ECLI:NL:CRVB:2020:1437

Centrale Raad van Beroep

Datum uitspraak
7 juli 2020
Publicatiedatum
8 juli 2020
Zaaknummer
18/3885 PW
Instantie
Centrale Raad van Beroep
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing bijzondere bijstand voor kosten aanschaf nieuwe koelkast op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft appellant op 8 februari 2017 een aanvraag ingediend voor bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van een nieuwe koelkast. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft deze aanvraag afgewezen, stellende dat de kosten voor de koelkast algemene kosten zijn die appellant uit zijn inkomen moet kunnen voldoen of waarvoor hij een lening kan aanvragen. Appellant heeft bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar het college heeft het besluit gehandhaafd. De rechtbank Limburg heeft het beroep van appellant tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.

Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen deze uitspraak. De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW eerst moet worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, of die kosten noodzakelijk zijn en of ze voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. De Raad concludeert dat de kosten van een koelkast incidentele algemene kosten zijn die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau moeten worden voldaan. Bijzondere bijstand kan alleen worden verleend als er sprake is van bijzondere omstandigheden die het verlenen van bijstand rechtvaardigen.

Appellant heeft aangevoerd dat de hem toegekende Wmo-voorzieningen bijzondere omstandigheden vormen. De Raad oordeelt echter dat zonder nadere onderbouwing van deze stelling, de enkele toekenning van Wmo-voorzieningen niet kan worden beschouwd als een bijzondere omstandigheid die recht geeft op bijzondere bijstand. Het hoger beroep van appellant wordt dan ook afgewezen en de aangevallen uitspraak wordt bevestigd. Er is geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

18 3885 PW

Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Datum uitspraak: 7 juli 2020
Uitspraak op het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 7 juni 2018, 17/2498 (aangevallen uitspraak)
Partijen:
[appellant] te [woonplaats] (appellant)
het college van burgemeester en wethouders van Maastricht (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellant heeft mr. I. Wudka, advocaat, hoger beroep ingesteld.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
Onder toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een onderzoek ter zitting achterwege gebleven, waarna de Raad het onderzoek met toepassing van artikel 8:57, derde lid, van de Awb heeft gesloten.

OVERWEGINGEN

1. De Raad gaat uit van de volgende in dit geding van belang zijnde feiten en omstandigheden.
1.1.
Op 8 februari 2017 heeft appellant een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand op grond van de Participatiewet (PW) voor de kosten van de aanschaf van een nieuwe koelkast. Bij besluit van 21 februari 2017, na bezwaar gehandhaafd bij besluit van 29 juni 2017 (bestreden besluit), heeft het college de aanvraag afgewezen. Aan het bestreden besluit heeft het college, kort weergegeven, ten grondslag gelegd dat de kosten voor een nieuwe koelkast algemene kosten zijn die appellant uit zijn inkomen moet kunnen voldoen of daarvoor een lening kan aanvragen. Dat appellant schulden heeft en dat aan hem voorzieningen zijn toegekend op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015), in de vorm van een scootmobiel en huishoudelijke hulp, zijn geen bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 35, eerste lid, van de PW.
2. Bij de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond verklaard.
3. Appellant heeft op de hierna te bespreken grond hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak.
4. De Raad komt tot de volgende beoordeling.
4.1.
Bij de toepassing van artikel 35, eerste lid, van de PW dient eerst te worden beoordeeld of de kosten waarvoor bijzondere bijstand wordt gevraagd zich voordoen, vervolgens of die kosten in het individuele geval van de betrokkene noodzakelijk zijn en daarna of die kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Ten slotte dient de vraag te worden beantwoord of de kosten kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
4.2.
De kosten van een koelkast zijn incidentele algemene kosten van het bestaan, die in beginsel uit het inkomen op bijstandsniveau dienen te worden voldaan. Ook als voor het maken van deze kosten een objectieve noodzaak bestaat kan daarvoor alleen bijzondere bijstand worden verleend als sprake is van bijzondere omstandigheden en de kosten niet uit het inkomen en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan.
4.3.
Appellant heeft als enige beroepsgrond aangevoerd dat, gelet op de hem toegekende Wmo-voorzieningen, er in zijn geval bijzondere omstandigheden zijn die verlening van bijzondere bijstand rechtvaardigen. Deze beroepsgrond slaagt niet. De Raad ziet zonder nadere onderbouwing van de stelling van appellant met de rechtbank niet in om welke reden de enkele toekenning van de onder 1.1 vermelde Wmo-voorzieningen is te beschouwen als een bijzondere omstandigheid die het verlenen van bijzondere bijstand rechtvaardigt.
4.4.
Uit 4.3 volgt dat het hoger beroep niet slaagt, zodat de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.
5. Voor een veroordeling in de proceskosten bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep bevestigt de aangevallen uitspraak.
Deze uitspraak is gedaan door W.F. Claessens in tegenwoordigheid van J.B. Beerens als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2020.
(getekend) W.F. Claessens
(getekend) J.B. Beerens