5 december 2022
Publicatiedatum
5 december 2022
Zaaknummer
AWB - 22 _ 2033
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag bijzondere bijstand voor uitvaartkosten op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft eiseres, een inwoner van Utrecht, een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) voor de uitvaartkosten van haar echtgenoot, die op 30 april 2021 is overleden. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht afgewezen in een besluit van 8 juli 2021, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd ongegrond verklaard in een besluit van 30 maart 2022. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld bij de rechtbank.

Tijdens de zitting op 26 oktober 2022 heeft eiseres aangevoerd dat zij en haar echtgenoot niet in staat waren om een verzekering af te sluiten of te reserveren voor de uitvaartkosten, gezien het lage inkomen van eiseres en het hoge bedrag aan uitvaartkosten. Eiseres stelde dat de kosten van de uitvaart een schuld zijn en dat zij bijzondere bijstand nodig heeft, omdat zij onvoldoende middelen heeft om deze kosten te voldoen.

De rechtbank heeft overwogen dat de uitvaartkosten zich voordoen en noodzakelijk zijn, maar dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden die haar verhinderd hebben om voor deze kosten te reserveren. De rechtbank oordeelde dat eiseres de mogelijkheid had om een beroep te doen op aanvullende bijstand en dat het inkomen uit werk niet voldoende was om te concluderen dat er bijzondere omstandigheden aanwezig waren. Het beroep van eiseres op artikel 49, onder b, van de Pw werd afgewezen, omdat niet was gebleken dat zij een verzoek tot saneringskrediet had gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 november 2022.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: UTR 22/2033

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 november 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. el Ahmadi),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, verweerder

(gemachtigde: E.H. Siemeling).

Procesverloop

In het besluit van 8 juli 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (Pw) afgewezen.
In het besluit van 30 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 oktober 2022. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun respectieve gemachtigden.

Overwegingen

Inleiding
1. Eiseres heeft een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor de kosten van de uitvaart van haar echtgenoot, die op 30 april 2021 is overleden. Bij de aanvraag heeft zij een factuur ingeleverd van [bedrijf] van 3 mei 2021. Hieruit blijkt dat het gaat om een bedrag van € 4.653,-.
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres afgewezen om de volgende redenen. De kosten van een uitvaart van een echtgenoot worden niet als bijzonder aangemerkt. Als erfgenaam had eiseres er rekening mee moeten houden dat zij in deze kosten zal moeten voorzien. Hiertoe had zij in een toereikende verzekering of reservering moeten en kunnen voorzien. Dat haar overleden echtgenoot niet was verzekerd tegen begrafeniskosten en dat eiseres een laag inkomen heeft, is geen bijzondere omstandigheid.
Het standpunt dat eiseres niet als erfgename van haar overleden echtgenoot kan worden aangemerkt, heeft verweerder ter zitting prijsgegeven.
3. Eiseres voert aan dat het voor haar en haar echtgenoot niet mogelijk was om een verzekering af te sluiten of om te reserveren. Een verzekering op naam van haar echtgenoot was beëindigd en kon niet herleven. Ook kon hij geen nieuwe verzekering meer afsluiten, omdat hij de maximumleeftijd van 75 jaar toen al had bereikt. Reserveren was ook niet mogelijk, gelet op het lage inkomen van eiseres en het hoge bedrag aan uitvaartkosten.
Eiseres voert voorts aan dat de kosten van de uitvaart een schuld zijn en dat verweerder in verband hiermee aan haar bijzondere bijstand moet verlenen. Zij doet in dit verband een beroep op het bepaalde in artikel 49, onder b, van de Pw. Eiseres heeft namelijk onvoldoende middelen om de kosten te voldoen en dreigt hierdoor in de financiële problemen te raken.
4. De rechtbank overweegt dat bij een aanvraag om bijzondere bijstand verweerder eerst beoordeelt of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen. Vervolgens beoordeelt verweerder of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient verweerder de vraag te beantwoorden of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen, voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm. [1]
5. De rechtbank stelt vast dat verweerder ervan uitgaat dat de uitvaartkosten zich voordoen en dat deze kosten in het individuele geval van eiseres noodzakelijk zijn. Tussen partijen is slechts in geschil de vraag of de uitvaartkosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De rechtbank kan verweerder volgen in zijn standpunt dat hiervan geen sprake is. Eiseres heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat het niet mogelijk is geweest om voor deze kosten te reserveren. Hiertoe geldt dat zij een inkomen heeft uit werk. Dat dit inkomen onder de bijstandsnorm ligt, maakt niet dat sprake is van bijzondere omstandigheden. Immers, de mogelijk heeft voor eiseres opengestaan om een beroep te doen op aanvullende bijstand. Met dit (extra) bedrag aan inkomen had eiseres kunnen reserveren.
6. Het beroep van eiseres op artikel 49, onder b, van de Pw slaagt niet. Om hiervoor in aanmerking te kunnen komen, dient sprake te zijn van een situatie waarin een verzoek van eiseres tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege haar beperkte mogelijkheden tot terugbetaling. Niet gebleken is evenwel dat eiseres een dergelijk verzoek heeft gedaan.
7. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van
mr. E. Kersten, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 28 november 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Voetnoten

1.Zie o.m. de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 7 juli 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1437.