RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
zaaknummers: UTR 22/5020 en UTR 22/5142
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 november 2022 in de zaak tussen
[verzoekster] , uit [woonplaats] , verzoekster
(gemachtigde: mr. W. Graafland),
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijdemeren(het college), verweerder voor de omgevingsvergunning en
de burgemeester van de gemeente Wijdemeren(de burgemeester), verweerder voor de evenementenvergunning
(gemachtigde: J.P. van Staveren).
Als derde-partij neemt aan de zaken deel:
[derde-partij], gevestigd in [woonplaats] (vergunninghouder)
Inleiding
In deze uitspraak beslist de voorlopige voorzieningenrechter op twee verzoeken om voorlopige voorzieningen tegen de vergunningen die het college en de burgemeester op
31 oktober 2022 aan vergunninghouder hebben verleend voor het evenement ‘ [evenement] ’. Dit evenement vindt plaats van 25 november 2022 tot en met 8 januari 2023 op het parkeerterrein bij [adres] in [woonplaats] .
Het college heeft een omgevingsvergunning verleend voor het plaatsen van een tent ten behoeve van een ijsbaan met bijbehorende (lichte) horecagelegenheid van 1 november 2002 tot 1 februari 2023. De omgevingsvergunning is verleend voor de activiteiten bouwen en het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met het bestemmingsplan. De burgemeester heeft een evenementenvergunning verleend voor een overdekte ijsbaan met koek en zopie en een aantal bijzondere activiteiten waarvoor kan worden afgeweken van de geluidsnorm.
Verzoekster woont op korte afstand van de evenementenlocatie en heeft tegen allebei de vergunningen bezwaar gemaakt. Om te voorkomen dat het evenement van start gaat voordat het college en de burgemeester op haar bezwaren heeft beslist, heeft zij de voorzieningenrechter gevraagd om voor beide vergunningen een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft op de verzoeken gereageerd met een verweerschrift. Vergunninghouder heeft ook schriftelijk gereageerd.
De voorzieningenrechter heeft de verzoeken op 17 november 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoekster, de gemachtigde van het college, hij werd vergezeld door [A] , en [B] namens vergunninghouder.
Beoordeling door de voorzieningenrechter
1. De voorzieningenrechter wijst allebei de verzoeken af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Heeft verzoekster een spoedeisend belang bij haar verzoeken?
3. De voorzieningenrechter kan een voorlopige voorziening treffen als onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
4. Op de zitting hebben het college en de burgemeester aangevoerd dat als verzoekster alleen bezwaar heeft gemaakt omdat zij vindt dat de vergunningen onrechtmatig zijn, zij geen spoedeisend belang heeft bij haar verzoeken om voorlopige voorziening. De rechtmatigheid van de vergunningen zal door het college en de burgemeester in de bezwaarfase worden beoordeeld. Verzoekster kan de beslissingen hierover volgens hen afwachten.
5. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft verzoekster niet alleen aangevoerd dat de vergunningen onrechtmatig zijn, maar heeft zij in haar verzoekschriften en op de zitting ook gesteld overlast te ondervinden van het evenement. Omdat het evenement op
25 november 2022 begint heeft verzoekster spoedeisend belang bij haar verzoeken om voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter acht haar verzoeken daarom ontvankelijk.
Wat beoordeelt de voorzieningenrechter?
6. Voor het treffen van een voorlopige voorziening in de fase van bezwaar is in beginsel alleen aanleiding als het besluit waartegen bezwaar is gemaakt zodanig gebrekkig is dat het in heroverweging naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet of niet volledig in stand kan blijven. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij voorlopige voorzieningen zal treffen daarom als eerste of de bezwaargronden van verzoekster een redelijke kans van slagen hebben en tot herroeping van de vergunningen kunnen leiden. Vervolgens weegt de voorzieningenrechter de belangen van verzoekster die pleiten vóór het treffen van voorlopige voorzieningen en de belangen van het college en vergunninghouder die pleiten tegen het treffen daarvan. Hoe zekerder de voorzieningenrechter is dat het besluit waartegen bezwaar is gemaakt in stand kan blijven, hoe minder ruimte er bij deze belangenafweging is voor de belangen van verzoekster.
7. De voorzieningenrechter zal de verzoeken om voorlopige voorziening allebei afzonderlijk beoordelen.
De omgevingsvergunning (UTR 22/5020)