ECLI:NL:RBMNE:2022:502

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 januari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
9542174
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging ontslag op staande voet en loonvordering werknemer

In deze zaak verzoekt de werknemer, die op staande voet is ontslagen, de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en om doorbetaling van haar loon. De werknemer, sinds 2018 in dienst bij de werkgever, heeft zich op 3 augustus 2021 ziekgemeld. De werkgever heeft haar op 16 september 2021 ontslagen, omdat zij zou hebben gewerkt terwijl zij ziek was. De werknemer betwist dit en stelt dat zij slechts een paar uur heeft meegelopen om uit haar isolement te komen. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever voldoende bewijs heeft geleverd dat de werknemer tijdens haar ziekte elders heeft gewerkt, wat een dringende reden voor ontslag oplevert. De kantonrechter wijst het verzoek van de werknemer tot vernietiging van het ontslag af en bevestigt dat het ontslag rechtsgeldig is. Daarnaast worden de nevenvorderingen van de werknemer, waaronder de loonvordering en het verzoek om afgifte van loonstroken, afgewezen. De werkgever heeft een tegenverzoek ingediend voor een gefixeerde schadevergoeding, maar deze wordt gematigd tot nihil. De proceskosten worden toegewezen aan de werkgever, omdat de werknemer grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 9542174 UE VERZ 21-325 SV/40160
Beschikking van 27 januari 2022
inzake
[verzoekende partij],
wonend in [woonplaats 1] ,
verder ook te noemen: [verzoekende partij] ,
verzoekende partij,
tevens verwerende partij op het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. M. Amrani,
tegen:
[verwerende partij] h.o.d.n. [handelsnaam],
wonend in [woonplaats 2] ,
verder ook te noemen: [handelsnaam] ,
verwerende partij,
tevens verzoekende partij met het tegenverzoek,
gemachtigde: mr. H. Mouselli.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van [verzoekende partij] , door de griffie ontvangen op 14 november 2021;
- het verweerschrift met tegenverzoeken van [handelsnaam] van 21 december 2021;
- de brief van [handelsnaam] van 22 december 2021 met een nadere productie;
- de brief van [verzoekende partij] van 5 januari 2022 met aanvullende producties.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 januari 2022. Daarbij waren aanwezig [verzoekende partij] , bijgestaan door mr. Amrani voornoemd en [verwerende partij] , bijgestaan door mr. Mouselli voornoemd. Partijen hebben hun stellingen toegelicht aan de hand van spreekaantekeningen, waarna partijen op elkaar hebben kunnen reageren. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt.
1.3.
Hierna is uitspraak bepaald.

2.De feiten

2.1.
[verzoekende partij] , geboren op [geboortedatum] 1978, is sinds 1 juli 2018 in dienst van [handelsnaam] als supervisor tegen een salaris van € 13,81 bruto per uur. Met ingang van 9 mei 2019 geldt de arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd voor minimaal 2 en maximaal 38 uur per week. De gemiddelde arbeidsomvang in de periode van januari 2021 tot en met juli 2021 was 157 uur per maand (gemiddeld 36,23 uur per week). Op de arbeidsovereenkomst is de cao in het Glazenwassers- en Schoonmaakbedrijf van toepassing.
2.2.
[handelsnaam] is een eenmanszaak voor [..] bij derden, waaronder hotels.
2.3.
[verzoekende partij] heeft zich op 3 augustus 2021 vanwege fysieke klachten ziekgemeld voor haar werkzaamheden.
2.4.
[handelsnaam] heeft [verzoekende partij] het loon vanaf de maand augustus 2021 niet meer uitbetaald.
2.5.
[verzoekende partij] is op 2 september 2021 op het spreekuur van de bedrijfsarts van [handelsnaam] geweest. De bedrijfsarts heeft geconcludeerd dat [verzoekende partij] lichamelijke en psychische beperkingen heeft waardoor zij volledig ongeschikt is voor het eigen werk. Uit de door haar opgestelde Probleemanalyse blijkt dat de bedrijfsarts adviseert geen afspraken over passend werk te maken maar in plaats daarvan afspraken te maken over het met enige regelmaat onderhouden van onderling contact.
2.6.
Op 15 september 2021 om 18.11 uur heeft [handelsnaam] [verzoekende partij] via een WhatsApp-bericht uitgenodigd voor een gesprek op 16 september 2021 om 10.00 uur op de locatie [locatie 1] in [plaatsnaam] . [handelsnaam] heeft daarvoor als reden genoemd dat er geconstateerde onregelmatigheden aan haar zijde zijn geconstateerd en dat zij [verzoekende partij] in de gelegenheid stelt om haar kant van het verhaal te doen. [verzoekende partij] heeft [handelsnaam] in een WhatsApp-bericht op 15 september 2021 om 18.56 uur laten weten dat het gesprek de volgende dag niet gaat lukken omdat zij ziek is. [handelsnaam] heeft [verzoekende partij] op 16 september 2021 een bericht gestuurd dat zij het gesprek ook telefonisch of digitaal kan voeren. [verzoekende partij] heeft [handelsnaam] vervolgens laten weten dat zij niet naar het gesprek komt en is niet op het gesprek verschenen.
2.7.
Bij brief van 16 september 2021 heeft [handelsnaam] [verzoekende partij] op staande voet ontslagen. [handelsnaam] heeft als dringende reden genoemd dat zij heeft vernomen dat [verzoekende partij] elders werkzaam is terwijl zij zich heeft ziekgemeld. [handelsnaam] wijst erop dat [verzoekende partij] [handelsnaam] en de bedrijfsarts hierover nooit heeft geïnformeerd en dat [handelsnaam] en de bedrijfsarts hiervoor nooit toestemming hebben verleend. [verzoekende partij] brengt hiermee, voor zover zij al ziek is, ook haar genezing in gevaar.
2.8.
Bij brief van haar gemachtigde van 22 oktober 2021 heeft [verzoekende partij] geprotesteerd tegen het ontslag en zich beschikbaar gesteld voor haar werkzaamheden zodra zij weer hersteld is en aanspraak gemaakt op doorbetaling van het loon tijdens ziekte. De gemachtigde van [handelsnaam] heeft bij e-mailbericht van 26 oktober 2021 laten weten dat [handelsnaam] het ontslag op staande voet handhaaft.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoekende partij] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het gegeven ontslag te vernietigen, [handelsnaam] te veroordelen om haar weer te werk te stellen zodra zij hersteld is verklaard, en tot doorbetaling van het loon vanaf het ontslag totdat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig is geëindigd. [verzoekende partij] stelt dat een dringende reden voor het ontslag op staande voet ontbreekt. Door haar medische situatie kon in redelijkheid niet van haar verwacht worden met de werkgever in gesprek te gaan. [verzoekende partij] betwist dat zij tijdens haar ziekte elders werkzaamheden heeft verricht. [verzoekende partij] zegt dat zij op verzoek van een vriendin in het [locatie 2] [.] een paar uur heeft meegelopen om uit haar isolement te komen, waarvoor zij geen vergoeding heeft ontvangen.
3.2.
[verzoekende partij] verzoekt daarnaast [handelsnaam] te veroordelen tot betaling van te weinig betaald loon over 2021, tot het herstellen of uitbetalen van ten onrechte afgeboekte verlofuren en tot afgifte van de eerste aangegane arbeidsovereenkomst en loonstroken. [verzoekende partij] stelt dat zij 38 uur per week werkte, maar dat zij volgens de loonstroken structureel minder kreeg uitbetaald. Verder zegt [verzoekende partij] dat zij al vanaf 9 mei 2017 bij [handelsnaam] in dienst is, waarvoor zij een schriftelijke arbeidsovereenkomst heeft ondertekend, maar dat [handelsnaam] weigert die eerste arbeidsovereenkomst aan haar af te geven.
3.3.
[handelsnaam] voert verweer en vraagt de verzoeken van [verzoekende partij] af te wijzen omdat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is gegeven. Er was sprake van een dringende reden voor het ontslag omdat [verzoekende partij] tijdens ziekte heimelijk elders heeft gewerkt. Verder is het ontslag op 16 september 2021 onverwijld gegeven. Het ontslag dient dan ook in stand te blijven en het verzoek van [verzoekende partij] tot betaling van het loon vanaf de dag van het ontslag moet daarom worden afgewezen. Ook het verzoek tot betaling van achterstallig loon voorafgaand aan het ontslag, augustus 2021, en over de periode van januari 2021 tot en met juli 2021, moet worden afgewezen. [verzoekende partij] heeft niet gemotiveerd hoe zij komt aan een omvang van 38 uur per week en erbij komt dat ten onrechte 142 verlofuren zouden zijn afgeboekt.
3.4.
[handelsnaam] heeft een tegenverzoek ingediend en verzocht te verklaren voor recht dat [handelsnaam] een rechtsgeldig ontslag op staande voet heeft verleend, [verzoekende partij] te veroordelen tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding en voorwaardelijk verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden, zonder toewijzing van een vergoeding, voor zover er geen dringende reden zou zijn om [verzoekende partij] op staande voet te ontslaan. [handelsnaam] heeft zowel in haar verweer als bij het tegenverzoek verzocht om een veroordeling van [verzoekende partij] in de daadwerkelijk gemaakte proceskosten.
3.5.
[verzoekende partij] heeft gemotiveerd verweer gevoerd tegen de verzoeken van [handelsnaam] . In het geval het voorwaardelijke ontbindingsverzoek wordt toegewezen, verzoekt [verzoekende partij] rekening te houden met de wettelijke opzegtermijn, te bepalen dat zij recht heeft op de wettelijke transitievergoeding en [handelsnaam] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van
€ 50.000,00. De stellingen van partijen zullen hierna verder besproken worden.

4.De beoordeling

Over het verzoek:

4.1.
Gelet op de in artikel 7:686a lid 4 BW genoemde vervaltermijn heeft [verzoekende partij] het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet tijdig ingediend.
4.2.
Kern van het geschil is de vraag of het op 16 september 2021 aan [verzoekende partij] gegeven ontslag op staande voet vernietigd dient te worden.
4.3.
De werkgever kan de arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig opzeggen zonder schriftelijke instemming van de werknemer, tenzij sprake is van een opzegging op grond van artikel 7:677 lid 1 BW. In dit artikel is bepaald dat ieder van de partijen bevoegd is de arbeidsovereenkomst onverwijld op te zeggen om een dringende reden als bedoeld in artikel 7:678 BW, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Op grond van artikel 7:678 lid 1 BW worden als dringende redenen beschouwd zodanige daden, eigenschappen of gedragingen van de werknemer, die tot gevolg hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet verlangd kan worden de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.4.
Bij de beoordeling van de vraag of van zodanige dringende redenen sprake is, moeten alle omstandigheden van het geval, in onderling verband en samenhang, in aanmerking worden genomen. Daarbij behoren ook in beschouwing te worden betrokken de persoonlijke omstandigheden van de werknemer, zoals leeftijd, de aard en duur van het dienstverband, de wijze waarop de werknemer tijdens het dienstverband heeft gefunctioneerd en de gevolgen die een ontslag op staande voet voor haar zou hebben. Ook indien de gevolgen ingrijpend zijn, kan een afweging van deze persoonlijke omstandigheden tegen de aard en de ernst van de dringende reden tot de slotsom leiden dat een onmiddellijke beëindiging van de arbeidsovereenkomst gerechtvaardigd is.
4.5.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat sprake is van onverwijlde opzegging van de arbeidsovereenkomst en mededeling daarvan. De kantonrechter zal daarom alleen moeten vaststellen of sprake is van een dringende reden voor een ontslag op staande voet. De stelplicht en de bewijslast ten aanzien van het bestaan van een dringende reden liggen bij de werkgever.
4.6.
Uit de ontslagbrief van 16 september 2021 blijkt dat [handelsnaam] [verzoekende partij] verwijt dat zij elders, in het [locatie 2] [plaatsnaam] [.] heeft gewerkt, terwijl zij had aangegeven ziek te zijn en haar werkzaamheden niet te kunnen verrichten. [handelsnaam] heeft beeldopnames van derden ontvangen waarop dit te zien is en het rooster ontvangen waarop te zien is op welke dagen [verzoekende partij] werkzaam zou zijn. [verzoekende partij] heeft [handelsnaam] en de bedrijfsarts nooit geïnformeerd over de werkzaamheden die zij elders zou verrichten. [handelsnaam] en de bedrijfsarts hebben hiervoor nooit toestemming verleend. [verzoekende partij] brengt hiermee, voor zover zij ziek is, ook haar genezing in gevaar. Dit handelen dan wel nalaten van [verzoekende partij] is ernstig verwijtbaar en levert volgens [handelsnaam] een dringende reden voor ontslag op staande voet op.
4.7.
[verzoekende partij] heeft tijdens de zitting erkend dat zij na haar ziekmelding in het [locatie 2] op [.] is geweest. [verzoekende partij] heeft bevestigd dat zij degene is op de door [handelsnaam] overgelegde film- en fotobeelden die in het [locatie 2] zijn gemaakt, in een blauw t-shirt met een badge om, lopend over de gang achter een linnenkar. [verzoekende partij] betwist dat zij toen aan het werk was en stelt dat zij met een vriendin, die bij het [locatie 2] werkt, alleen een paar uur heeft meegelopen in het hotel omdat zij ‘er even uit’ moest vanwege haar gezondheidsklachten en vanwege corona. [verzoekende partij] betwist dat het blauwe t-shirt dat zij in het [locatie 2] heeft gedragen bedrijfskleding was. [verzoekende partij] betwist ook dat zij wordt bedoeld met de naam [verzoekende partij (voornaam)] op het door [handelsnaam] overgelegde rooster.
4.8.
De kantonrechter vindt de verklaring van [verzoekende partij] dat zij alleen in het [locatie 2] was om ‘er even uit te zijn’ ongeloofwaardig, ook omdat zij hierover geen enkele openheid van zaken heeft gegeven en willen geven aan [handelsnaam] . Het is vreemd dat [verzoekende partij] op 14 september 2021 wel van haar woonplaats [woonplaats 1] naar [.] heeft kunnen reizen om twee uur mee te lopen met een vriendin in een hotel, maar dat zij zich op 15 en 16 september 2021 vanwege ziekte niet in staat acht naar een gesprek met [handelsnaam] in [plaatsnaam] te komen dan wel om telefonisch of digitaal een gesprek met [handelsnaam] te voeren. [verzoekende partij] bestrijdt dat zij in het [locatie 2] (op therapeutische basis) heeft gewerkt, maar zij heeft niet concreet kunnen uitleggen hoe zij in het [locatie 2] achter een linnenkar terecht is gekomen alleen om ‘mee te lopen’ en wat zij daar tijdens de gestelde twee uur heeft gedaan, terwijl zij op dat moment vanwege lichamelijke en psychische beperkingen ongeschikt was voor haar eigen - vergelijkbare - werk bij [handelsnaam] . Dat het voor [verzoekende partij] nodig was om ‘er even uit te zijn’ en afleiding te zoeken op een andere werkplek, blijkt niet uit het verslag van de bedrijfsarts van het spreekuur op 2 september 2021. [verzoekende partij] heeft bevestigd dat in het [locatie 2] meerdere medewerkers van schoonmaakbedrijf [naam onderneming] werken, dat volgens [handelsnaam] een concurrerend bedrijf is en opgericht door een ex-werknemer van [handelsnaam] . Op film- en fotobeelden is te zien dat [verzoekende partij] een fel blauw t-shirt draagt. Tijdens de zitting heeft [verzoekende partij] hierover verklaard dat zij dit t-shirt heeft gekregen van haar vriendin en dat het niet van [naam onderneming] is en waarschijnlijk van [locatie 2] zou zijn. [handelsnaam] heeft gemotiveerd betwist dat [verzoekende partij] bedrijfskleding van het [locatie 2] draagt en gesteld dat zij het t-shirt herkent als de bedrijfskleding van schoonmaakbedrijf [naam onderneming] . De kantonrechter vindt de uitleg van [verzoekende partij] dat zij voor het meelopen in het [locatie 2] een t-shirt draagt dat zij van haar vriendin heeft gekregen te vaag, ook in het licht van de gemotiveerde stelling van [handelsnaam] dat het t-shirt wordt herkend als bedrijfskleding van [naam onderneming] . De omstandigheid dat [verzoekende partij] in het [locatie 2] is te zien in bedrijfskleding van een concurrerend bedrijf van [handelsnaam] , vormt ook een aanwijzing dat [verzoekende partij] in het [locatie 2] [.] was om te werken, terwijl zij op dat moment vanwege ziekte ongeschikt was om haar eigen werk voor [handelsnaam] te verrichten.
4.9.
De feiten zoals hiervoor beschreven, leveren een dringende reden op voor het aan [verzoekende partij] gegeven ontslag op staande voet. Niet is gesteld of gebleken dat er persoonlijke omstandigheden van [verzoekende partij] zijn, die in de weg kunnen staan aan een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet in de gegeven omstandigheden. Van een buitenproportionele ernstige sanctie is evenmin sprake. De handelwijze van [verzoekende partij] wordt aangemerkt als een zodanig ernstige schending van de op haar rustende verplichting zich jegens [handelsnaam] als goed werknemer te gedragen en daarmee als een dermate ernstige inbreuk op het vertrouwen dat [handelsnaam] in haar moest kunnen stellen, dat van haar redelijkerwijs niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren.
4.10.
[handelsnaam] heeft de arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] op 16 september 2021 dan ook om een dringende reden onverwijld mogen opzeggen, zodat het verzoek tot vernietiging van het ontslag op staande voet zal worden afgewezen, waardoor het ontslag en daarmee het einde van het dienstverband per 16 september 2021 in stand blijft. De door [verzoekende partij] verzochte wedertewerkstelling en loonvordering zullen daarom ook worden afgewezen.
4.11.
Nu het verzoek van [verzoekende partij] wordt afgewezen, wordt niet toegekomen aan de voorwaardelijke tegenverzoeken van [handelsnaam] . Aan de verzoeken van [verzoekende partij] tot het bepalen dat zij bij toewijzing van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst recht heeft op een transitievergoeding en [handelsnaam] te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding, wordt daarom ook niet toegekomen.
Over de nevenvorderingen van [verzoekende partij]
4.12.
heeft verzocht [handelsnaam] te veroordelen tot betaling van te weinig betaald loon over 2021 van € 741,16 omdat zij in de maanden januari 2021 tot en met juli 2021 38 uur per week heeft gewerkt, waardoor het loon € 2.274,05 bruto per maand bedraagt. [handelsnaam] heeft echter in deze periode € 2.168,17 bruto per maand aan [verzoekende partij] betaald. [handelsnaam] heeft gemotiveerd betwist dat [verzoekende partij] 38 uur per week heeft gewerkt en heeft daarbij verwezen naar de schriftelijke arbeidsovereenkomst, waarin een maximum van 38 uur per week wordt genoemd. [verzoekende partij] heeft niet nader toegelicht waaruit blijkt dat zij in de periode van januari 2021 tot en met juli 2021 meer heeft gewerkt dan 157 uur per maand zoals op de loonstroken wordt vermeld. De vordering tot betaling van te weinig betaald salaris van € 741,16 is daarom onvoldoende onderbouwd en zal worden afgewezen.
4.13.
[verzoekende partij] heeft gesteld dat zij vanaf de maand augustus 2021 geen salaris meer heeft ontvangen waardoor zij aanspraak maakt op het salaris over onder meer de maanden augustus 2021 en september 2021. [handelsnaam] heeft tijdens de zitting bevestigd dat zij [verzoekende partij] het salaris over de maand augustus 2021 niet heeft uitbetaald. [handelsnaam] heeft niet betwist dat zij het loon over de maand september 2021, tot de ontslagdatum, niet heeft uitbetaald. [verzoekende partij] heeft in het petitum echter niet verzocht om veroordeling van [handelsnaam] tot betaling van het achterstallig salaris tot de ontslagdatum, zodat de kantonrechter dit niet kan toewijzen. Indien [verzoekende partij] deze vordering in het petitum wel had genoemd, zou het ook zijn afgewezen omdat daarbij geen deskundigenoordeel, zoals vereist op grond van artikel 7:629a lid 1 BW, is overgelegd.
4.14.
[verzoekende partij] verzoekt om [handelsnaam] te veroordelen tot het herstellen van 142 ten onrechte afgeboekte verlofuren die zij niet heeft opgenomen dan wel deze uren uit te betalen. [handelsnaam] heeft gemotiveerd betwist dat [verzoekende partij] hierop aanspraak heeft, onder meer omdat deze uren vanwege de vervaltermijn voor wettelijke vakantiedagen per 1 juli 2021 zijn vervallen. [verzoekende partij] heeft dit standpunt onvoldoende gemotiveerd weersproken, zodat de kantonrechter geen grond ziet voor een veroordeling van [handelsnaam] tot herstel of uitbetaling van afgeboekte verlofuren.
4.15.
[verzoekende partij] heeft verzocht [handelsnaam] te veroordelen tot afgifte van een eerdere arbeidsovereenkomst. [handelsnaam] betwist dat zij een eerdere arbeidsovereenkomst met [verzoekende partij] heeft gesloten en stelt dat [verzoekende partij] ook geen belang heeft bij deze vordering. Zoals hiervoor is overwogen, komt de kantonrechter niet meer toe aan het bepalen van het recht op transitievergoeding en een beoordeling van het recht op een billijke vergoeding. Niet is gesteld of gebleken dat [verzoekende partij] nog belang heeft bij afgifte van de arbeidsovereenkomst. De vordering tot afgifte van een eerdere arbeidsovereenkomst zal daarom worden afgewezen.
4.16.
[verzoekende partij] heeft ook verzocht om [handelsnaam] te veroordelen tot afgifte van loonstroken. [handelsnaam] heeft hierover gezegd dat [verzoekende partij] pas in het verzoekschrift om de loonstroken heeft gevraagd, maar heeft daarbij toegezegd dat [verzoekende partij] een afschrift hiervan kan ontvangen indien zij aangeeft om welke periode het gaat. Bij het verweerschrift heeft [handelsnaam] de loonstroken over de periode januari 2021 tot en met juli 2021 overgelegd. Nu [handelsnaam] niet betwist dat zij over de overige loonperiodes geen loonstroken aan [verzoekende partij] heeft verstrekt, zal de kantonrechter [handelsnaam] veroordelen tot afgifte van de loonstroken over de maanden juli 2018 tot en met december 2020, augustus 2021 en september 2021. De kantonrechter ziet geen aanleiding om daarbij een dwangsom op te leggen, nu [handelsnaam] zich bereid heeft verklaard de loonstroken te verstrekken en nergens uit blijkt dat zij dit niet zal doen.
Over het tegenverzoek:
4.17.
[handelsnaam] heeft verzocht [verzoekende partij] te veroordelen tot betaling van € 3.512,43 aan gefixeerde schadevergoeding, gebaseerd op het loon over de opzegtermijn tot 1 november 2021, omdat [verzoekende partij] haar een dringende reden heeft gegeven voor het ontslag op staande voet.
4.18.
Nu geoordeeld is dat [handelsnaam] [verzoekende partij] met recht op staande voet heeft ontslagen, kan zij aanspraak maken op de gefixeerde schadevergoeding.
4.19.
De kantonrechter acht het echter billijk met het oog op de omstandigheden van het geval, als bedoeld in artikel 7:677 lid 5 onder a BW, de vergoeding te matigen tot nihil. Daartoe is redengevend dat [handelsnaam] al vóór het ontslag het loon over augustus en (de eerste helft van) september 2021 niet meer heeft betaald.
Proceskosten in het verzoek en het tegenverzoek:
4.20.
[verzoekende partij] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. [handelsnaam] heeft verzocht om [verzoekende partij] te veroordelen in de volledige proceskosten omdat zij met haar handelen ernstig verwijtbaar heeft gehandeld en de waarheidsplicht heeft geschonden. De kantonrechter ziet in het handelen van [verzoekende partij] geen uitzonderlijke omstandigheden die aanleiding kunnen zijn om af te wijken van het liquidatietarief voor de proceskostenveroordeling. Daarbij wordt meegewogen dat het aannemen van misbruik van procesrecht of onrechtmatig handelen door het aanspannen van een procedure terughoudend moet worden toegepast, gelet op het recht op toegang tot de rechter dat mede gewaarborgd wordt door art. 6 EVRM (zie onder meer Hoge Raad 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360). De kosten aan de zijde van [handelsnaam] zullen daarom volgens het liquidatietarief als volgt worden begroot op € 747,00 aan salaris gemachtigde (vast tarief voor een gemiddelde zaak). De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen met inachtneming van de hierna te bepalen termijn.
4.21.
De gevorderde nakosten zullen worden toegewezen op de wijze zoals hierna in de beslissing wordt weergegeven.
Uitvoerbaar bij voorraadverklaring
4.22.
De gevorderde uitvoerbaar bij voorraadverklaring, waartegen geen verweer is gevoerd, zal eveneens worden toegewezen.

5.De beslissing

De kantonrechter:
In de (neven)verzoeken van [verzoekende partij]
5.1.
veroordeelt [handelsnaam] om aan [verzoekende partij] binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis te verstrekken de loonstroken over de maanden juli 2018 tot en met december 2020 en over de maanden augustus 2021 en september 2021;
In het tegenverzoek van [handelsnaam]
5.2.
verklaart voor recht dat [verzoekende partij] rechtsgeldig op staande voet is ontslagen;
5.3.
veroordeelt [verzoekende partij] tot betaling aan [handelsnaam] van een gefixeerde schadevergoeding, die wordt begroot op nihil;
Zowel in de (neven)verzoeken van [verzoekende partij] als in het tegenverzoek van [handelsnaam]
5.4.
veroordeelt [verzoekende partij] in de proceskosten, aan de zijde van [handelsnaam] tot op heden begroot op
€ 747,00 aan salaris gemachtigde, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW, berekend vanaf veertien dagen na de datum van deze beschikking tot de dag van volledige betaling;
5.5.
veroordeelt [verzoekende partij] , onder de voorwaarde dat zij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door [handelsnaam] volledig aan de proceskostenveroordeling in dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,-- aan salaris gemachtigde, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na aanschrijving tot de voldoening,
-te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na betekening tot de voldoening;
5.6.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.7.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Wallis en in het openbaar uitgesproken op
27 januari 2022.