Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 november 2022 in de zaak tussen
[eiser 2] en [eiser 3], eisers
Rechtbank Midden-Nederland
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het besluit van verweerder van 18 maart 2021, waarin het verzoek van eisers op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) buiten behandeling is gesteld. Verweerder heeft het Wob-verzoek op 5 november 2021 in bezwaar gehandhaafd, met als argument dat het verzoek te algemeen en onbegrensd is. De rechtbank heeft het beroep op 24 juni 2022 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. De rechtbank heeft het onderzoek geschorst om verweerder de gelegenheid te geven een overzicht van lopende zaken te verstrekken, maar na ontvangst van dit overzicht hebben eisers aangegeven dat er geen overeenstemming was bereikt.
Eisers hebben op 29 januari 2021 een Wob-verzoek ingediend, waarin zij om informatie vroegen met betrekking tot alle dossiers die onder de coördinator vallen. Verweerder heeft het verzoek buiten behandeling gesteld, omdat het te algemeen was en niet voldeed aan de eisen van de Wob. Eisers zijn het niet eens met deze beslissing en verwijzen naar een advies van de commissie bezwaarschriften, waarin staat dat het verzoek voldoende duidelijk is. De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht heeft gesteld dat het verzoek geen bestuurlijke aangelegenheid betreft en dat eisers niet voldoende hebben gespecificeerd waarover zij informatie wensen.
De rechtbank concludeert dat het Wob-verzoek terecht buiten behandeling is gesteld, omdat eisers niet de gelegenheid hebben benut om het verzoek te preciseren. Het beroep van eisers wordt ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk krijgen en geen vergoeding van proceskosten ontvangen. De uitspraak is gedaan door mr. J.H. Lange, rechter, en is openbaar uitgesproken op 16 november 2022.