Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
2 [gedaagde sub 2] ,
3 [gedaagde sub 3] ,
1.De procedure
Namens Mitros zijn verschenen mevrouw [A] , [functie 1] , en de heer [B] , [functie 2] , bijgestaan door mr. Jeths.
Namens [gedaagde sub 1] is niemand verschenen. Evenmin is de heer [onderbewindgestelde] (hierna te noemen: [onderbewindgestelde] ) verschenen.
[gedaagde sub 2] is verschenen, bijgestaan door mr. Kenç. Mr. Kenç heeft [gedaagde sub 3] ter zitting vertegenwoordigd.
2.De feiten
was getrouwd met [onderbewindgestelde] . [onderbewindgestelde] was uit dien hoofde van rechtswege [1] medehuurder. Na het overlijden van [C] op [2020] is [onderbewindgestelde] van rechtswege [2] hoofdhuurder geworden van de woning.
vòòr29 juli 2022 op te zeggen. U hebt een maand opzegtermijn en dient de woning dus uiterlijk op 29 augustus 2022 schoon, leeg en zonder bewoning aan ons op te leveren. Uiterlijk op 29 augustus 2022 dient u ook de sleutels van de woning afgegeven te hebben op ons kantoor aan de [adres 3] in [plaats 1] . Ik verzoek u de sleutels in een afgesloten envelop te doen en het adres van de woning op de envelop te zetten.
3.Wat vorderen partijen en wat vinden zij van elkaars vordering?
[gedaagde sub 3] c.s. om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
4.Wat oordeelt de kantonrechter?
Stukken die binnen 24 uur (één werkdag) vóór de mondelinge behandeling worden ingediend, worden in beginsel buiten beschouwing gelaten. [3] De aanvullende producties van Mitros zijn te laat ingediend, omdat dit op vrijdag 14 oktober na 10:30 uur is gedaan (minder dan één werkdag voor de mondelinge behandeling).
Wat betreft de producties 10, 14 en 15 gaat het echter om stukken met gegevens die bij [gedaagde sub 3] c.s. al bekend waren of openbare stukken met algemeen bekende feiten, hetgeen [gedaagde sub 3] c.s. tijdens de mondelinge behandeling ook hebben bevestigd. Daarom verzet het beginsel van de goede procesorde, in het bijzonder het verdedigingsbeginsel, zich er niet tegen om deze stukken bij de beoordeling te betrekken.
Wat betreft de overige producties 11 tot en met 13, die van beperkte omvang zijn, is van belang dat Mitros in een meegestuurde brief de essentie van de producties heeft beschreven en dat zij heeft aangewezen met welk doel de producties zijn overgelegd. [gedaagde sub 3] c.s. hebben voldoende gelegenheid gehad om deze producties te lezen en hierover met hun gemachtigde overleg te plegen. Daarbij is van belang dat er een weekend tussen 14 en 17 oktober 2022 zat. Dat [gedaagde sub 3] c.s. voldoende gelegenheid hebben gehad om van deze stukken kennis te nemen blijkt uit het feit dat de gemachtigde van [gedaagde sub 3] c.s. in het kader van het bezwaar tegen kennisneming door de kantonrechter van deze stukken inhoudelijk op de stukken heeft gereageerd. Daarom verzet het beginsel van de goede procesorde, in het bijzonder het verdedigingsbeginsel, zich er niet tegen om deze stukken bij de beoordeling te betrekken.
De producties worden daarom niet buiten beschouwing gelaten. Daarbij wordt de kanttekening geplaatst dat het gaat om de producties zoals die op 14 oktober 2022 zijn gemaild naar [gedaagde sub 3] c.s. en de kantongriffie, waarvan sommige delen niet goed leesbaar zijn.
Bovendien is niet gebleken dat [gedaagde sub 3] c.s. zo spoedig mogelijk na het vertrek van [onderbewindgestelde] uit de woning actie hebben ondernomen door bijvoorbeeld advies bij een advocaat in te winnen en in het verlengde daarvan een verzoek bij Mitros in te dienen. Ook de brief van Mitros aan [gedaagde sub 3] c.s. van 25 juli 2022 (zie onder 2.9.) is voor [gedaagde sub 3] c.s. geen aanleiding geweest om eerder dan 7 dan wel 9 september 2022 advies bij een advocaat in te winnen en een verzoek bij Mitros in te dienen.
duurzamegemeenschappelijke huishouding met [onderbewindgestelde] sprake is geweest. Bij de duurzaamheid is niet alleen de duur van de samenwoning van belang, maar ook welke bedoelingen [gedaagde sub 3] c.s en [onderbewindgestelde] voor de toekomst hadden. Duurzaam betekent dat het op de toekomst gericht is. [gedaagde sub 2] heeft zich op 21 februari 2020 bij Woningnet ingeschreven voor een huishouden met drie personen; zijzelf en haar twee kinderen. [5] Dit duidt er op dat [gedaagde sub 2] op het moment van deze inschrijving dus niet de intentie had om met [onderbewindgestelde] een woning te zoeken en dus ook niet om met [onderbewindgestelde] in de toekomst een gemeenschappelijke huishouding te voeren. [gedaagde sub 2] heeft weliswaar ontkend dat zij op woningen heeft gereageerd voordat [gedaagde sub 1] de huurovereenkomst namens [onderbewindgestelde] heeft opgezegd, maar zij heeft niet ontkend dat [gedaagde sub 3] haar inloggegevens van Woningnet kende en dat [gedaagde sub 3] met haar account ook vóór de opzegging van de huurovereenkomst door [onderbewindgestelde] heeft gereageerd op woningen. Omdat [gedaagde sub 3] op woningen heeft gereageerd met haar account, is aannemelijk dat het dan ook de wens van [gedaagde sub 2] was om met haar gezin naar een andere woning te verhuizen. [gedaagde sub 3] had in ieder geval niet de intentie om met [onderbewindgestelde] duurzaam samen te wonen, aangezien hij ook voordat de huurovereenkomst is opgezegd op woningen heeft gereageerd met het account van [gedaagde sub 2] .
[gedaagde sub 3] c.s. samen te leven. Hij is immers verhuisd en heeft [gedaagde sub 3] c.s. en hun kinderen niet meegenomen naar zijn nieuwe woning. Dit in tegenstellig tot een zoon van hem die bij hem in [plaats 2] woont en die eerder in de Basisregistratie Personen ook op het adres van de woning te [plaats 1] ingeschreven heeft gestaan en bij [onderbewindgestelde] in deze woning in [plaats 1] heeft gewoond. Dat [gedaagde sub 3] c.s. het vertrek van [onderbewindgestelde] en de huuropzegging door hem niet zagen aankomen doet daar niet aan af. [onderbewindgestelde] is onder bewind gesteld en juist daarom kan zijn besluit om te verhuizen en een andere huurovereenkomst te sluiten, waarvan moet worden aangenomen dat dat door [gedaagde sub 1] namens [onderbewindgestelde] is ondertekend, niet een snel, lichtzinnig besluit zijn geweest.
gemeenschappelijkehuishouding. Voor de beoordeling of er sprake is van een gemeenschappelijke huishouding kan bijvoorbeeld van belang zijn of men de kosten deelt, en of de medebewoner de huurder verzorgt. Wat betreft de gemeenschappelijke huishouding rust er op [gedaagde sub 3] c.s. een verzwaarde stelplicht.
c.s. stellen dat het belang van hun minderjarige kinderen om in de woning te blijven aan de ontruiming in de weg staat. Dit verweer slaagt echter niet. Het is weliswaar aannemelijk dat de ontruiming ook voor de kinderen van [gedaagde sub 3] c.s. (negatieve) gevolgen zal hebben, maar het is op de eerste plaats de verantwoordelijkheid van [gedaagde sub 3] c.s. als ouders om de nodige voorzieningen te treffen ten einde de eventuele nadelige gevolgen voor hun kinderen zo veel mogelijk te beperken. Indien zij daarbij hulp nodig hebben van hulpverlenende instanties, dan zijn zij gehouden die hulp in te roepen. Hulpverlenende instanties moeten op hun beurt zorgen voor adequate hulpverlening wanneer blijkt dat dit noodzakelijk is. Een en ander laat onverlet dat het tot de taak van de rechter behoort om bij de beoordeling van een vordering tot ontruiming als de onderhavige rekening te houden met de belangen van eventueel in de desbetreffende woning verblijvende minderjarige kinderen. Het belang van de kinderen van [gedaagde sub 3] c.s. is echter niet van zodanige aard dat het belang van Mitros daarvoor moet wijken. Er zijn geen feiten of omstandigheden gesteld die tot de conclusie leiden dat de kinderen onevenredig zwaar zullen worden getroffen door een verhuizing.
747,00(tarief kanton kort geding gemiddeld)
5.De beslissing
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
- € 124,00 aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;