ECLI:NL:RBMNE:2022:491

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 februari 2022
Publicatiedatum
14 februari 2022
Zaaknummer
16/009567-21 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan hennepteelt en diefstal van elektriciteit

Op 15 februari 2022 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplichtigheid aan het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 100 uren met een proeftijd van één jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 14 december 2016 te Veenendaal opzettelijk behulpzaam was geweest bij het telen van 382 hennepplanten door het huurcontract van het pand op zijn naam te zetten, terwijl hij wist dat er een hennepkwekerij zou komen. De rechtbank hield rekening met de recidive van de verdachte en de overschrijding van de redelijke termijn van de procedure, wat leidde tot een strafvermindering. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat niet bewezen kon worden dat hij wetenschap had van de illegale stroomafname. De benadeelde partij, Stedin Netbeheer B.V., werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat de verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/009567-21 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 februari 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1959] te [geboorteplaats ] ,
wonende aan de [adres] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 februari 2022.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A.E. Lohuis en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A. van der Poel, advocaat te Veenendaal, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1 primair
op 14 december 2016 te Veenendaal, samen met een of meer anderen, 382 hennepplanten heeft geteeld en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad;
Feit 1 subsidiair
op 14 december 2016 te Veenendaal, [medeverdachte 1] en/of een of meer anderen opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot dan wel behulpzaam is geweest bij het in vereniging telen en/of opzettelijk aanwezig hebben van 382 hennepplanten;
Feit 2 primair
in de periode van 11 november 2015 tot en met 14 december 2016 te Veenendaal, samen met een of meer anderen, een hoeveelheid (van 83.750 kWh) elektriciteit heeft gestolen door middel van verbreking;
Feit 2 subsidiair
in de periode van 11 november 2015 tot en met 14 december 2016 te Veenendaal, [medeverdachte 1] en/of een of meer anderen opzettelijk gelegenheid heeft verschaft tot dan wel behulpzaam is geweest bij het in vereniging stelen van een hoeveelheid (van 83.750 kWh) elektriciteit door middel van verbreking.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de primair tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen.
Ten aanzien van feit 1 primair is hiertoe aangevoerd dat dit volgt uit de verklaringen van verdachten, de door verdachten naar elkaar gestuurde berichten en de huurconstructie waarbij [verdachte] hoofdhuurder werd en over de zolder beschikte, waar de hennepkwekerij is aangetroffen. Van het medeplegen moet verdachte partieel worden vrijgesproken, aldus de officier van justitie.
Ten aanzien van feit 2 primair is aangevoerd dat de bewezenverklaring volgt uit de aangifte en rapporten van Stedin Netbeheer B.V. De periode waarin illegaal stroom is afgetapt is gebaseerd op de zware vervuiling in de hennepkwekerij in de vorm van onder meer een dikke laag stof op de apparatuur en verkleurd purschuim, waaruit blijkt dat er zeker vijf volledige hennepoogsten hebben plaatsgevonden in de kwekerij van verdachte.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de tenlastegelegde feiten.
Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat verdachte niet wist en ook niet wilde dat er een hennepkwekerij op de [adres] te [woonplaats] zou komen, dat hij medeverdachte [medeverdachte 1] nauwelijks kende en dat hij niet in de woning kwam. Van medeplegen in de vorm van een nauwe en bewuste samenwerking, noch medeplichtigheid is gebleken. Verdachte had slechts de huurovereenkomst op zijn naam staan zodat [medeverdachte 1] in de woning kon blijven wonen. Verdachte heeft hiermee niet bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat er een hennepkwekerij zou komen en het enkele op naam hebben van een huurovereenkomst is onvoldoende om te spreken van behulpzaamheid hieraan (ECLI:NL:GHDHA:2021:207). Zelfs als verdachte van de (plannen voor een) hennepkwekerij had geweten bij het tekenen van het huurcontract in februari 2013, kan niet gezegd worden dat zijn (voorwaardelijk) opzet in december 2016 nog steeds gericht was op dit strafbare feit. Tevens is aangevoerd dat de verklaringen van medeverdachte [medeverdachte 1] als onbetrouwbaar terzijde moeten worden geschoven, nu hij er belang bij heeft de schuld in de schoenen van verdachte te schuiven en aantoonbaar onjuist heeft verklaard, bijvoorbeeld over het contant ontvangen van de huur van verdachte, terwijl verdachte op dat moment in de gevangenis zat. Verdachte daarentegen heeft betrouwbare verklaringen afgelegd, waarmee hij zichzelf heeft belast.
Ten aanzien van feit 2 is aangevoerd dat eveneens geen sprake is van medeplegen of medeplichtigheid. Van dubbel opzet aan de zijde van verdachte is geen sprake. Uit het dossier blijkt niet dat verdachte wetenschap had van de diefstal van de stroom en ook is bij hennepkwekerijen niet per definitie sprake van diefstal van stroom. Op de door Stedin genoemde startdatum van het illegaal aftappen, 11 november 2015, zat verdachte in de gevangenis en daarbij stond het energiecontract op naam van medeverdachte [medeverdachte 1] .
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
In de processen-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] staat onder meer het volgende:
Op woensdag 14 december 2016, omstreeks 13:55 uur, stelde ik naar aanleiding van het feit dat er door collega's, na een melding gedaan over wateroverlast, een hennepkwekerij was aangetroffen in de woning aan [adres] , [woonplaats] een onderzoek in op het adres [adres] , [woonplaats] , vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Op het genoemde adres [adres] , [woonplaats] , stond de volgende persoon ingeschreven:
Achternaam : [medeverdachte 1]
Voornamen : [voornamen]
Het pand betrof een bovenwoning bestaande uit twee verdiepingen. De zolderverdieping was geheel in het gebruik voor de hennepkwekerij. [2]
Na het binnentreden zag ik het volgende: Kweekruimte 1 was ongeveer 12m2 groot. Ik
telde in de kweekruimte 180 hennepplanten […].
Na het binnentreden zag ik het volgende: Kweekruimte was ongeveer 11m2 groot. Ik
telde 180 hennepstekken.
Na het binnentreden zag ik het volgende: Kweekruimte 3 was 11m2 grote kweekruimte.
In totaal stonden er 22 hennepstekken. [3]
Ik nam uit iedere ruimte een willekeurige plant.
Uit de determinatie en de drugstest mag gesteld worden, dat de inbeslaggenomen planten hennepplanten waren van het geslacht Cannabis. [4]
Door de Digitale Recherche van de politie Midden-Nederland werden de gegevens op de mobiele telefoon van verdachte [medeverdachte 1] veiliggesteld.
In de veiliggestelde gegevens van de mobiele telefoon van de verdachte [medeverdachte 1] zag ik dat er tussen de contacten een contact stond met de benaming [verdachte] met het nummer [telefoonnummer] . [5]
30-01-2017, omstreeks 12:55:45 uur, werd ontvangen van het contact [verdachte] : “Dan maar ff zo. Als jij zegt dat ik nergens vanaf wist en alleen me daar ingeschreven heb zodat jij kon blijven wonen. Krijg jij zo gauw ik het weer missen kan geld van mij hoeveel spreken nog wel af dan. Heb nu niks ben al vanaf sept bezig om bijstand te krijgen.”
30-01-2017, omstreeks 13:14:45 uur, werd verstuurd naar het contact [verdachte] : “Neej dat komt nog wel als ik er ben gwst, maar kwil wel eerste concrete afspraken voor ik er over denk of ik schuld op me neem dus lijkt me dan slim om woensdagavond ff af te spreken snap je” [6]
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Wat is jouw telefoonnummer?
A: Mijn nummer [telefoonnummer] . [7]
V: Kom of kwam je weleens bij het [adres] , [woonplaats] .
A: […] De jongen die daar woonde heet [medeverdachte 1] . […] Die jongen vroeg aan mij of ik op papier bij hem wilde wonen anders zou hij zijn woning uit moeten. […] Ik heb toen een huurcontract ondertekend met de verhuurder van het [adres] in [woonplaats] . […]
O: Ik toon je een kopie van een huurcontract. Dit is afbeelding 1 en zal als bijlage bij dit verhoor gevoegd worden.
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Mijn handtekening staat er onder. Dus dit is het huurcontract wat ik getekend heb. […] [8]
A: Ik wil zeggen dat ik wist dat er een hennepkwekerij zou komen. Ik heb hier geld voor gehad. Maar ik heb niks met de opbouw van de hennepkwekerij te maken. [medeverdachte 1] vroeg mij om op papier bij hem te komen wonen. Ik zou daar wat geld voor krijgen. En toen heb ik getekend op een gegeven moment.
V: Dus je wist het wel?
A: Ja, ik wist van de hennepkwekerij […]. [9]
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik ben door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] benaderd of ik de huurovereenkomst van [adres] te [woonplaats] op mijn naam wilde laten zetten. Ik heb toegestemd.
Het klopt dat ik hier geld voor heb gekregen, € 6.000,-. Ik heb het in drie keer gehad, namelijk drie keer € 2.000,-.
Ik ben eerder veroordeeld vanwege een hennepkwekerij in een huis waarvoor ik het huurcontract had getekend. Dat was ook via [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gegaan. [10]
Bewijsoverweging feit 1 subsidiair
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat van verdachte geen verdere betrokkenheid bij de hennepkwekerij kan worden vastgesteld dan dat hij de huurder was van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Verdachte heeft in 2013 het huurcontract op zijn naam laten zetten, nadat hij hiervoor naar eigen zeggen benaderd was door de hem bekende [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Voor het op zijn naam zetten, heeft verdachte geld gekregen. Verdachte heeft bij de politie duidelijk verklaard dat hij wist dat er een hennepkwekerij in het pand zou komen. Nadat de politie verdachte nogmaals vroeg of verdachte van de hennepkwekerij wist, antwoordde hij immers bevestigend. Hieraan ondersteunend acht de rechtbank een latere verklaring van verdachte dat hij eerder op verzoek van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een ander pand op zijn naam heeft laten zetten ten behoeve van een hennepkwekerij. Daarbij komt dat verdachte ook niet in het pand aan de [adres] te [woonplaats] is gaan wonen. Alleen medeverdachte [medeverdachte 1] woonde in het pand (op de eerste verdieping). De zolder bleef vrij voor de hennepkwekerij. Door het ondertekenen van het huurcontract en het ter beschikking stellen van de zolder, terwijl hij wist dat er een hennepkwekerij zou komen, is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest bij deze hennepkwekerij. Het tijdsverloop tussen het aangaan van de overeenkomst en het aantreffen van de hennepplantage, is daarop niet van invloed. Van enige inhoudelijke wijziging van de in 2013 opgezette constructie is immers niet gebleken.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 14 december 2016 te Veenendaal schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van 382 hennepplanten.
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Uit het dossier is niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (een) ander(en) bij het telen van hennep dan wel het aanwezig hebben van hennepplanten. De rechtbank kwalificeert het op naam zetten van het huurcontract en het ter beschikking stellen van de zolder als het behulpzaam zijn bij het telen en aanwezig hebben van de hennepplanten, en niet als een substantiële bijdrage hieraan.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. De rechtbank is, in tegenstelling tot de officier van justitie, van oordeel dat op basis van het dossier niet is gebleken dat verdachte wetenschap had van de geplaatste extra hoofdzekeringen in de meterkast. Deze zorgden er voor dat de afgenomen elektriciteit niet werd geregistreerd door de meter. Nu wetenschap van verdachte over de illegale aansluiting als zodanig niet uit het dossier volgt, kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan het) stelen van elektriciteit.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat:
Feit 1 subsidiair
één of meer onbekend gebleven personen op 14 december 2016 te [woonplaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 382 hennepplanten, zijnde een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte op 14 december 2016 te [woonplaats] , opzettelijk behulpzaam is geweest, door het huurcontract van voornoemd pand op zich te nemen en aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
Feit 1 subsidiair
medeplichtigheid aan het opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van twee maanden, geheel voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren;
- een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft in het geval van een bewezenverklaring verzocht rekening te houden met overschrijding van de redelijke termijn en de lichamelijke klachten van verdachte. De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht om geen straf op te leggen (artikel 9a Wetboek van Strafrecht).
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van 382 hennepplanten. Het is een feit van algemene bekendheid dat de handel in drugs veelal gepaard gaat met verschillende vormen van criminaliteit en illegale geldstromen, waarbij het een belangrijke schakel vormt in de keten van ondermijnende, criminele activiteiten die de samenleving ernstig ontwrichten. Verdachte heeft hierin een rol vervuld door het huurcontract van de woning op zijn naam te zetten en de zolder van de woning ter beschikking te stellen ten behoeve van de hennepkwekerij. Verdachte heeft gehandeld uit financieel gewin, nu hij geld kreeg voor het op zijn naam laten zetten van het huurcontract, terwijl hij wist dat er een hennepkwekerij zou komen. Dit rekent de rechtbank verdachte aan.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 december 2021, waaruit blijkt dat verdachte bij arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 17 juni 2014 is veroordeeld voor hennepteelt. Deze uitspraak was onherroepelijk op het moment dat verdachte onderhavig feit pleegde. Er is dus sprake van recidive. Over verdachte is geen reclasseringsrapport opgemaakt. Ter terechtzitting is gebleken dat verdachte wegens zijn medische toestand niet werkt en een bijstandsuitkering heeft. Ook heeft hij nog schulden, waarvoor hij een regeling heeft getroffen. Verdachte is sinds het bewezen verklaarde feit niet meer in aanraking gekomen met politie en justitie wegens Opiumwetdelicten.
Straf
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd en op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor het telen van tussen de 100 en 500 hennepplanten is het uitgangspunt een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand en een taakstraf van 120 uren. Het feit dat er sprake is van recidive, is een strafverhogende omstandigheid. Ook houdt de rechtbank rekening met het bepaalde in artikel 49 Wetboek van Strafrecht, waaruit volgt dat de straf in geval van medeplichtigheid met een derde wordt verminderd.
Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens is overschreden. Als uitgangspunt heeft te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen. De hennepkwekerij is op 14 december 2016 ontmanteld en verdachte is op 11 augustus 2017 hierover verhoord door de politie. Op dat moment kon verdachte in redelijkheid verwachten dat tegen hem strafvervolging zou worden ingesteld. Het vonnis wordt op 15 februari 2022 gewezen. Daarmee is de redelijke termijn met ruim twee en een half jaar overschreden. Nu deze overschrijding niet is toe te rekenen aan verdachte, zal de rechtbank compensatie toepassen door middel van strafvermindering. Zonder de overschrijding van de redelijke termijn zou aan verdachte ook een onvoorwaardelijk strafdeel en een proeftijd van twee jaren zijn opgelegd.
Alles afwegende acht de rechtbank een geheel voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 100 uren, met een proeftijd van één jaar, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

Stedin Netbeheer B.V. heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 5.890,01. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte onder feit 2 tenlastegelegde feit.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen, vermeerderd met de wettelijk rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Gelet op het door de officier van justitie bewezen geachte feit 1 primair bij verdachte en feit 2 subsidiair bij medeverdachte [medeverdachte 1] (medeplichtigheid), verzoekt zij verdachte te veroordelen tot betaling van twee derde van het gevorderde bedrag en medeverdachte [medeverdachte 1] tot één derde hiervan.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de verzochte vrijspraak.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu verdachte van het onder feit 2 tenlastegelegde wordt vrijgesproken.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 48 en 49 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder feit 1 primair en feit 2 (primair en subsidiair) tenlastegelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart hetgeen meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder feit 1 subsidiair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
- bepaalt dat
de taakstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzijde rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde overtreedt;
- stelt daarbij een
proeftijdvan
één (1) jaarvast;
Benadeelde partij
- verklaart Stedin Netbeheer B.V. niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.F. Koenis, voorzitter, mrs. S.M. Schothorst en
J.O. Zuurmond, rechters, in tegenwoordigheid van mr. R.H. Lagerweij, griffier, en
is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 februari 2022.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Feit 1
hij op of omstreeks 14 december 2016 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen opzettelijk heeft geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, een grote hoeveelheid als bedoeld in artikel 11 lid 5 van de Opiumwet, te weten 382 hennepplanten,
zijnde een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet,
(Artikel art 11 lid 2 Opiumwet, art 11 lid 5 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen op of omstreeks
14 december 2016 te [woonplaats] met elkaar, althans één van hen, opzettelijk heeft/hebben geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan [adres] ) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 382 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf/misdrijven verdachte op of omstreeks 14 december 2016 te [woonplaats] , in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk gelegenheid n/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest, door de huur en/of het huurcontract van voornoemd pand op zich te nemen en/of aan die onbekend gebleven persoon/personen voornoemd pand voor de teelt/het kweken van hennepplanten ter beschikking te stellen;
(Artikel art 3 ahf/ond B Opiumwet, art 3 ahf/ond C Opiumwet, art 11 lid 2 Opiumwet, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht)
Feit 2
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2015 tot en met 14 december 2016 te Veenendaal tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 83.750 kWh, althans een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, waarbij verdachte en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaatsvan het misdrijf hebben verschaft en/of dat weg te nemen goed onder zijn/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of een of meer onbekend gebleven personen in of omstreeks de
periode van 11 november 2015 tot en met 14 december 2016 te [woonplaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen 83.750 kWh, althans een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Stedin N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [verdachte] en/of zijn mededaders en/of aan verdachte, waarbij die [verdachte] en/of zijn mededaders zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goederen onder zijn/haar/hun bereik hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte op of omstreeks 14 december 2016 te Veenendaal in elk geval in Nederland, opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door de huur en/of het huurcontract van voornoemd pand op zich te nemen en/of het pand gelegen aan de [adres] voor de diefstal van stroom en/of het telen van hennep ter beschikking te stellen;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht, art 48 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 12 januari 2018, genummerd PL0900-2017004725, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd 1 tot en met 240. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 4.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 5.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 42.
5.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 44.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 46.
7.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 215.
8.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 216, met bijlage op pagina’s 220-222.
9.Een proces-verbaal van verhoor van verdachte, pagina 229.
10.Het proces-verbaal ter terechtzitting van 1 februari 2022.