Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2022 in de zaak tussen
[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster
Inleiding
Overwegingen
Beoordelingskader
Oordeel rechtbank
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 5 december 2022 uitspraak gedaan in een verzoek om immateriële schadevergoeding van verzoekster, die haar ZW-uitkering onterecht stopgezet zag. Het Uwv had de ZW-uitkering van verzoekster met ingang van 13 augustus 2019 beëindigd, en dit besluit werd later door de rechtbank als onrechtmatig beoordeeld. De rechtbank had zelf in de zaak voorzien door de uitkering per 21 januari 2020 te beëindigen. Verzoekster diende een verzoek in voor schadevergoeding van € 1.000,-, maar het Uwv wees dit verzoek af. Tijdens de zitting op 15 augustus 2022 heeft verzoekster aanvullende medische informatie overgelegd, maar de rechtbank concludeerde dat verzoekster niet aannemelijk had gemaakt dat zij immateriële schade had geleden door het onrechtmatige besluit. De rechtbank oordeelde dat de stress en spanning die verzoekster ervoer niet voldoende waren voor het toekennen van een schadevergoeding. Ook de claim dat haar eer of goede naam was aangetast, werd door de rechtbank als onvoldoende onderbouwd beschouwd. Uiteindelijk werd het verzoek om schadevergoeding afgewezen, en er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.