4.3Het oordeel van de rechtbank
In de processen-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] staat onder meer het volgende:
Op woensdag 14 december 2016, omstreeks 13:55 uur, stelde ik naar aanleiding van het feit dat er door collega's, na een melding gedaan over wateroverlast, een hennepkwekerij was aangetroffen in de woning aan [adres] , [woonplaats] een onderzoek in op het adres [adres] , [woonplaats] , vanwege een verdenking van overtreding van de Opiumwet.
Op het genoemde adres [adres] , [woonplaats] , stond de volgende persoon ingeschreven:
Achternaam : [medeverdachte 1]
Voornamen : [voornamen]
Het pand betrof een bovenwoning bestaande uit twee verdiepingen. De zolderverdieping was geheel in het gebruik voor de hennepkwekerij.
Na het binnentreden zag ik het volgende: Kweekruimte 1 was ongeveer 12m2 groot. Ik
telde in de kweekruimte 180 hennepplanten […].
Na het binnentreden zag ik het volgende: Kweekruimte was ongeveer 11m2 groot. Ik
telde 180 hennepstekken.
Na het binnentreden zag ik het volgende: Kweekruimte 3 was 11m2 grote kweekruimte.
In totaal stonden er 22 hennepstekken.
Ik nam uit iedere ruimte een willekeurige plant.
Uit de determinatie en de drugstest mag gesteld worden, dat de inbeslaggenomen planten hennepplanten waren van het geslacht Cannabis.
Door de Digitale Recherche van de politie Midden-Nederland werden de gegevens op de mobiele telefoon van verdachte [medeverdachte 1] veiliggesteld.
In de veiliggestelde gegevens van de mobiele telefoon van de verdachte [medeverdachte 1] zag ik dat er tussen de contacten een contact stond met de benaming [verdachte] met het nummer [telefoonnummer] .
30-01-2017, omstreeks 12:55:45 uur, werd ontvangen van het contact [verdachte] : “Dan maar ff zo. Als jij zegt dat ik nergens vanaf wist en alleen me daar ingeschreven heb zodat jij kon blijven wonen. Krijg jij zo gauw ik het weer missen kan geld van mij hoeveel spreken nog wel af dan. Heb nu niks ben al vanaf sept bezig om bijstand te krijgen.”
30-01-2017, omstreeks 13:14:45 uur, werd verstuurd naar het contact [verdachte] : “Neej dat komt nog wel als ik er ben gwst, maar kwil wel eerste concrete afspraken voor ik er over denk of ik schuld op me neem dus lijkt me dan slim om woensdagavond ff af te spreken snap je”
Verdachte heeft onder meer het volgende verklaard:
V: Wat is jouw telefoonnummer?
A: Mijn nummer [telefoonnummer] .
V: Kom of kwam je weleens bij het [adres] , [woonplaats] .
A: […] De jongen die daar woonde heet [medeverdachte 1] . […] Die jongen vroeg aan mij of ik op papier bij hem wilde wonen anders zou hij zijn woning uit moeten. […] Ik heb toen een huurcontract ondertekend met de verhuurder van het [adres] in [woonplaats] . […]
O: Ik toon je een kopie van een huurcontract. Dit is afbeelding 1 en zal als bijlage bij dit verhoor gevoegd worden.
V: Wat kun je hierover verklaren?
A: Mijn handtekening staat er onder. Dus dit is het huurcontract wat ik getekend heb. […]
A: Ik wil zeggen dat ik wist dat er een hennepkwekerij zou komen. Ik heb hier geld voor gehad. Maar ik heb niks met de opbouw van de hennepkwekerij te maken. [medeverdachte 1] vroeg mij om op papier bij hem te komen wonen. Ik zou daar wat geld voor krijgen. En toen heb ik getekend op een gegeven moment.
V: Dus je wist het wel?
A: Ja, ik wist van de hennepkwekerij […].
Verdachte heeft ter terechtzitting onder meer het volgende verklaard:
Ik ben door [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] benaderd of ik de huurovereenkomst van [adres] te [woonplaats] op mijn naam wilde laten zetten. Ik heb toegestemd.
Het klopt dat ik hier geld voor heb gekregen, € 6.000,-. Ik heb het in drie keer gehad, namelijk drie keer € 2.000,-.
Ik ben eerder veroordeeld vanwege een hennepkwekerij in een huis waarvoor ik het huurcontract had getekend. Dat was ook via [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] gegaan.
Bewijsoverweging feit 1 subsidiair
Op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat van verdachte geen verdere betrokkenheid bij de hennepkwekerij kan worden vastgesteld dan dat hij de huurder was van de woning aan de [adres] te [woonplaats] . Verdachte heeft in 2013 het huurcontract op zijn naam laten zetten, nadat hij hiervoor naar eigen zeggen benaderd was door de hem bekende [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] . Voor het op zijn naam zetten, heeft verdachte geld gekregen. Verdachte heeft bij de politie duidelijk verklaard dat hij wist dat er een hennepkwekerij in het pand zou komen. Nadat de politie verdachte nogmaals vroeg of verdachte van de hennepkwekerij wist, antwoordde hij immers bevestigend. Hieraan ondersteunend acht de rechtbank een latere verklaring van verdachte dat hij eerder op verzoek van [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] een ander pand op zijn naam heeft laten zetten ten behoeve van een hennepkwekerij. Daarbij komt dat verdachte ook niet in het pand aan de [adres] te [woonplaats] is gaan wonen. Alleen medeverdachte [medeverdachte 1] woonde in het pand (op de eerste verdieping). De zolder bleef vrij voor de hennepkwekerij. Door het ondertekenen van het huurcontract en het ter beschikking stellen van de zolder, terwijl hij wist dat er een hennepkwekerij zou komen, is verdachte opzettelijk behulpzaam geweest bij deze hennepkwekerij. Het tijdsverloop tussen het aangaan van de overeenkomst en het aantreffen van de hennepplantage, is daarop niet van invloed. Van enige inhoudelijke wijziging van de in 2013 opgezette constructie is immers niet gebleken.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich op 14 december 2016 te Veenendaal schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het telen van 382 hennepplanten.
Vrijspraak feit 1 primair
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair tenlastegelegde. Uit het dossier is niet gebleken van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en (een) ander(en) bij het telen van hennep dan wel het aanwezig hebben van hennepplanten. De rechtbank kwalificeert het op naam zetten van het huurcontract en het ter beschikking stellen van de zolder als het behulpzaam zijn bij het telen en aanwezig hebben van de hennepplanten, en niet als een substantiële bijdrage hieraan.
Vrijspraak feit 2
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij. De rechtbank is, in tegenstelling tot de officier van justitie, van oordeel dat op basis van het dossier niet is gebleken dat verdachte wetenschap had van de geplaatste extra hoofdzekeringen in de meterkast. Deze zorgden er voor dat de afgenomen elektriciteit niet werd geregistreerd door de meter. Nu wetenschap van verdachte over de illegale aansluiting als zodanig niet uit het dossier volgt, kan niet worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het (medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan het) stelen van elektriciteit.