In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, gaat het om een ongeval dat plaatsvond op 29 oktober 2021 tussen een voetganger, aangeduid als verzoeker, en een snorfietser. De verzoeker heeft letsel opgelopen en heeft de N.V. Schadeverzekering-Maatschappij Bovemij aansprakelijk gesteld. Bovemij erkende in eerste instantie aansprakelijkheid, maar stelde later dat er sprake was van medeschuld aan de zijde van de verzoeker. De rechtbank heeft de verzoeken van de verzoeker beoordeeld, waarbij de erkenning van aansprakelijkheid door Bovemij en de vraag of er sprake was van medeschuld centraal stonden. De rechtbank oordeelde dat de erkenning van aansprakelijkheid niet automatisch betekent dat Bovemij ook alle schade moet vergoeden, vooral niet gezien de omstandigheden van het ongeval en de erkenning in een vroeg stadium van de schaderegeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat Bovemij aansprakelijk is op grond van artikel 185 van de Wegenverkeerswet, maar dat er mogelijk medeschuld aan de zijde van de verzoeker kan zijn. De rechtbank heeft de kosten van de procedure begroot en Bovemij veroordeeld tot betaling van deze kosten aan de verzoeker. De overige verzoeken van de verzoeker zijn afgewezen.