Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiseres sub 1] ,
[eiser sub 2],
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding met 11 producties is op 10 september 2021 bij Portaal bezorgd,
- Portaal heeft schriftelijk op de dagvaarding gereageerd (conclusie van antwoord). Zij heeft 11 producties bijgevoegd. In de conclusie van antwoord heeft Portaal de kantonrechter gevraagd de zaak te voegen met de bij de kantonrechter aanhangige procedure tussen dezelfde partijen waarbij Portaal eiseres is, met zaaknummer 9444567 UC EXPL 21-6641. In die zaak hebben ook [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] in de conclusie van antwoord om voeging gevraagd,
- [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben hun eis gewijzigd,
- [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben de aanvullende producties 12 tot en met 16 toegezonden,
- bij brief van 5 november 2021 heeft de griffier van deze rechtbank aan partijen bericht dat beide zaken op verzoek van partijen gevoegd behandeld zullen worden en dat in beide zaken een mondelinge behandeling zal worden gehouden op een nader te bepalen datum,
- die mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 5 oktober 2022 gelijktijdig met de mondelinge behandeling van de zaak met zaaknummer 9444567 UC EXPL 216641. Verschenen zijn de heer [eiser sub 2] , vergezeld van
2.De feiten
3.De vorderingen en het verweer
4.De beoordeling
Ontvankelijkheid
omdat– zoals Portaal heeft aangevoerd – die vordering te laat zou zijn ingesteld. De wet schrijft voor het instellen van die vordering immers geen termijn voor en op het moment dat de vordering is ingesteld was [eiseres sub 1] nog huurder van de woning. [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] zijn ontvankelijk in hun vordering.
aan de verhuurderwordt gedaan, nadat de samenwoning is geëindigd. Het gezamenlijk verzoek aan Portaal tot toekenning van medehuurderschap is in dit geval al in januari 2021 gedaan, ruim vóór het einde van de samenwoning. Nadat Portaal dat verzoek had afgewezen heeft [eiser sub 2] direct bij Portaal geprotesteerd en zich daarna gewend tot de Klachtencommissie. Deze heeft zowel Portaal als [eiser sub 2] gehoord en daarna de klacht ongegrond verklaard op 20 april 2021, waarna [eiser sub 2] een advocaat heeft ingeschakeld, die Portaal op 2 juni 2021 heeft verzocht aan [eiser sub 2] het medehuurderschap toe te kennen. Op 2 juli 2021 is Portaal nogmaals aangeschreven door een advocaat, namens [eiser sub 2] en [eiseres sub 1] gezamenlijk. Het was Portaal daarom al die tijd duidelijk dat in elk geval [eiser sub 2] zich niet wilde neerleggen bij de weigering van Portaal om aan hem als medehuurder van de woning te accepteren. Van strijd met de redelijkheid en billijkheid of rechtszekerheid wegens het tijdstip waarop de vordering is ingesteld, is daarom geen sprake.
Het gaat om de volgende situaties:
- a) de beoogd medehuurder heeft niet gedurende tenminste twee jaar zijn hoofdverblijf in het gehuurde en heeft niet met de hoofdhuurder een duurzame gemeenschappelijke huishouding;
- b) de vordering heeft kennelijk slechts de strekking om de beoogd medehuurder op korte termijn de positie van huurder te verschaffen; en
- c) de beoogd medehuurder biedt vanuit financieel oogpunt onvoldoende waarborg voor een behoorlijke nakoming van de huur.
duurzaamop die manier met elkaar samen te leven.
duurzamegemeenschappelijke huishouding: het is de bedoeling dat volwassen geworden kinderen op enig moment “uitvliegen”. Alleen als er bijzondere omstandigheden zijn kan daarover anders geoordeeld worden. Als er veronderstellenderwijs vanuit wordt gegaan dat [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] inderdaad vanaf het vertrek van de vader van [eiser sub 2] in 2013 tot aan de verhuizing van [eiseres sub 1] in juli 2021 een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd, zoals zij stellen, dan betekent dat nog niet dat zij allebei ook de wil en de bedoeling hebben gehad
duurzaammet elkaar samen te wonen. Uit hun handelen en uit hun verklaringen blijkt het tegendeel.
de woning [adres]wil die binnenkort vrij schijnt te komen. Haar tante woont daarnaast. [eiseres sub 1] was in dat gesprek erg emotioneel omdat ze het gedrag van haar zoon niet meer aankon, aldus de telefoonnotitie van Portaal (punt 15 conclusie van antwoord). Namens Portaal is ter zitting verklaard dat [eiseres sub 1] ook in 2019 een dergelijk emotioneel telefoongesprek met Portaal heeft gevoerd, waarin zij heeft gezegd zonder haar zoon te willen verhuizen naar een kleinere woning. Naar aanleiding van dat telefoongesprek heeft Portaal aan [eiseres sub 1] – naar de kantonrechter begrijpt – de brief van 9 mei 2019 verstuurd (zie onder 2.5.). [eiseres sub 1] is zelf niet ter zitting verschenen om inhoudelijk op die stellingen van Portaal te reageren. Zij kan niet volstaan met de stelling van haar gemachtigde dat zij zich de inhoud van die telefoongesprekken niet meer precies kan herinneren. Zie wat betreft de inhoud van het gesprek van 9 mei 2019 ook onder 4.6.6. staat. In rechte moet er daarom vanuit worden gegaan dat de weergave die Portaal geeft van die telefoongesprekken, juist is.
Het telefoongesprek tussen [eiseres sub 1] en Portaal op 9 mei 2019, waarin [eiseres sub 1] bij Portaal geïnformeerd heeft of haar zoon in de woning mag blijven wonen mocht haar wat overkomen, kwalificeert niet als een
gezamenlijkverzoek tot medehuurderschap, als bedoeld in de wet. Het standpunt van [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] dat zij ook al in 2019 een gezamenlijk verzoek tot medehuurderschap hebben gedaan dat Portaal bij brief van 9 mei 2019 ongemotiveerd heeft afgewezen, wordt daarom verworpen.
nietheeft gehad. Of zij om gezondheidsredenen is verhuisd naar de seniorenwoning aan de [adres] , zoals [eiseres sub 1] en [eiser sub 2] hebben aangevoerd, kan daarom in het midden blijven. Wel is duidelijk geworden [eiseres sub 1] graag wilde dat [eiser sub 2] na haar vertrek in de woning zou kunnen blijven wonen. Dat is echter geen grond voor toekenning van medehuurderschap en Portaal heeft dat haar (en [eiser sub 2] ) ook herhaaldelijk uitgelegd.