ECLI:NL:RBMNE:2022:4945
Rechtbank Midden-Nederland
- Proceskostenveroordeling
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde en proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 november 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning aan [adres 1] in [woonplaats], had bezwaar gemaakt tegen de door de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente] vastgestelde WOZ-waarde van € 280.000 voor het belastingjaar 2021, welke was gebaseerd op de waardepeildatum van 1 januari 2020. Eiser stelde dat de waarde niet hoger dan € 262.000 zou moeten zijn en voerde aan dat de indexatie van de verkoopcijfers van referentiewoningen onvoldoende inzichtelijk was gemaakt door verweerder. De rechtbank oordeelde dat verweerder er niet in was geslaagd om aannemelijk te maken dat de vastgestelde waarde niet te hoog was. De rechtbank concludeerde dat de taxatiematrix die door verweerder was overgelegd gebrekkig was, omdat de verkoopprijzen van de referentiewoningen niet op een voldoende inzichtelijke wijze naar de waardepeildatum waren geïndexeerd. Hierdoor werd het beroep van eiser gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. De rechtbank stelde de waarde van de woning schattenderwijs vast op € 275.000 en veroordeelde verweerder in de proceskosten van eiser, die op € 2.056 werden vastgesteld. Tevens werd bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 50 diende te vergoeden.