ECLI:NL:RBMNE:2022:4729
Rechtbank Midden-Nederland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak; vaststelling waarde en proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 24 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil over de WOZ-waarde van een woning. Eiser, eigenaar van de woning aan [adres 1] in [woonplaats], heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van de gemeente [gemeente], die de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2021 had vastgesteld op € 573.000,-. Eiser betwist deze waarde en stelt dat de waarde maximaal € 529.000,- zou moeten zijn. De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 15 juni 2022, waarbij eiser werd vertegenwoordigd door R. van der Weide en de verweerder door zijn gemachtigde J.H. Maas, bijgestaan door taxateur M.M. Dens.
De rechtbank heeft overwogen dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de WOZ-waarde van de woning niet te hoog is vastgesteld. Eiser heeft betoogd dat de woning niet beter gelegen is dan de referentiewoningen en dat de kwaliteit van de woning niet boven gemiddeld is. De rechtbank heeft de argumenten van eiser gevolgd en geconcludeerd dat de heffingsambtenaar onvoldoende bewijs heeft geleverd voor de vastgestelde waarde. De rechtbank heeft de waarde van de woning schattenderwijs vastgesteld op € 551.000,-, en de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig verlaagd.
Daarnaast heeft de rechtbank verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.056,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder het door eiser betaalde griffierecht van € 49,- moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.