1.4.Eiser heeft dus recht op een nabetaling van zijn Wajong-uitkering over een periode van 12 jaar. Van deze periode was het Uwv over de laatste vijf jaar – vanaf 30 mei 2017 – wettelijke rente verschuldigd omdat het Uwv over de laatste vijf jaar wettelijk verplicht was om een nabetaling van de Wajong-uitkering uit te voeren. Het gevolg daarvan is dus dat het Uwv over 5/12e van totale verschuldigde Wajong-uitkering wettelijke rente is verschuldigd
Wat vindt eiser?
2. Volgens eiser is deze wijze van berekenen onjuist en dient het Uwv bij de berekening van de wettelijke rente uit te gaan van de volledige verschuldigde Wajong-uitkering en niet over een deel daarvan. Dat betekent volgens eiser dat bij de berekening van de wettelijke rente uit moet worden gegaan van een bedrag van € 162.504,89. Over dit bedrag moet de wettelijke rente worden berekend vanaf 30 mei 2017. Het Uwv blijft bij zijn standpunt zoals verwoord in het bestreden besluit en vindt dat de wettelijke rente berekend moet worden over 5/12e van het verschuldigde bedrag van € 162.504,89.
3. Verder verzoekt eiser om een immateriële schadevergoeding omdat hij vindt dat hem door het besluit van 19 mei 2017 psychisch leed is aangedaan. Het Uwv is van mening dat eiser geen bewijs heeft geleverd dat hij geestelijk letsel heeft opgelopen door het gestelde onrechtmatige besluit van 19 mei 2017. Volgens het Uwv is er dus geen reden voor toekenning van een immateriële schadevergoeding.
Wettelijk kader
4. Op grond van artikel 4:86 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt een verplichting tot betaling van een geldsom bij beschikking vastgesteld en vermeldt deze beschikking in ieder geval de te betalen geldsom en de termijn waarbinnen de betaling moet plaatsvinden.
5. Volgens artikel 4:102, tweede lid, van de Awb is het bestuursorgaan, als een afwijzende beschikking door het bestuursorgaan als gevolg van bezwaar of beroep wordt vervangen door een beschikking tot betaling, wettelijke rente verschuldigd vanaf het tijdstip waarop het in verzuim zou zijn geweest.
Wat vindt de rechtbank?
Berekening wettelijke rente
6. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat het Uwv vanaf 30 mei 2017 in verzuim is en dat het rentepercentage van de wettelijke rente 2% is. Ook is niet in geschil dat het Uwv aan eiser een nabetaling van de Wajong-uitkering van in totaal € 162.504,89 is verschuldigd. Partijen zijn het alleen niet eens over de hoogte van het bedrag waarover de wettelijke rente berekend moet worden.
7. De rechtbank volgt het standpunt van het Uwv niet dat de wettelijke rente berekend moet worden over een deel van het verschuldigde bedrag. Het Uwv heeft in een beschikking (zoals genoemd in artikel 4:102, tweede lid van de Awb) vastgesteld dat aan eiser een bedrag van € 162.504,89 verschuldigd is. Dat betekent dat er voor het Uwv een betalingsverplichting is ontstaan ten aanzien van dit bedrag. De rechtbank is het met eiser eens dat uit de uitspraakvan de CRvB volgt dat de wettelijke rente vervolgens betrekking heeft op de nabetaling en niet op een gedeelte van de nabetaling. Dat het Uwv niet wettelijk verplicht zou zijn om een nabetaling van € 162.504,89 te doen maakt dit niet anders, omdat het Uwv zichzelf verplicht heeft tot nabetaling van € 162.504,89 met het besluit van 1 februari 2022. Dat heeft tot gevolg dat over deze volledige nabetaling ook wettelijke rente betaald moet worden. De ingangsdatum van het verzuim zegt niets over het bedrag waarover de wettelijke rente verschuldigd is. De ingangsdatum van het verzuim zegt iets over het moment vanaf wanneer de wettelijke rente verschuldigd is. Dit betekent dat het Uwv wettelijke rente is verschuldigd over € 162.504,89 vanaf het moment dat het Uwv in verzuim is, in dit geval is dat vanaf 30 mei 2017.
8. Voor de wijze van berekenen van de wettelijke rente verwijst de rechtbank naar de vaste rechtspraak van de CRvB.Op grond van die rechtspraak geldt dat de wettelijke rente gaat lopen op de eerste dag van de kalendermaand volgend op de maand waarop de periodieke betaling betrekking heeft. Indien het niet gaat om reeds lopende periodieke betalingen, maar om een eerste toekenning of om een wijziging van een element van de periodieke betaling, geldt bovendien dat de wettelijke rente niet eerder gaat lopen dan vanaf de eerste dag van de kalendermaand volgende op die waarin de beslistermijn voor de toekenning of wijziging is verstreken. De berekende wettelijke rente loopt tot de dag van de algehele voldoening.
Immateriële schadevergoeding
9. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om een immateriële schadevergoeding af. Een vergoeding om een immateriële schadevergoeding kan alleen toegewezen worden als eiser door het gestelde schadeveroorzakende besluit (in dit geval het besluit van 19 mei 2017) in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.Op de zitting heeft eiser toegelicht dat hij geen medische onderbouwing heeft van zijn psychische letsel en het ontstaan van dit letsel door het schadeveroorzakende besluit. Om die reden wijst de rechtbank het verzoek af. Niet is vast te stellen dat eiser in zijn eer of goede naam is aangetast of op andere wijze in zijn persoon is aangetast.
10. Het standpunt van eiser is juist dat het Uwv uit zichzelf kan besluiten om een immateriële schadevergoeding toe te kennen. Dat heeft het Uwv in het geval van eiser echter niet gedaan en er is geen aanleiding om het Uwv te verplichten om een immateriële schadevergoeding toe te kennen. De beroepsgrond slaagt niet.